OVERSTAPPIE IN DEN SPEELTUIN BIJ O A Z E „J O A G E A S TE V ELDE" 30 Zooals de vele belangstellenden j.l. Maandag gemerkt zullen heb ben, is de tocht van den Kakelbonten Mobilisatiebus niet doorgegaan. Na tuurlijk spijt 't Overstappie erg, dat hij z'n bewonderaars moest teleur stellen, doch zij moeten den moed niet opgeven. Misschien krijgen zij hem tóch nog eens te zien, bijvoor beeld volgend jaar, als het weer 's 1 April is V y ut vallen, ikke?" zegt Jilles verontwaardigd. I „Jou moete goed begriepe, ik ben op marseh BJ nog nóóit uut'vallen." En met een ener giek gebaar sjort bij z'n koppel dicht. 't Is vroeg dag voor ons. Al om vijf uur schetterde de reveille, want op het dienstbord stond: „Uitruk kende dienst in volledig veldtenue. Brood en bereide koffie meenemen". We gaan, zooals we dat in 't veldleger noemen, ,,'n marschie pikken". En niet zoo'n klein marsclije ook! Het heele „zwikkie" gaat mee, vuurwapens, pa tronen, ransel, pioniergereedschap, gasmaskers.... alles bij elkaar 'n respectabel vrachtje. En nu is het maar de vraag: hoe zullen de oud-gedienden zich onderweg houden? „Die legge fanavond met se alle op 't matje foor de siekesaol," voorspelt facteur Overstappie. „Opa fooran! Die tippelt zich vandaog 'n paor fijne buite- model-blaore. Waor of niet, Opa?" Doch Opa, onze nestor van lichting 1924, laat zich niet op stang jagen. Heel bedaard staat hij z'n been- windsels om te binden. Op z'n stroozak ligt z'n uit rusting al klaar. In z'n broodzak zit 'n indrukwek kende voorraad kuch en z'n veldflesch is gevuld met heete koffie. En aldus toegerust, ziet Opa de toe komst met vertrouwen tegemoet. Neen, aan Opa is niet veel eer te behalen. Over stappie ziet dus naar een nieuw slachtoffer om „Mot je Nellie sien!" barst hij los. „Die denkt dat ie naor 'n bal-inaskee mot as wandelende kerst boom!" Inderdaad maakt onze keurige Hagenaar 'n ietwat overladen indruk. En dat komt omdat z'n eetketel per ongeluk aan den voorkant is komen te zitten; bovendien heeft hij z'n overjas, netjes op rol gebon den, om z'n nek gehangen. Nu wendt hij krampachtig pogingen aan om over dit alles heen z'n gasmaskerzak te wurmen! En hij zet 'n erg ongelukkig gezicht, als die pogingen niet volledig slagen „Je hebt altijd van die mensche, die bizonder wille doen," moppert korporaal Papkind, die hoofdschud dend het tenue inspecteert. „Dat eetbakkie moet op je rug, Nellie. En je demi- saison kan je vandaag rustig thuis laten." Met vereende krachten wordt de Hagenaar op nieuw aangekleed en tot slot krijgt hij z'n helm op. „Eigelijk sonde, dat ie se kepi fandaog niet op mag," meent Overstappie. „Afijn, die hellem staot 'm óók reuse flug maor dan mot ie verdraoid hard loope!" Zoo langzamerhand is de sectie gereed, de koppels worden in de tailleliaken gehangen, de veldmutsen verhuizen naar den brood zak. „Best weer om uit wan delen te gaan," rapporteert Jilles, die naar buiten is geweest om gegevens voor .Monderdt waalI kilo!" leent Papkind onthutst. Later merkt hij dat onze facteur verantwoor delijk in voor deze onverwachte gewichtstoename. een meteorologische voorspelling op te doen. „Jij sal wel andere piepe as je fanaovond op je wenkbrauwe thuis komt," meent de facteur. „Afijn, nog 'n paor maonde, dan is al dat gesappel afge- loope." „Zwaeien we dan af?" informeert de Hagenaar vol hoop. „Niks hoor, dan worre we gemotoriseerd." „Begint dat brokkie facteur nóii al weer met z'n gebonk?" vraagt Papkind. Doch Overstappie is tamelijk zeker van z'n zaak. Z'n functie brengt hem nogal eens op het bureau en daar verzamelt hij 'n schat van militaire kennis. „De majoor heb 't séllef gesegd," verweert hij zich. „De heele kompie komt op wieletjes te rije. De kaptein foorop in 'n reuse slee en wij met se alle d'r aehteran in autobusse, piekfijn, man...." „Als ze 'n beetje rojale bui hebben, doen ze d'r nog'n stewardess óók bij," hoont Papkind. Blijkbaai heeft hij weinig vertrouwen in Overstappie's ont hullingen. „Fraóg 't dan sellef op bureau," noodigt de facteur hem uit. „Da's de moderrene tijd! Se benne teges- woordig soo afgeraosend gauw met oorlog inaoke. dat 'r geeneens tijd meer is om te loope. Alle paorde worde óók afgeschaft." Heelemaal gelijk heeft de facteur niet, maar toch is het een feit, dat bij de artillerie de