m
\lr.<dw£
c; 1 -i.
31
meer dan we dezen winter durfden verwachten.
„Gaot ie goed, Opa?" informeert Overstappie.
.Wordt 't niet sachiesau tijd om effe te parkeere?
En hoe is 't met boere-Jilles. Ben je al moei?"
.lilies laat '11 verontwaardigd gesnuif hooren. Zoo'n
marschje beteekent niets voor hem. Heeft hij tijdens
zijn eerste oefening den vierdaagsehen afstandsmarseh
niet met succes geloopen? Met bloemen bekranst is
hij Nijmegen triomfantelijk binnengetippeld. En wie
het niet gelooven wil. kan in lilies' portemonnaie
komen kijken, daar zit het kruis met het geel groene
lint in.
„Toch sien ik d'r fan komme dat je fandaog 't
end niet haolt," tracht Overstappie hem te over
tuigen. „Je loopt soo raor met je kop te wiebele
„Dat je die deeoraetie niet draegt.lilies," verwijt
Nellie hem.
„Misschien mag jij 'm zoo lang op je borst prikken,"
oppert korporaal Papkind. Doch neen, .lilies' be
scheidenheid verzet zich tegen het dragen van z'n
eeréteeken, maar uitleenén doet hij z'n kruisje niet!
„Dan moete jou eerst zélf maar 's vier dagen
'loopen hebben," meent hij.
Links, rechts! We loopen over een betonweg,
suizend schieten ons de auto's voorbij. liet zonnetje
staat nu hoog aan den hemel, hier en daar wordt al
met zakdoeken gewerkt.
„Kompleet 'n hittegolf!" overdrijft de facteur.
„En dan mot je 'n tikkie dikkig fan postuur weze...."
Dit laatste slaat kennelijk op onzen corpulenten
brigges. Maar Papkind laat zich niet kennen. Wel
verschijnen er pareltjes op z'n voorhoofd, maar hij
houdt ons prachtig bij. „Vooruit, manne, zinge!"
brult hij.
„Rats, kuch en boone," klink! het daverend. De
lentezon speelt op helmen en blinkende wapens,
hoven ons koepelt een blauwe hemel. De majoor
kijkt eens om. 7.ijn batal jon marcheert. Links, rechts,
links, rechts.
Jilles gaat schommelen
„Wat rookt de boer in z'n pijp?" blaast de hoorn
blazer en „Hooi, hooi, hooi!" antwoordt het heele
bataljon in koor. We komen door vriendelijke dorp
jes, maar overal zien we stellingen en geschut. Op
'n landwegje houdt de kolonne halt.
„Afhangen!" klinkt het commando. We gaan
rusten. En nog niet eens op zoo'n gek punt, want
vlak bij is 'n echte ouderwetsche uitspanning met
keurig geschoren linden er voor.
„Hoe bestaot 't?" barst opeens Overstappie los.
„We gaone wippe, jonges!" Achter bet cafeetje
heeft hij een speeltuin ontdekt!
Kijk, dat is nu zoo eigenaardig bij ons in dienst.
Als we eenmaal het veldgrijs dragen, voelen we ons
weer de jeugdige „biggen", die indertijd hun op
wachting in de kazerne maakten. Als er op marsch
'n aardig meisje naar ons kijkt, wuiven we haar
enthousiast toe en toch zijn de meesten van ons reeds
lang brave huisvaders. Als Overstappie in 't burger
leven met z'n kleine meid in 'n speeltuin komt, is hij
eventueel bereid, mits er niet al te veel menschen
kijken, even met haar op den schommel te gaan.
Hier brult hij„Mot je die móórd-hobbelpaordesien
en beklimt ijlings een der houten rossinanten.
Terwijl de majoor en z'n compagniescomman
danten zich behaaglijk achter 'n kop echte boeren-
koffie installeeren. onderneemt het batal jon 'n mas-
salen aanval op de meegebrachte kuch.
„Prop je nou niet te fol, Jilles," waarschuwt de
facteur. „Je begon daor straks tóch al zoo leelijk
door je knieje te sakke."
Doch de brave Jilles negeert al deze uitlatingen,
hij houdt theorie.
