l slechte\ GOEDE FUNDAMENTEN SST!GEEN WOORD\l OVER 1^1 ADEM! COLOATg» iMeeowgSSsS-ggl PBNAakhheh L 4e* fo** T* mm 31 ..Mijn lielang? Kenvoudig. amigo, heel eenvoudig; dat is, wat onze vriend Palaoio gisteren nog zoo voortreffelijk tot uitdrukking bracht. Hij moest maar met haar trouwen, sprak Palaeio op zijn gewone, meesleepende wijze; dan werd hij hier de baas en dan konden wij hier lekker blijven. Eu bij deze scherpzinnige zienswijze sluit ik mij van harte aan, mijn vriend." „Zoo," zei Steven, en hij deed nog een stap naar voren. Zijn stem trilde. „Zoo, zei Palaeio dat? En jij sluit je er bij aan. hè* Jullie ellendige klaploo- pers en bedelaars, jullie zijn „Tut tut." zei don Miguel haastig, en liij stak zijn handen afwerend omhoog: „word niet boos. senor Steven. Ik spreek alleen over déze zaak omdat mijn vereelt gemoed week wordtnu ik zie hoe deze geschiedenis zicli zal ontvouwen. Vergeef mij, senor Steven; u werkt en zingt, u bent tevreden en denkt niet na, u hebt alleen oogen voor het meisje. Maar wij zien en hooien andere dingen. Wij zien de jonge liefde reeds glanzen in uw oogen en in den blos en den glim lach van de sehoone Ilva wij spraken met den ouden Alejandro, den braven manen hij vroeg ons precies wie en wat u was. Hij mag u graag, amigo; er zijn in deze streek weinig flinke, knappe jongemannen. En kun je liet ons kwa lijk nemen, dat wij ons verheugen en reikhalzend uitzien naar de bruiloft?" Don Miguel wischte zich het zweet van het voorhoofd en glimlachte nog eens verontschuldigend. Hij scheen niet bijzonder op zijn gemak te zijn, maar dat, wat hij verwachtte, gebeurde niet. Steven vloog hem niet aan; hij ant woordde hem zelfs niet hij liet zijn vuisten zinken, keerde zich om en liep langzaam weg. „Hé amigo - word niet boos!" riep don Miguel hem na, maar hij keek niet om. Hij wist nu, plotseling, dat de Span jaard gelijk had; hij dacht niet en lette op niets en werkte maar, en hij praatte met Ilva. maar int.ussclien gebeurde er allerlei, zonder dat hij het merkte. Zij kwam vaker naar hem toe dan noo- dig was, en als hij zong, zweefde liaar beeld hem voor den geest, en „Wacht nu toch, wacht nu toch, senor Steven," riep Miguel, die hem na kwam hollen„het is allemaal veel mooier dan u denkt. „Wat?" vroeg Steven toonloos. „Wel ik sprak immers met den ouden Alejandro? Hij zei mij. senor. ik mocht het u niet zeggen, maar hij zei mijdat de moeder van senorita Ilva. een. senor, luister, luister! .een Hollandsche was! Zij spreekt Hollandsch, zij denkt Hollandsch, u zult haar de teederste woorden in uw eigen taal kunnen zeggen. „Hollandsch...." stamelde Steven. „Si, senor! Lach dan! Kon ik iets heuglijkers zeggen? Haar moeder was een fijne Hollandsche dame, die Alejan dro dertig jaar geleden in de stad ont moette en hem volgde naar hier het kan niet wonderlijker en romantischer. 1' moet lachen en gelukkig zijn, senor!" „Het kon niet erger," zei Steven zacht. Het duizelde hem hij bleef een oogen- blik stil staan, de oogen gesloten, als naar binnen gericht, en probeerde orde te brengen in zijn denken en in die ver warrende hoeveelheid mededeelingen en inzichten, die don Miguel hem daar gaf. Maar intusschen klaterde de gele voort: „Niet erger? Maar senor hoe zoudt u de liefde kunnen versmaden, nog voor dat zij volgroeid is! En denk toch, amigo, denk aan jezelf én aan Palaeio en aan mij, je armen, toegewijden vriend. Was ik het niet die je hielp ontsnappen? En waarom, senor, waarom denkt u dat zij voor u verborgen hield, dat zij uw taal verstaat? Denk dan, senor. Om dat zij u liefheeft natuurlijk!" Don Miguel zweeg en keek den ander triomfantelijk aan, maar Steven haalde zijn schouders op. ,.l' begrijpt het niet Kortzichtig is de jeugd, amigo, en de roerselen van de vrouwenziel zijn je nog een raadsel. Maar zij wacht, mijn vriend; zij wacht, tot je haar zult zeggen dat je liaar liefhebt en haar zult vragen je vrouw te worden: en dan zal er 'n teere glimlach, zoo teer als alleen de droomen en een vrouw die liefheeft ons kunnen toonen, over liaar gezicht glijden, en zij zal haar antwoord fluisteren in uw eigen taal. „Stil," zei