i door dr. A. J. Cronin - 22 Het was Zaterdagmiddag, en zij had haar halven dag vrij. Anne lag in haar hed, om uit te rusten, en haar nagels zoo'n beetje te verzorgen, en zij ver langde naar den avond, want die hield gen belofte van ongewoon vermaak in. Nora had twee kaartjes voor het Repertorium - Theater gekregen. Zulke kaartjes werden geregeld aan het ziekenhuis gezonden, maar vielen zelden in andere handen dan die van het leidende personeel. Opeens kwam Glennie de kamer binnenstormen. „Gilson moet je hebben," viel zij uit, „onmiddel lijk! De heele boel staat op zijn kop." Voor Anne iets zeggen kon, praatte Glennie door: „Nee, 't is dezen keer niets onaangenaams, wonder boven wonder. Ten minste niet voor ons. 't. Is een sensatie, met een hoofdletter S. Weet je wien we hier krijgen? BowlevBowley's blindedarm is plotseling ruzie beginnen te maken. Niemand minder dan Bow lev! Prescott heeft hem hier gehaald. Kun je 't je voorstellen Vind je 't niet on- Jgeloofelijk? I)e groote Matthew TWEEDE Bowlev in de aparte kamer VERVOLG S op B. Of wat- sta ik te bazelen f ^5 op 't oogenblik hebben ze hem natuurlijk in de operatie zaal. Er is,een speciaal hulp-reddings-nood-operatie- personeel gerequireerd, een heel leger, en jij behoort tot de uitverkorenen. Ik gun je de eer, jongedame, en de pret ook!" Met gemengde gevoelens ging Anne zich bij zuster Gilson melden. Eer of geen eer, 't was een schande. een zoodanig personeeltekort in een ziekenhuis, dat een verpleegster haar zuurverdienden halven dag per week verspeeldeMaar toen zij de operatie kamer van B bereikte, vergat ze haar ergernis door de opwinding der toebereidselen. Blijkbaar vond men het een geval van het aller hoogste gewicht. De directrice was persoonlijk ten tooneele verschenen, en deelde kwaadaardig bevelen uit; verder was er zuster Gilson, de zuster van zaal B, de verpleegster, die Prescott gewoonlijk bij zijn ope raties assisteerde, en vier speciaal voor dit geval aangewezen helpsters. Er kwamen twee knechts binnen met nieuwe zuur- stofcylinders. De narcotiseur was bezig zijn buizen verbinding tot stand te brengen. Er was een groote bedrijvigheid rondom, waardoor het natuurlijk nog moeilijker werd, alles in zoo kort mogelijken tijd ge reed te krijgen. Eindelijk echter was het zoover, en had iedereen zijn witte jas en zijn handschoenen aan. Eerst toen vertoonde zich dokter Prescott. Hij kwam snel en kalm binnen, zonder een schijn van vertoon of gewichtigheid, met een eigenaardige koel heid, een onverschilligheid bijna, die nergens op scheen te letten, maar in werkelijkheid alles opmerk te. Eén keer zag hij vlug de zaal rond, toen wist hij genoeg. Anne had dokter Prescott irog nooit van nabij gezien, al was hij haar dikwijls op een afstand aan gewezen. Nu zij hem in die operatiezaal rustig kon opnemen trof het haay aanstonds, dat hij zoo zeker en beheereeht van houding was, dat zijn persoon lijkheid zooveel rustig trillende kracht uitstraalde. Hij w-as niet bepaald groot of breed, maar hij had een zuivergebouwde en soepele gestalte, die hij kaarsrecht hield. Ilij had een regelmatig besneden gezicht, met een onverstoorbaar kalme uitdrukking. Hij had dik donker haar, en een stevige kin, maar het opmerkelijkste van alles waren zijn oogen, met hun ingehouden en toch doordringenden blik, en een eigenaardige blauwe kleur, bijna als van ijs. Hij gaf rustig een teeken. De patiënt, die al onder invloed van de narcose was, werd naderbij gereden en op de operatietafel neergelegd. Er was van den grooten Matt Bowley niets te zien dan een gedeelte van de huid, dat met jodium behandeld was. Pres cott nam zonder dralen een lancet en maakte de eerste snede. Anne was volkomen thuis in de sfeer van een operatiezaal. Zij had in Shereford, door dr. Hassall, menige operatie uitstekend zien verrichten, en zij WAKE KORTE INHOUD. Ann Lee, een knap jont? meisje, is met haar zuster Lucv verpleegster in een ziekenhuis te Shereford. Door onoplettendheid van Lucy sterft een tweejarig patiëntje; Ann neemt de schuld hiervan op zich, daar haar zuster het verpleegstersdiploma nog niet heeft en door deze gebeurtenis haar carrière gebroken zou zijn. Zo wordt onmiddellijk ont slagen. Op den ochtend van haar vertrek ontmoet zij Joe Shand, een jeugdvriend, die haar reeds meermalen ten huwelijk heeft gevraagd. Met zijn taxi brengt hij haar naar Manchester, waar ze in het ziekenhuis Hepperton wordt aangesteld. Ze moet er hard werken. In Nora Dunn en zuster Glennie vindt zij twee sympathieke collega's. Reeds den eersten dag krijgt ze van dr. George Oaley, hoewel onrechtvaardig, een terechtwijzing. had heel knappe operaties door specialisten, die voor bijzondere gevallen ontboden waren, bijgewoond. Maar dit was heel iets anders het was prachtig werk, ongeëvenaard, in zekeren zin een genot om aan te zien. Met ingehouden adem volgde zij iederen snellen, zekeren stap vooruit. Toen zuster Carr, de gewone assistente van dr. Prescott, eens met het verkeerde instrument