paarden- bespanning in veel gevallen door motortractie werd vervangen. En den laatsten tijd hoor je óók al van „motor-huzaren" spreken. Komt er 'n tijd, dat de onbereden wapens eveneens worden gemotoriseerd? „Loope, dat was goed in de ouwe tijd, toen se nog knussies met knotse vochte," oreert de facteur. „Tegeswoordig gaot alles met stroomlijn. De sol- daote krijge autobusse en de sersjante komme op fan die kleine hakkepoffertjes te sitte." „En de korporaals?" „Die krijge 'n autoped," beweert Overstappie onvervaard. „Met fóórwielandrijving en terugtrap- remme. „En de facteurs komme op rolschaatse te rije!" voltooit Papkind dit toekomstbeeld. „Vooruit manne, antreje!" Buiten toetert de hoornblazer z'n waarschuwings signaal. 't Is vijf minuten voor appèl. Papkind laat zich riiet kennen „Gééééft. acht!" De kompie staat onbeweeglijk in het voorjaars zonnetje. Eerst is er rechts gericht en inspectie gemaakt, nu gaat de oudste luitenant den troep present melden bij den kapitein, die al met helm en klewang op 't bor desje gereed staat en z'n schare monstert. Opnieuw staan we op de plaats rust, dan knallen de hakken weer en gaat het: „Reks uit de flaaaank marseh!" de poort uit. En terwijl de schildwacht z'n geweer in den arm neemt en de kapitein 'n paar ingewik kelde figuren met z'n kle wang beschrijft, oogt de ser geant-majoor ons vergenoegd na. Dat wordt 'n ongewoon rustig dagje op het bureau. Zonder gezeur over nog niet geïnde soldij, verlof ruilerij en bewegingsvrijheid zal de majoor zich ongestoord aan z'n indrukwekkenden stapel paperassen kunnen wijden. Doch 't blozende boerinnetje met haar haringtonnetje bij ons hek ziet de kolonne met minder voldoening passee- Daar zit hij nu, de arme Jillen! Voor haar zijn er vandaag geen zaken te doen. Het wordt 'n bataljonsmarsch en dus zijn de an dere compagnieën ook van de partij. De majoor met den gouden balk achter z'n ster voert 't commando. „Links, rechts, links, rechts. Daar gaat het bataljon, de trommen dreunen, een hoorn schalt. Regelmatig klinkt het rhythme der duizenden „kistjes". Wat er van alle hervormingsgeruchten ook waar moge zijn, voorloopig loopen we nog. De kapi teins marcheeren met getrokken klewang aan het hoofd van hun compagnieën, hun ondercomman danten loopen naast de secties. Alleen de majoor loopt niet, hij zit hoog te paard en zwaait z'n sabel telkens als er gegroet moet worden. Naast hem rijdt de luitenant-adjudant, maar die mag het blanke staal rustig in de scheede houden. We hebben bekijks genoeg. Vooral de tamboers kunnen zich in een levendige belangstelling van de schooljeugd verheugen, 'n Nijdig keffertje daaren tegen toont meer interesse voor de trappelende pooten van het majoorspaard. We komen over het dorpsplein, waar drogist Puypkrijdt ons over z'n stopflessclien vertrouwelijk toeknikt. Boven ons vischwinkeltje verschijnt Mientje op het balkonnetje en ze zoekt net zoo lang tusschen de grijze gestalten tot ze haar Jilles, van verlegenheid barsch kijkend en recht als een paal, ziet voorbijtrekken. Dan komen we langs ons kleine stationnetje, juist puft een lokaaltreintje binnen. Vooraan zien we den majoor z'n sabel omhoog heffen en een commando vindt zijn weg door de gelederen. „Rust!" We zijn buiten 't kantonne- ment en dus behoeft er niet langer in de houding te worden gemarcheerd. Ook dc helmen gaan nu af. „Effe tijd foor 'n saffiaontje," zegt Overstappie en hij paft al. Overal stijgen nu uit de kolonne van deinende helmen de rookwolkjes op. Meteen wordt er gezongen ook. Populaire liedjes van de radio en dan het meer klassieke „Sarie Marijs". En als we werkelijk niets meer weten, volgt het diepzinnige: „Eikehout is eikehout. eikehout is hout". Tusschen dezen spontanen gemeenschapszang laat de hoorn blazer z'n marschen schetteren. Hij doet 't geweldig. „Die smakker ferdient fandaog se acht spie ten minste," constateert de facteur voldaan, want (1e hoornblazer draagt een gele bies rond zijn kraag en deze bijzondere onderscheiding wordt 's Zaterdags bij het soldij-betalen met zesenvijftig cent extra gehonoreerd. 't Is lekker weer, er zit voorjaar in de lucht. Aan de boomen zwellen reeds de knoppen, de natuur heeft dus de felle vorstperiode overleefd. En dat is

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 30