„As jou maar steeds goed oppe hak stappe,"
oreert hij. „Ik heb nog nooit blaren 'loopen." Jilles is
weer 'n enthousiast tippelaar gew'orden. In de krant
heeft hij gelezen, dat er dit jaar wederom 'n vier-
daagsche afstandsmarseh geloopen wordt, thans in de
omgeving van Utrecht. „Ik laat me inskrijven,"
belooft hij.
„Jilles wil natuurlijk se borst fol medaljes hebbe,"
veronderstelt Overstappie boosaardig, doch neen,
om het eeremetaal is het den braven Fries niet be
gonnen. Het gaat hem meer om de spórt.
„En uut'vallen ben ik nog nooit in mien leven,"
besluit hij fier.
Overstappie heeft inmiddels z'n hobbelpaard weer
beklommen. „Nou ben ik te minste óók 's bereje,"
constateert hij voldaan. „Hiero Haogenaor, jij op die
andere knol, dan ben je me adjudant. Op sij, dood
gewoon foetfolk, we slaone op hol.
We hebben 'ir stevig marschje gemaakt en de weg
terug is nog lang. Maar toch toont het bataljon 'n
geweldige belangstelling voor de wip en het rijtje
schommels, 'n Waarzeg machine is er ook in den tuin
en daar kunnen we, a raison van 'n vierduitstuk,
opzienbarende onthullingen opdoen. Den braven
Jilles wacht een rijke kinderzegen, Papkind zal het
tot honderd jaar brengen, onze keurige Hagenaar
daarentegen moet zich in acht nemen voor 'n blond
vrouwspersoon. Dan ontdekt Papkind een weeg
schaal. Toen hij in dienst kwam, woog hij 190 pond,
hij weet, dat hij sindsdien, zooals de meeste gemobi-
liseerden, 'n paar pond is aangekomen, inaar hij
schrikt toch even als hij den wijzer tot 112 kg ziet
doorslaan! Gelukkig bemerkt hij bijtijds de aan
wezigheid van Overstappie, die 'ri afdoende verkla
ring vormt vooi' deze onverwachte gewichtstoe-
name!
Jilles heeft op 'n hobbelpaard gezeten, hij heeft
gewipt, hij is al 'n keer van den boegspriet geduikeld,
maar nog steeds heeft hij niet genoeg van de ge
neugten, die de speeltuin hem biedt.
„Oppe. skommel," kraait hij nu en Overstappie
moet hem opzetten. Steeds hooger gaat het en op 't
end maakt hij zulke geweldige zwaaien, dat hij 't. er
benauwd van krijgt.
„Ik wil d'r uut!" brult hij, telkens als hij den
beganen grond weer ziet naderen.
,,'n Goeje sportsman mot niet bang weze," meent
Overstappie en hij doet nog eens extra z'n best. Hij
heeft nu trouwens 'n goeden helper gevonden in den
Hagenaar. Steeds opnieuw zwiert Jilles naar boven....
„Verzamelen," wordt er geblazen, we gaan weer
op stap. 't Gaat nu op huis aan en dus is de stem
ming uitstekend. Maar wat is er met Jilles aan de
hand? Als hij z'n uitrusting gaat omhangen, ziet hij
al 'n beetje pipscli, maar nu schijnt hij het toch
werkelijk even te kwaad te krijgen. Z'n helm zakt
scheef, wankelend treedt hij uit 't gelid.
„Voorwaartsmarsch!" klinkt het commando,
liet bataljon zet zich in beweging.
„Fooruit Jilles, goed op je hak.ke stappe!" grin
nikt de facteur.
Maar de arme Jilles kan niet. Daar zit hij nu, terwijl
de compagnieën langs hem trekken. Z'n voorhoofd is
klam, in z'n maag heeft hij 'n draaierig gevoel, 't
suist in z'n ooren, overal ziet hij sterretjes. zijn
escapades op wip en schommel wreken zich
Zoo kwam het, dat Jilles, de held van vele afstands
marsehen, dien dag onze eenige uitvaller werd.
L.
Onze ba taljonsmarscli
voert ons naar 'n speel
tuin. En nu m oet u die
groote kerels, die zelf
al schoolgaande kinde
ren he bbeneens zie»
"UliRLii;! ih!