Venho/k
DE GIDS
Binnenkort is de kamer me te klein,
WANT IK ORlNK IEDERE DAG
Tomatensap
BORINO
18
Een ig f<*bn'kanteM/'j .De Bet owe" net
CHOCOLADE
Pittige, aromatische chocolade.
Eenvoudige, maar smaakvolle
doosjes, royaal gevuld: met
één, twee of vier lagen:
25, 45 en 85 cent. Los
25 cent per ons.
Vraagt ze Uw
winkelier.
Ml**/
9'
door J. Gerhard Toonder
Ik slenterde het café binnen, en
allen wendden zicli om ten einde mij
goed te kunnen opnemen.
„Een vreemdeling," zei de waard, en
de rest van het stelletje knikte.
Ik groette en liet mij inschenken.
„Waar vandaan?"
„Uit het noorden," zei ik.
„Waar moet je naar toe?"
„Estavilla."
„Nooit van gehoord," zei de waard
schouderophalend.
„Dat is ver weg." legde een oude
mulat uit. „Je moet er van het zuiden uit
heengaan, over de Rio Parana. Van hier
uit is het niet te bereiken."
„Niet te bereiken?" vroeg ik ver
schrikt. „Ik zoek hier een gids om me er
te brengen, en ik wil hem er honderd
pesos voor betalen."
„Caramba," zei de mulatde anderen
zeiden nog sterkere dingen, maar de bar
bier, die in den donkersten hoek iemand
aan het scheren was, zei: „Zit stil! Zit
stil, wat drommel, ot' ik snij je je keel af."
Zijn klant weigerde echter sr.il te zit
ten, plantte hem een zware laars in zijn
buik zoodat hij wel niet mes en al achter
uit móést, en kwam toen met een lialf-
geschoren gezicht op mij af. Hij was,
ondanks zijn zware laarzen, een klein,
akelig mannetje, een. geraamte met oude
lappen er omheenzoo op het oog een
Indiaan met negerlippen en Spaansche
oogen.
„Senor," zei hij, terwijl hij een diepe
buiging maakte, „senor, ik, José Miguel
Antenaro, ik zal u veilig naar Estavilla
brengen. Vertrouw u aan mij toe, senor;
ik zal u leiden door de doolhoven van het
woud en langs de hinderlagen der moe
rassen ik zal u verzorgen als een moeder
en u den wonderlijken aanblik op 't verre
Estavilla kunnen toonen, nog voordat, u
denkt halverwegen te zijnen voor die
schamele honderdtwintig pesos die u
aanbiedt, senor, zal ik
„Honderd liad ik gezegd." viel ik
hein in de rede.
„Honderd?" Hij spalkte zijn oogen
van ontzetting wijd open, en jammerde:
„Voor honderd belachelijke geldstukken,
senor, voor een bedelaars-aalmoes, een
beschamende fooi, denkt u dat iemand
vrouw en kinderen, have en goed zou
verlaten om de gevaren der wildernis te
t.rotseeren? Senor...."
We bleven beiden een poosje op ons
stuk staan en werden het. ten slotte eens
op honderdtien.
Welnu, ik moest en ik zou zoo vlug
mogelijk naar Estavilla, en dus besloot
ik het er maar op te wagen. Ik kocht wat
etenswTaren en nuttige dingen, liet het
o]) een muilezel laden, en daar gingen wij.
Het. eerste half uur van de reis ver
liep zonder de minste complicaties; de
weg was goed, de muilezel liep gewillig
en José Miguel Antenaro vertelde aller
lei wetenswaardigheden omtrent zicli-
zelven. Na dat eerste halve uur wilde hij
zitten en rusten.
„Geen sprake van," zei ik, „loop
door."
Hij sukkelde mokkerig voorop, schold
binnensmonds en antwoordde niet, als
ik hem iets vroeg - - zelfs de twee uren
rust., die ik hem gunde toen de zonne
hitte tegen den middag te sterk werd,
troostten hem niet, maar ik wist hem,
ondanks alles, zoo op te jagen, dat wij
vóór het vallen van den nacht den rand
van het oerwoud bereikt hadden.
