BLAFFENDE HONDEN
Is de voorjaarsmode nog een
GE^LOTEIV
BOEK
voor U?
30
Vervolg van bladz. 23
Koopt dan de nieuwe
„ZOMERPBACHT"
en het xal
voor II
opengaan
Bestellingen hunnen gescbie
tien: bif Uw agent. Uw bezor-
ger of (ten boekhandeldoor
girostorting op no. .293631
door toezending van bet bedrag
per postwissel of in post'
zegels aan nevenstaand adres
n een zeldzame uitgebreidheid wordt
daarin de mode van het a.s. sei
zoen behandeld. Honderden modellen
demonstreeren op voortreffelijke wijze
de mogelijkheden voor dames van
elk figuur en eiken leeftijd. Er is een
kindermodeboek met ruim 100 mo
dellen voor jongens en meisjes in
opgenomen en zelfs heerenpyama's
vonden een plaats in „Zomerpracht".
Knippatronen en reductiebon.
Van alle 363 modellen kunt U weer
de uitstekende knippatronen verkrij
gen voor slechts 20, 35 en 50 cent.
Bovendien bevindt zich een reductie
bon in het modeboek, waarmee U
ter kennismaking één knippatroon uit
den geheelen voorraad kunt bestellen
met 40 tot 50 korting.
U ziet dat er vele voordeden aan
„Zomerpracht" verbonden zijn, voor
deden, waarvan U nog kunt profiteeren
tegen den ouden prijs. Ondanks stij
gende productiekosten wordt
„Zomerpracht" verkocht voor OU ct.
Bestelt U meteen? Uw exemplaar
ligt gereed!
PATR0NENKANT00R PAN0RA
Nassauplein 1 Haarlem
u mee. I' wou zeker, dat ik 't dek es
goed afzocht naar de verdwaalde kiezen
en slagtanden, is 't niet?"
„Hemeltje nee," zuchtte kapitein
Ball. „Dat gebit -negentig gulden
heeft 't me gekoszjt - is voor Havana
uit mijn mond geduikeld en in den
plomp gevallen. Ik wou je vragen, of
je een nieuw szjtel tanden voor me kon
maken."
„Haken?" zei Glen cannon hem na.
„Ken n niet wachten tot we in Lifferpóol
zijn. en u 'n behoorlijk gebit an laten
meten?"
„Nee." zei kapitein Balk ,,T)asz juist
't ongeluk. Ik krijg een afszj.... een
laszjik bedoel een heel leelijk kar
weitje op te knappen, als we dokken,
en ehenfin, ik ben bang, dat mijn
baantje als kaptein van dit schip er van
afhangt, hoe ik dat opknap, 't Is een
praat karwei. en als 't op praten
aankomt, heb ik niet veel fiducie in
mezelf. Dan is 't net, of ik van binnen
heelemaal in mekaar kronkel. En als ik
dan óók nog geen tanden heb...."
Hij maakte een slikbeweging en een
wanhopig gebaar, en zweeg even. „Ik
begin 'n jaartje ouder te worden, me
neer Gleneannon ja, ik begin een
jaartje ouder te worden - en al wil ik
geen namen noemen, u weet geloof ik
ook wel, dat er lui hier aan boord zijn,
die wat graag mijn baantje over zouden
nemen. Begrijp me goed.... ik kan 't.
meneer Montgomery in m'n hart niet
kwalijk nemen. maar. enfin, leesz
dat mooie briefje maar eens, dat ik van
dien lafbek van een Hazzezlitt gekregen
heb!"
„Plof!" zei meneer Gleneannon, toen
hij de missive had doorgelezen en
terug gaf. „Kaptein, li hoeft niks meer
te zeggen! Ik heb geen flauw benul van
de tandartserij, maar toch beloof ik je,
dat ik 'n mond met tanden voor je
maak, waar je nog trotsch op zou zijn
als je in 't, Buckingham-paleis most ver
schijnen. Laat es kijken. 'I is maar
om te probeeren hoe u 't hebben wilt....
hoe denkt u over een knap koperen ge-
bitje, met tandjes zoo scherp as 'n
scheermes? Ja. koper. en dan 'n net,
tandvleesehie van lood!"
„Koper. dat lijkt me niet sjzzoo
geschikt," zei kapitein Ball. „Dat zou
niet erg vriendelijk staan, szal ik maar
zeggen; en trouwens, dan krijg ik net
een sjzinaak in m'n mond of ik Balkan-
centen pruim."