Steven kort. Hij ging naar zijn eigen kamertje. Hij kon in dat oogenblik niet helder meer denken liet bloed bonsde door zijn aderen, en wilde, ordeloozc gedachten joegen koortsachtig door hem heen. Hij moest, weggaan, dat was alles wal hij zeker wist hij moest weggaan en vluchten, al zag hij in dit moment nog niet helder waarom en waarvoor. Toen hij zijn paar schamele bezit tingen bijeen had gepakt in een bundel tje, nam hij een stukje.papier en schreef haastig: „Het spijt mij. maar ik moet vertrek ken. Het zou te pijnlijk voor mij zijn om persoonlijk afscheid van u te nemen, maar ik ben u zeer dankbaar voor alles wat u voor mij deed eri ik zal het nooit vergeten. Wees goed voordon Miguel en Jorge Palaeio, maar zet hen aan het werk en houd hen in de gaten, want het zijn deugnieten. Steven van Heyde." Dat schreef hij in liet Hollandsch. Hij legde het briefje op de tafel neer. gooide het bundeltje, over zijn schouder en sloop zacht en ongemerkt het huis uit. Steven liep alleen over de dwarslig gers den weg dien Hiller vóór hem ge gaan was. Dm hem heen strekte zich het kale. leege landschap uit en voor hem lagen, onafzienbaar, tot aan den horizon, de lijnen van de spoorbaan. Maar nu was er niet, zooals den vorigen keer dat hij hier liep, (lat bijtende ver langen naar rust nu duwden en tuimelden zijn gedachten dooi' en over elkaar heen en hij liep haastig, alsof hij voor iets vluchtte. De dwarsliggers lagen te dicht naast elkaar, je moest er te kleine stappen op nemende aarde gloeide nog na van den heeten zonne-dag, er wolkte stof om hem heen en de bodem was te hard om er te gaan liggen en te rusten. En Steven liep verder en verder, met regelmatige stappen van den eenen dwarsligger op den anderen steeds verder weg van de estancia, uren en uren achtereen en steeds verder naar den vlakken, don keren horizon, waarachter eens de stad op zou doemen, waar weer dat spel van vlucht en vervolging, van zoeken en strijden en ondergaan zou moeten beginnen Hij had een kans gehad, wist hij nu: een kans om te ontkomen aan zijn nood lot en opnieuw een leven te beginnen. Die kans zou niet terugkomen, en hij zou geen nieuwe meer krijgen. Hij had een huis kunnen vinden, en een vrouw die hem liefhad - maar hij was weggegaan, en dat was het eenige geweest, wat hij had kunnen doen. De nacht werd donkerder. De sterren begonnen te flonkeren en spiegelden een glanzend licht op de rails. Hij bleef even staan om zoekend op te kijken in de groote stilte daar boven hem, en dat was even vertroostend. Ik mocht niet anders doen, dacht hij, ik moet eerlijk blijven. Er zijn een paar dingen, (lie dit leven van vlucht en ondergang me nog niet ontnomen heeft, en daarbij hoort GEMOSIUSStOENPBNA verzorgt de technische cursussen voor militairen. Wendt U om inl. tot de Commissie vpor O. en O. in Uw kantonnement. Burgerlijke bouwkunde. Architectuur, Meubel- en Schildertechniek, Water- en Wegenbouw, Beton bouw, Werktuigbouwkunde, Auto- en Vliegtuigtech niek, Electrotechniek, Radiotechniek, Chemische Techniek, Zuiveltochniek, Speciale cursussen. Sla een brug naar een goede be trekking. Degelijke theoretische kennis als fun dament voor Uw practische ervaring, laat daarop Uw brug naar vooruit gang rusten enU komt er! Studeer techniek thuis' HÉT NEDERLANDSCHE TECHNICU1 NEEN, ANNIE, DE SCHULD LIGT BIJ JOU JIJ MAAKT HET DE MENSCHEN MOEI LIJK OM MET JE OM TE GAAN IK WEET WEL, MEN SPREEKT NIET OVER SLECHTE ADEM, MAAR... ZOU JE TOCH NIET EENS NAAR DEN TANDARTS GAAN Waarom men Annie alleen lief1. IK WOU DAT IK NOOIT MEEGEGAAN WAS MET DIT REISJE DE MEN SCHEN ZIJN ZOO STIJF EN OP EEN AFSTAND ZEER 7 VOORDEELIG IS OE EXTRA GROOTE TUBE MIDDEL GROOT BEWE- Later, dank zij Colgate. ZEG WIM, DE JONGENS WILLEN ALLEMAAL WEL EENS MET ANNIE DANSEN JIJ HEBT HET MONOPO LIE NIET HET IS PROEFONDERVINDELIJK ZEN, DAT SLECHTE ADEM MEESTAI ONTSTAAT DOOR KLEINE VOEDSEL RESTJES TUSSCHEN ONVOLDOEND GE REINIGDE TANDEN. IK BEVEEL GATE'S TANDPASTA AAN. HAAR FIJN AROMATISCH SCHUIM VERWIJDER- DEZE ONGERECHTIGHEDEN EN VOOR KOMT ZOODOENDE SLECHTE ADEM

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 31