-- - 1 I Twee bekende inrichtingen voor i doofstommenonderwijs jubileeren j I GRONINGEN en ST.MICHIELSG ESTEL In de ral school voor meisjes wordt onderricht gegeven in de vervaardiging van nuttige en fraaie handwerken. s-~^cn prachtige, sociale arbeid, waarvoor iedere Nederlander den grootsten eer- bied dient te heb ben, zal binnenkort in 't brandpunt der belangstel ling komen te staan, na melijk het onderwijs voor doofstommen aan het instituut te Groningen en dat van het It. K. Doof- stommeninstituut te St. Michielsgestel, onder den rook van 's-flertogenbosch. Deze inleiding geeft aan leiding tot het stellen van enkele vragen, allereerst deze: zijn de beide hier genoemde inrichtingen de eenige in den lande en in de tweede plaats: waarom jubileert men? Om te be ginnen, eerst de laatste vraag, de redenen der jubilea. Deze zijn gelegen in de volgende feiten: op den 14den April zal het honderd vijftig jaar geleden zijn, dat het onderwijs aan doof stommen zijn intrede in Nederland deed in Gronin gen, en op 2 October van dit jaar is het honderd jaar geleden, dat het R.K. Doofstommeninstituut officieel te Nieuw-Herlaer werd opgericht. Het merkwaardige hierbij is, dat er bij deze oprichtingen een parallel valt te onderkennen en wel in het bijzonder, dat het initiatief, de eerste stoot, uit gegaan is van een geestelijke. In Groningen was het. de predikant der Waalsche gemeente, Henri Daniël Guyot, op 25 November 1753 op een buiten bij Trois-Fontaines geboren, die er den stoot toe gaf. St. Michielsgestel ziet zijn oprichter in een R.-katholiek priester uit Gemert, Martinne van Beek. Guyot bezocht in 1784 voor zijn genoegen Parijs, waar hij bijzondere belangstelling had voor de doof- stommenschool van den Franschen priester Charles Michel de L'Epée (1712-1788). De Groningsche pre dikant was er ongeveer een jaar lang „leerling" en in 1785 in Groningen teruggekeerd, nam hij twee doofstomme kinderen, een protestantsch meisje en een Joodschen jongen onder zijn hoede, d.w.z. op zijn kosten en in zijn woning ontvingen zij onderwijs. Het duurde niet lang, of de dominé kreeg meer aan vragen, die slechts ingewilligd konden worden als er hulp van buiten kwam. Een oproep daartoe bleef gelukkig niet zonder resultaten en zoo kon op den 14den April 1790 het instituut geopend worden, waarvan Guyot voorzitter werd. Zooals gezegd, ongeveer een gelijk iets ziet men ltrs. J. C'. BüchU, de directeur ran het instituut te Groningen, de inrichting, die 14 April honderdvijftig jaar bestaat. bij het R. K. Doofstom meninstituut. Eigenlijk dagteekent dit onderwijs niet van 1840. doch van 1828. In dat jaar leefde in Gemert een priester, met name Martinus van Beek, conrector aan de Latijnsche school. In deze gemeente waren in die dagen eenige doofstommen, voor wie de pastoor dier parochie, Hen- ricusden Dubbelden, meen de. dat er iets gedaan moest worden. Pastoor den Dubbelden verzocht den conrector, zich 't lot dezer arme mensehen aan te trekken. Na zijn dagelijk- sche werkzaamheden gaf hij zijn leerlingen bij zich aan huis onderwijs. Ook hier het gevolg: meer aan vragen, zelfs zooveel, dat hij ontslag moest nemen aan de Latijnsche school. En dit „voorbereidende" onderwijs heeft ten slotte geleid tot de officieele oprichting te Nieuw-Herlaer, in het oude seminarie aldaar. Later heeft mgr. Hermus, de tegenwoordige directeur van St. Michiels gestel, daar ter plaatse een prachtig instituut doen bou wen, dat zich terecht in een wereldberoemdheid mag verheugen. Ziehier, in 't kort. hoe twee zegenrijke instellingen in ons land voor arme medemensehen ont sproten zijn aan het brein van geestelijken. Wat de eerste vraag be treft, hierboven gesteld, de genoemde instituten zijn niet de eenige in ons land. Het desbetreffende onderwijs wordt ook gegeven te Am sterdam en Rotterdam (beide dagscholen), terwijl men in Voorburg het protestantseli- christelijk instituut kent. Men late bij deze opsom ming gerust godsdienst en politiek buiten beschouwing, want daarmee is het doof stommenonderwijs aller minst gebaat Er valt veel. zoo niet alles voor te zeggen, dat juist hier een verschil gemaakt is en wordt. Op de resul taten van het onderwijs heeft het niet den ge- ringsten invloed en op de toewijding van het on derwijzend personeel al evenmin. Hier gaat het er alléén om, zuiver en alleen: hoe kan men kinderen tot doofstommen maken, wien het mogelijk zal zijn. zich op lateien leeftijd te kunnen aanpassen aan hun naaste omgeving, d.w.z. hoe zullen zij dan over dagelijks voorkomende onderwerpen gemak kelijk van. gedachten kunnen wisselen? Doch dit niet alleen. Neen, er is nog een véél en véél belang rijker taak voor het onderwijzend personeel wegge legd hoe maken wij hen tot nuttige leden der maat schappij Nog maar al te zeer lieerscht hier en daar de opvatting, dat een doofstomme een onvolwaardige is. Niets is echter minder juist! Een doofstomme kan bepaalden arbeid evengoed verrichten als een ander, en evengoed kan hij met machines omgaan. De direc teur van het instituut in Groningen, de heer drs. M. J. C. Biichli, merkte dan ook met groote vol doening op. dat het contact tusschen het Nederland- sche bedrijfsleven en de doofstommeninrichtingen de laatste jaren beter geworden is. Doofstommen worden reeds op verscheidene plaatsen en in onderscheidene bedrijven te werk gesteld. En het is bekend, hoe groote kantoren bij voorkeur doofstommen in dienst genomen hebben om hen te plaatsen in afdeelingen, waar 't voornamelijk aankomt op intense coneen- stratie van aandacht op 't werk. Trouwens, Gronin gen geeft hiervan een markant voorbeeld door het onderricht in het fietsenmaken Op het Groningsche instituut wordt groote aandacht besteed aan bocht sonderwijs. Een kijkje in den timmerwinkel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 5