„Ja, daar is misschien wat van an."
peinsde meneer Gleneannon. „Ilt zal
iets beters zien te bedenken. Had je 't
me nou maar verteld, voor we de
tropische wateren uit waren, dan had
ik een haai kennen vangen.... die
beesten kennen zich beroemen op hon
derden prachttanden. Maar wie weet
is de fortuin ons nog gunstig, en vinden
we ergens tusschen hier en Lifferpool
een lijk van een dooien matroos in zee
drijven. Als we dat mazzel hebben, is 't
een kleinigheid...."
„Bir!" deed kapitein Ball. „Nee, dat
niet
Meneer Gleneannon schokschouderde.
„Ik zon maar niet te kieskeurig zijn,"
zei hij. „Kieskeurig, hahaha! Hoorde
je dat moppie van me, kapitein? As je
kiezen wil hebben, eu je keurige kiezen
wil hebben, mot je niet te kieskeurig
zijn! Wel leuk, vin u niet?"
„Mnnn. eh. jawel," gaf kapi
tein Ball weifelend toe. „Maar ik ben
op 't oogenblik in geen sslzjtemming
voor 'n hoorsjpel."
„Mot je juist wél zijn!" grinnikte
Gleneannon, en hij gaf zijn meerdere een
klap op zijn schouder. „Je heb mè dien
brief laten lezen en je heb je gemoed
tegen me ontlast, dus ken je 'r op reke
nen, dat alles in orde komt.. En as u
me nou een minuutje wil excuseeren,
meneer, ga ik even in de machinekamer
'n bonkie stopverf zoeken, dan kennen
we 'n gipsmodel van uw mond maken."
III.
Een honderd mijl ten zuidwesten van
kaap Clear streefde de Inehcliffe Castle
voort naar den ingang van het St
George-kanaal. De reis naderde haar
einde.
„Weten jullie wel," zei meneer Mont
gomery, toen de officieren dien avond
aan tafel bijeen zaten, „dat er ier aan
boord iets geëimzinnigs gebeurt? Ik
durf er aast niet aan te denken, waar
dat op buit moet loopen. Vertel maar
eens op, meneer Swales; we zullen
graag eerst 't verslag van uw berva-
ringen ooren."
„Nou," zei meneer Swales, zijn pijpje
paffend, ,,'t is er gek genog voor. Ver-
lejen week, toen ik wacht had snaehs.
is t'er iemand in me kamer geweest en
die heb 'n gummi hak van één van me
nieuwe bruine schoenen gegapt. Versta
me goed - één hak. ééntje maar. lloe
verklaar je dat nou?"
„Verklaren doen we later," zei meneer
Montgomery. „Meneer Levy eeft nog
niets verteld."
„O, over m'n zilveren sigaretten
koker bedoel je?" zei de marconist.
„Nou, kijk maar es. Als de heeren even
kijken willen?"
De heeren constateerden, dat de
koker geen koker meer was. maar een
los deksel. Dit was versierd met een
gekleurde beeltenis in email van een
matador die in de arena een stier over
hoop stak.
„Puur zuiver fijn zilver!" deelde
meneer Levy spijtig mee. ,,'n Glad
plakje metaal, maar édel metaal, duur
metaal! Als die gannef 't nou toch in z'n
handen had. waarom heeft ie den lieelen
koker niet gestolen? En als ie dan tóch
maar de helft wou hebben, waarom
nam hij dan niet die helft met dien
stieren vechter erop
„Misschien was ie lid van de. dieren
bescherming," zei meneer Gleneannon,
terwijl hij naar liet plaatje keek.
„Enfin, dat doet er allemaal niet toe,"
zei meneer Montgomery. ,,-De oofdzaak
is, dat de een of andere schavuit ier aan
boord hoveral de elft af steelt. Ik ben
bijvoorbeeld 't andvat van m'n tanden
borstel kwijt. Gewoon hafgebroken
ik eb er gewoon geen onvast meer aan."
„Is 't waarachtig?" stiet meneer
MacQuayle uit. „De mijne is ook kapot
gebroken
„Ilasjeblioftzei meneer Montgo
mery. „Ik wil met iedereen* wedden,
dat ze bij jullie allemaal iets hebben
gekaapt."
„En of!" riep meneer Gleneannon.
„Ik wou d'r niet over beginnen, maar
d'r is een halve flesch whisky van m'n
kamer verdwenen, gisteravond tusschen
negenen en elven, 't Was Diiggans Dauw
van Kirkintilloch, een merk. waar ik
een sterk zwak voor heb. Stel je
mijn droefheid en verslagenheid voor,
toen ik eventjes voor 't avondeten in
m'n hoofd kreeg, om eens naar die flesch
te kijken, en ontdekte, dat de helft er
uit was!"
„Zie je!" riep de stuurman triom
fantelijk. „De elft er uit! Waar zou die
whisky gebleven zijn, denk je?"