STOFFEN d voor het ki omenae seizoen 38 Nog steeds zijn katoen, wol en zijde in zwang, maar zeer zeker voor zoo ver liet zuivere zijde betreft, geldt de vraag: „Hoe lang nog*" Want zuivere zijde, die vooral uit Frankrijk tot ons komt, wordt zelfs in het land van herkomst al vrijwel onbetaalbaar. Wol zal wat minder bezwaren opleveren, maar als de oorlog, met zijn transport-moeilijkheden, beperkte arbeids-capaciteit en enorme vorderingen voor de verschillende legers, nog lang duurt, zal ook zij steeds schaarselier en duurder worden. En. minder makkelijk door iets te vervangen zijn. Kunstzijde gaat nu waarschijnlijk een groote toekomst tegemoet, maar ondanks alle kreukherstellende eigenschappen zal zij dooi' degenen, die gewend zijn om zuivere zijde te dragen, toch altijd slechts als redder in den nood beschouwd worden. De stoffen voor het komende seizoenBeginnen we met onze mantels. Voor de meer sportieve jassen worden prachtige zware wollen stoffen gebruikt, die doorweven zijn met lama en kameelhaar. Over het algemeen verkiest men diagonaal en chevron- of visehgraatweefsels en daarnaast toont men ook in de dunnere stoffen een groote voorkeur voor mélange-weefsels. De lichte kleuren zijn doorweven met. een fijn angorahaartje in een andere tint en dat veelal juist in zwart, wat-het geheel misschien ietwat vuil moge doen lijken, doch de verschillende tinten bleu, geel, lichtgroen ook iets aantrekkelijk wazigs geeft. Tweed heeft niets meer van de nopjes-tweed, die we van vroeger kennen. De kleur op kleur geweven Shetland-tweed wordt in diverse modieuze tinten en ook in verschillende zwaarten gebracht. Voor een sportief jurkje of pakje, dat onder den wat zwaarderen swagger gedragen wordt, dient een lichtere kwaliteit. Voor dergelijke trois pièces worden ook double-facestoffen gebezigd, effen mantelstoffen, die van binnen een streep vertoonen, welke overeenkomt met het smallere en fijnere streepje van het mantelpakje. Een nouveauté is de gladgewe- ven wollen stof, die een zusje mag heeten van de vroeger zoozeer ge liefde „charmelaine". Deze wordt met verschillende, ook al vrij gladde crêpe-weefsels in hoofdzaak voor gekleede mantels en pakjes gebruikt. Voor den tailleur strijden Engel - sclie kamgarens en flanel om de voorkeur. De kamgarens mogen het dan al winnen voor den strengen tailleur, voor meer sportieve pakjes zal men graag naar flanel grijpen. Ook hier zien we vele diagonaal- en vischgraat-weefsels en daarnaast mélange-stofjes. In verschillende kamgarens is een fijn ruitje gewe ven, terwijl het kleine wit,-zwart ofwel wit- marine speldeknopruitje of zooals dat plech tiger heet: pointillé - sterk favoriet is. Ook het wat grootere ruitje, 't zoogenaamde „kraajen- pootje", doet weer 'op- gang en dat niet alleen in wit met zwart of marine, maar ook in beige met bruin of bruin met rose. Over het al gemeen zal men derge lijke stofjes graag met een effen jasje combi neeren. Ten slotte het nieuwste, maar ook meest gedistingeerde wat men op het gebied van tailleurstoffen brengt een fijn, als zijde zoo zacht, zuiver wollen weefsel, ,,fil *fK fil in diagonaal of chevron met desgewenscht nog een naaldstreepje erin, dat een ruit markeert. Bij tailleurs draagt men dit keer het liefst een vroolijke im- primé van surah, een zijdesoort, die veel lijkt op wat wij vroeger onder foulard verstonden en die bovendien sterk is. Nopjes zijn bijzonder in trek voor dit doel en als het een fantasiepakje geldt, voert men het jasje vaak met de zijde van de blouse. Het allernieuwste Parijsche snufje is een „résille" of „snood" of om er een Hollandsck woord voor te zoeken „zakje achter het hoedje" van hetzelfde materiaal als het bloesje. Bij gekleedere pakjes draagt men ook graag ragfijn batist, wit piqué of mousseline de soie. Wat japonnen "betreft, zullen we vaak fijne wollen stofjes dragen. Ook hier komen de mélange-weefsels vooraan. De verschillende stofjes zijn zoo glad mogelijk geweven en het bescheiden diagonaal of ander werkje is in dezelfde kleur gehouden. Ook de crèpe-stoffen zijn gladder dan; ooit. Wollen jersey wordt voor meer sportieve kleeding gebracht. Voor lioogzomer worden shantung en tussor gevraagde artikelen. Shantung wordt dan in allerlei moderne strepen gebracht. Daar naast zien we kunstzijde, linnen en piqué en voor heel eenvoudige jurkjes ook cretonnes en grof linnen in kleurigen druk. De indanthren-katoentjes, die zoo uiterst practisch zijn, omdat ze „lezen en schrijven kunnen", blijken burgerrecht verkregen te heb ben en staan dus ook weer op het program. Ten slotte het gekleedere jurkje. Naast kleurige kleine motiefjes zien we vooral ook veel kunstzinnige bloem-patronen, die iets fluweeligs gekregen hebben doordat de overgangen met wat lichtgrijs verdoezeld werden. Er zijn op het oogenblik nog zuivere zijtjes te krijgen, maar wat het winterseizoen ons brengen zal is nog zéér de vraag. Op het gebied van tafzijde iets nieuws, de geruite taffet mousseline, een veel lichter weefsel dan we kennen, dat het groote voordeel heeft van soepeler te vallen. De voorliefde voor geborduurde weefsels blijft bestaan. Naast open Engelsch borduursel op batist en linnens en piqué, zien we ook motiefjes van uitgetrokken draden. En als allerlaatste snufje linons en batist, dat. reeds voorzien is van ragfijne op- naaisels, zooals de groote mode voor bloesjes aan geeft. Dit alles biedt de voorjaarscollectie van een der voornaamste stoffen-magazijnen in ons land en het spreekt wel vanzelf, dat er, voordat Pasehen daar is, nog heel wat andere nouveauté's over de lands grenzen gekomen zullen zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 38