„Een schande is het," mompelde hij.
,Dit zal me tien jaar van mi.ju leven
rosten, en dat voor een paar pesos!
Schande, schande!"
Ik troostte hem met. een goed stuk
vleescli en een fleschje wijn, en den
volgenden ochtend, voordat wij verder
gingen, beloofde ik hem tien pesos extra,
als hij flink op wilde schieten.
Toen wij 's avonds kamp maakten, zei
ik; „Eén van ons moet, vannacht wak
ker blijven. José - we moesten wacht
houden, het bevalt mij hier niet."
Blijft u dan maar wakker, senor,"
grijnsde hij. „Ik kan mijn nachtrust niet
missen, nu ik zoo afgebeuld word.
en hij wikkelde zich zonder meer in zijn
deken.
Gekweld door muskieten en door on
rust hield ik wacht. Het was stikdonker,
alleen door een heel enkel gaatje in het
bladerendak viel spookachtig maanlicht
er ritselden allerlei vreemde geluiden
om mij heen, en José Miguel snurkte.
Maar ik was moe; moe van het trekken,
van het opletten, van de spanning
toen er de eerste uren niets gebeurd was,
voelde ik mijn waakzaamheid verslap
pen en er kwam een verlamming over
mijn denken. Nog twee keer schrok ik
op, gelukte 't mij, om mijn zenuwen en
mijn zintuigen opnieuw te spannen
toen zonk ik, nog tegenspartelend, weg
in 'n diepen slaap, die meer op verdoo-
ving leek
En toen ik wakker werd, was het ge
beurd. liet was al laat in den ochtend,
de zon stond hoog te branden en ik
was alleen. José Miguel was weg, de
muilezel was weg, de proviand en alles
wat ik bezat was weg. Ik was alleen
in liet ondoordringbare oerwoud met één
kans op de honderd om er ooit levend
uit te komen. Die eene kans was het
zwakke spoor van hoefafdrukken, dat
ik in den weeken bodem vond.
Die eene kans, het, spoor, redde mij
liet leven. Ik volgde het, drie, vier dagen
lang door het oerwoud, twee dagen
door het moeras met zijn verraderlijke,
lage begroeiing soms was het weg,
verdwenen op harderen grond, en dan
kostte het. mij vaak uren en doodsangst
om het verderop terug te vinden; ik
moest mij een weg banen door slinger
planten en doornstruiken, ik ontkwam
een paar keeren slechts ternauwernood
aan een slangebeet, ik werd razend
van de ontelbare, gloeiende mugge-
beten en van de stilte en van de zon
maar ik worstelde mij wankelend en
als bezeten voort langs dat spoor, tot
ik eindelijk, na een week die mij een
heel menschenleven scheen, weer een
beganen weg vond. Estavilla be
reikte.
Ik sleepte me het eerste café in, dat ik
vond, en daar stond ik tegenover José
Miguel Antenaro.
Ik tastte naar mijn revolver, maar
José grijnsde, zonder er op te letten:
„Ah welk een vreugde, senor! Dus
u hebt het spoor gevolgd, senor goed,
senor, daar rekende ik op! Maar, senor,
u moet in het vervolg waakzamer zijn
want wat gebeurde er, senor, terwijl ik
rustig sliep en mij veilig waande, omdat
u waakte? Ik hoorde lawaai, senor, en
ik zag u slapend neerliggen, terwijl onze
muilezel er met z'n heele bepakking van
door ging! Wat kon ik anders doen dan
hem achtervolgen, senor, en hem weer
grijpen? Maar hij was in de goede rich
ting gegaan, en ik dacht, senor, dat het
zonde zou zijn om terug te keeren, om
dat u tóch zoo'n haast had. De senor
zal het spoor wel volgen en mij inhalen,
dacht ik en ziet, daar staat u! We
zijn er, senor, en ik mag u er zeker wel
opmerkzaam op maken, dat deze reis
nog nooit zoo snel gemaakt" is; ik heb
dus zeker wel recht op die tien pesos,
die u extra, uitloofde."