wr:.
OVOM/JLTI"
VERLOREN MENSCHEN
Haarglans
En toch
blijven we varen....
12
hp lilt de nieuwe Haarglans, vervangt de glanssubstanties der
haarklieren, die het haar glans en schoonheid geven.
Hoe komt het haar aan zijn glans?
Door de glanssubstanties, die de natuur
door de haarklieren aan het haar geeft
en die elk haar met een dunne laag
bedekken. Maar de eischen van het
moderne kapsel permanent, heete
luchtdroging, enz. berooven de haar
klieren van deze vitale stoffen en het
haar wordt dof en levenloos.
Kemt, de nieuwe Haarglans, bestaat uit
Microphotos
leveren het bewijs:
dezelfde substanties als die, welke door
de haarklieren aan het haar glans en
schoonheid geven en telkens wanneer
U het haar met Kemt bespuit, krijgt
het in een oogwenk natuurlijken,
diepen, zijdeachtigen glans.
Kemt is aangenaam en discreet geparfu
meerd. Het plakt en vet niet, is ideaal
voor het golfleggen en heeft geen der
nadeelen van brillantine.
Verstuif Kemt Haarglans op Uw
haar. Het zal in een minuut de
dofheid ervan veranderen in
natuurlijken, diepen, zijdeach
tigen glans. K-160
LINKS: Vergroot gedeelte van
een hoofdhaar vóór het ka-
stuiven met Kemt. Het is ruw
en stu« en mist eiken flans.
RECHTS Hetzelfde haar met
Kemt bestoven. Het is soepel
en heeft een fraaien, diepen
•lans gekregen.
Er ztyn 4 tinten Kemt:
BlondVoor blond haar
Bruin Voor bruin haar
Donker Voor donker haar
Zilver Voor grijs en
wit haar
Deze sprei ah aiomiseur te
stuift Kemt Haarglans ztx
fijn, dat elk haar met een
uiterst dunne, gelijkmatig*
laag trordt bedekt, zonder
dat Kemt met de kan
den in aanraking komt.
komt de Natuur te hulp,
dof haar
De Oud-Hollandsche traditie brengt 't meeMejtrom in den
zenuwen-oorlog met succes stand te houden, zijn een krachtig gestel
en geestelijk evenwicht noodzakelijk! Wij zijn geen volk, dat aan
wondermiddelen gelooft, maar als wij U zeggen, dat Ovomaltine U
uitmuntend helpt lichaam en geest fit te houden in deze tijden,
dan steunt die uitspraak op de ervaring! Ovomaltine
geeft spoedig weer dat gevoel van door en door
gezond zijn, dat gepaard gaat met geestelijk even
wicht en volkomen beheersching. Nu meer dan
ooit: Ovomaltine!
Laat Ovo U geven,
Gezondheid, nieuw leven
levenskracht
Bij apothekers en drogisten in busjes van 65 cent af
Vervolg van bladz. 8
Op het station werden zij in een lecgen
veewagen gestopt. Er lag nog stroo op
<len grond, gemengd met andere dingen,
die het laatste koeientransport. er had
den achtergelaten door de luehtkieren
vlamde weer de zon, en in de droge,
stoffige hitte die er heerschte begon
Jorge Palacio schokkend te hoesten.
Hij viel neer op den grond zonder te
kijken waar.
In de open deur zat een soldaat te
rooken. Hij had een klein snorretje en
een smal, bruin gezicht met zijn smette-
looze blauwe uniform zag hij eruit als
een filmheld.
„Roep den stationschef eens, vriend
je," sprak don Miguel hem uit de hoogte
toe.
„Houd je kop dicht," waarschuwde
de soldaat.
„Ik neem geen genoegen met dit ver
voermiddel," ging de gele voort. „Ik
raad je aan om den chef te roepen
anders zal ik me over je beklagen."
„Ga je gang," zei de man schouder
ophalend. „Op jouw beklag zal toch
niemand acht slaan."
De Duitscher lachte hinnikend.
„Waarom lach jij?" vroeg de soldaat.
„O niets," zei de grauwe verschrikt.
„Maar heb je soms een sigaret?"
„Kun je het betalen?"
„Nee."
„Dan niet."
Het bleef even stil. Jorge Palacio
hoestte, de anderen probeerden, langs
den soldaat heen, naar buiten te kijken
en iets te zien te krijgen van het station.
„Waar wachten wij op?" vroeg Ste
ven.
„Op de anderen," zei de soldaat. „Er
zitten er nog maar honderdvijftig in
den trein."
„Ik wil eten," rochelde Palacio.
De anderen kwamen, de laatste groep
meest kromme gestalten, mager of
vormloos, met ongeknipte, grauwe ha
ren, in voddige lompen gekleed. Een
stuk of tien werden nog in hun wagon
bijgeladen zij zeiden niets, hurkten
met stompe gezichten neer, en keken
alleen nog op, toen er een soldaat langs
kwam die brood, water en wijn uit
deelde.