aankwam, had Anne het wel uit kunnen schreeuwen om zoo'n gemis aan begrip. Maar Pres cott bleef stil staan, zonder zijn hoofd om te wenden, en liet het ongelegen komende opereermes op den grond vallen. Het vluchtige getinkel van het instru ment tegen den vloer was een strenger terechtwijzing dan een vloed van afkeurende woorden Toen stak hij zijn gehandschoende vingers uit, om de tang aan te nemen, die hij noodig had. Spreken deed hij geen enkelen keer. Hij hield er streng de hand aan, dat er tijdens een operatie zoo weinig mogelijk ge sproken werd. Koel, terughoudend, dacht Anne, maar o wat een chirurg! Hier had zij een meester voor zich, een ster, die zij volgen kon, een beroepsliefde en toewijding, even groot als de hare. Hij was nu bijna gereed; hij hoefde alleen den buikwand nog maar te hechtenen weer stond hij stil, wachtend op het woord, dat hem in staat zou stellen verder te gaan. Onder die pauze kromp Anne andermaal ineen. Zuster Carr, door al 't ongewone een beetje zenuwachtig, keek de verpleegster aan, wier taak het was, de watjes te tellen. Snel fluis terde de verpleegster: „Vierentwintig." Zuster Carr wendde zich met een beweging van haar bolle lichaam naar Prescott. ,,'t Is in orde, dokter," zei ze, en ze gaf hem een naald. Anne voelde zich van binnen koud wor den. Dezen keer bleef het niet bij een prikkende ergernis. Zij werd zoo koud als ijs. Al was haar niets anders opgedragen, dan gereed te staan met den irrigator, toch had ze, bij instinct bijna, de operatie tot in de kleinste bijzonderheden waargenomen. Bijna zonder het te weten had zij de gebruikte watjes geteld. En zij was gekomen, niet tot het volle aantal vierentwintig, maar slechts tot drieëntwintig. Er was een watje te kort! Als verlamd stond zij te kijken, terwijl Prescott den eersten steek legde. Blijkbaar was er buiten haar niemand, die de vergissing van de verpleegster had opgemerkt. Door alle voorschriften van haar oplei ding en haar ervaring werd zij gedwongen te zwijgen, en tegelijkertijd wist zij, dat ze moest spreken, óf wel toelaten, dat de operatie op een ramp uitliep. Ze kneep haar handen stijf dicht, en staalde zich zelf, om het moeilijke moment te trotseeren. Zij deed al het mogelijke, om haar collega te sparen. Zoo voor zichtig mogelijk schoof zij naar voren, en haar lippen bewogen nauwelijks, toen ze fluisterde „Zuster er is een watje te weinig." „Stilte." zei Prescott onmiddellijk. Terwijl hij de houding innam, om den tweeden steek te leggen, zocht hij met kouden blik naar de overtreedster. Toen bleef hij staan zooals hij stond, met zijn handen stil, en zijn oogen doorvorschten haar gezicht. „Mat zei u daar?" Anne had geen zweem van kleur meer in haar wangen, toen ze hem aankeek. „Pardon," zei ze moeilijk. „Ik heb maar drieën twintig watjes kunnen tellen." „Nonsens!" Die uitroep kwam van de directrice. Zij ergerde zich aan zooveel euvelen moed. Met een nijdigen blik keek ze Anne aan. Prescott hield haar met een gebaar op een afstand, en zuster Carr verbood hij op dezelfde wijze te spre ken. „Tel de watjes over," zei hij kortaf. De watjes werden in de kom nageteld. En het waren er maar drieëntwintig. Prescott zei niets. Hij wendde zich weer naar de tafel en bracht nog eens zijn hand binnen de wond. Toen zijn lange wijsvinger te voorschijn kwam, bracht hij het vermiste watje mee. Er volgde een seconde van zoo volslagen ver- stildheid, als er zelfs in die operatiekamer nog nooit had geheerscht. Toen, zonder nog iets te zeggen, begon Prescott de operatie af te werken. „Zoo, nu zal 't wel goed gaan," zei hij rustig tegen den narcotiseur, toen hij klaar was. Hij deed zijn assistente en de onachtzame verpleegster hoege naamd geen verwijt. Met een laatsten blik naar zijn patiënt passeerde hij vlug en zacht de deur. Naar Anne keek hij niet eens. Zij was er van overtuigd, dat hij het heele incident alweer uit zijn hoofd had gezet, als iets onaangenaams, iets, dat je maar het beste zoo gauw mogelijk kon vergeten. Zij wist niet, dat Robert Prescott niets vergat, dat in verband stond met het laaiende vuur van zijn eerzucht. Toen Anne acht weken in Hepperton was, maakte zij zich hoe langer hoe ongeruster over het feit, dat zij zoo weinig van Lucy hoorde. Zelf schreef zij haar zuster tweemaal per week, maar antwoord kwam er slechts met lange tussclienpoozen, en dan nog slechts in enkele weinig zeggende zinnen. En toen, op een ochtend tegen het einde van Maart, kwam er een brief met nieuws, dat weinig minder dan verplet terend was. „Lieve Anne," schreef Lucy. „Je zult er waar schijnlijk wel een beetje van schrikken, maar ik hoop, dat 't je toch genoegen zal doen te lxooren, dat. Joe en ik getrouwd zijn. Ik zal je vertellen hoe 't gegaan is. Kort nadat jij vertrokken was, is Joe z'n vader gestorven. Ik had 't je nog willen schrijven, maar er is door de drukte niets van gekomen. Enfin, de oude heer heeft nogal een aardig sommetje nagelaten, en

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 22