„In dien hoek, jullie vieren," com
mandeerde de bewaker, „plaats maken."
Zoo kwamen zij toch weer terecht
naast Palacio, die nu vraatzuchtig aan
zijn brood rukte.
„Ik ga niet naast hem zitten." protes
teerde Miguel, „hij is smerig, hij is onge-
wasschen en ik ben een cavallero; mijn
familie bewoonde sinds onheuglijke
tijden de hoogvlakte van Gastilië, en ik,
don.
„Je verveelt me." zei de soldaat
dreigend. „Neem een voorbeeld aan de
anderen, die zeggen ook niets."
Don Miguel zweeg, en toen de trein
zieli eindelijk langzaam en schokkend
in beweging zette, kon hij ook het staan
niet langer volhouden, en hij moest wel
pal naast Palacio gaan zitten.
Steven probeerde iets van het brood
te eten, maar het was hard en het smaak
te alsof het uit rottend koren was ge
maakt hij gaf het aan Palacio, die
het zonder een woord te. zeggen naar
binnen schrokte. Het water was lauw
en er dreven zachte brokjes in, maar dat
lustte don Miguel nog wel alleen de
wijn was te drinken.
„En heb je niks voor mij?" grauwde
Hiller kwaad.
Steven zocht zwijgend in zijn zakken
en haalde er het laatste voorwerp van
eenige waarde uit: een sigaren-aansteker.
„Probeer dat bij dien vent voor wat,
sigaretten te ruilen," zei hij, „en geef
mij er ook een van."
De Duitscher onderhandelde wel een
kwartier met den soldaat, maar ten
slotte kwam hij met vier sigaretten
terug. Hij moest tussclien de andere
bedelaars doorkruipen om hun hoek
weer te bereikende wagen bonkte
dreunend over wissels en rails en het was
onmogelijk om te staan.
„Neem er allemaal maar een," brom
de Hiller.
„Ik dacht wel dat jij van het goede
soort was, amigo," prees don Miguel.
„Ja. ja. sigaret. hijgde
Jorge Palacio.
Toen tuurden zij zwijgend naar bui
ten, waar de laatste heete zonnestralen
op een grijze huizenmassa stierven. Ook
in de andere hoeken van den wagon was
het stil daar zaten de zwervers als
vormelooze klonten ineengedoken, en
alleen een groote neger zong iets voor
zich heen. Palacio snurkte. Hiller sliep
in.
„Pssst," begon don Miguel zacht,
„amigo, wij moeten ontsnappen
Steven haalde zijn schouders op.
„Waar, hoe?" vroeg hij.
De trein reed nu met steeds grootere
snelheid langs de laatste uitloopers
van de stad; een villawijk met marmer,
met palmen en bloeiende tuinen dan
een onverlichte krottenbuurt van uit
benzineblikken en vermolmd hout ge
bouwde huizen. Daarna was er niets
meer te zien; leeg, verlaten grasland,
een dorpje hier en daar de golvende
pampa, waarboven snel de nacht, op
drong. -
„Amigo," zei Don Miguel, „geloof
mij; wij moeten ontsnappen, het geeft
niet hóé en waAr. Weet jij, waar deze
trein ons heen zal brengen!"
„Wat geeft, het!" vroeg Steven zacht.
„Daar in de stad had het leven geen
waarde voor menschen als wij ik
hoopik zou willen
„Wel, senor Steven!"
„Dat er een ongeluk gebeurt, dat wij
allemaal de rivier inrijden of zoo
„Foei, foei," zei don Miguel bestraf
fend. „Luister, jongeman; je ziet er
fatsoenlijk uit, je bent geen echte zwer
ver, en je hebt nog een lang leven voor
je. Waarom zou je dat, kwijt willen raken
in een rivier, amigo, waarom nu juist
in een rivier, waar het nat en benauwd
zal zijn? En waarom zou je het willen
slijten in de mijnen...."
„In de mijnen?"
„Ja. waar anders? Wij worden aan
het einde van de spoorlijn netjes neer
gezet, vrij als vogeltjes in de lucht
maar dan zal er tusschen ons en de kust
een woestijn van vele honderden kilo
meters liggen, waar je niet dóór kunt
wandelen, en je kunt daar in die buurt
alleen aan den kost komen door te gaan
werken in de mijnen
„Goed dan maar in de mijnen,"
zuchtte Steven onverschillig.
„Ze zeggen, dat er nog nooit een uit
terug is gekomen.
„Waarom zou je terug willen komen
„Omdat het leven lang en vol verras
singen is. We moeten ontsnappen,
amigo."
Er was een tijd stilte. Steven voelde
de rails onder zieh door hotsen het
ging verder en verder het land in, weg
van de stad, die hij haatte, maar ook
weg van de laatste kans op verlossing.
Hij haalde weer zijn schouders op.
„Ik zou niet weten hoe," zei hjj. „Ze
zullen ons wel blijven bewaken...."
Palacio richtte zich naast hem op,
grijnzend.