Het springen van 's Konings kanonneerboot No. II op den 5en Februari 1831 voor Antwerpen onder commando van den luit. ter zee 2e kl. J. C. van Speyk. Hoe de Militaire Willemsorde verdiend werd: de inbezitneming van den kapitalen Ham, waarbij het Witte Huis werd stukgeschoten, onder aanvoering van de kolonels Ledel 'en Hoellaard van Tuijl, den 2en Augustus 1831. V.l.n.r. generaal der infanterie H. Abaron Vhassé, drager van het grootkruis M. lste luit. .1B. van Heutz (eere-sabel 1875) later de groote pacificator van den A rchipel en kapitein C. J Snijders, later opperbevelhebber van land- en zeemacht gedurende den wereldoorlog 1914-1918. De officieren genieten geen voorrechten. Zij hierbij ten slotte nog vermeld, dat thans nog in leven zijn 358 ridders M.W.O. lloe hij «ie orde verdiende. Dit artikel, gewijd aan de mooiste orde, die Neder land kent zonder eenigen twijfel het zwaarst te verwervenzou niet volledig zijn, als wij niet een dier dapperen aan het woord lieten. Een dier mannen, die hun leven veil hadden voor het vaderland, behoorende tot hen, die het volle recht op ons aller waardeering hebben „Hier op „Bronbeek" zijn in totaal nog 87 oud- Indische militairen, van wie de oudste in Februari negentig jaar geworden is, en van wie er één die M.W.O. heeft" zoo vertelde ons de commandant van „Bronbeek", Z.Exc. luitenant-generaal tit. der infanterie K.N.I.L., C. A. Rijnders, die zelf ridder 4e klasse is, in het bezit van den eere-sabel, vanwege zijn verrichtingen op Soemba. „Die dappere kerel is S. Bruyning Alsof het een heel gewone zaak betrof, niets bizon- ders, vertelt Bruyning zijn leven, zijn optreden tijdens de expeditie naar Korintje (Djambi), waar bij, zwaar-gewond, na enkele uren gevonden werd. „Veertien jaar ben 'k in Indië geweest en 'khebd'i heusch geen spijt van! 'n Mooi land, een prachtig land! Prettig dienen, meneer! Den 19den Maart 1875 werd ik in Purmerend geboren (men zou hem zijn vijfenzestig jaren nog lang niet geven!), den 15en Februari 1897 verbond ik me bij hetNed.-Ind. leger en 27 Maart 1911 werd ik als soldaat gegageerd." 't Is alsof Bruyning 't eigenlijk niet zoo „noodig" vindt, den interviewer alles te vertellen't is toch immers zoo vanzelfsprekend. Maar hij wist toen niet, dat reeds op papier stond 't extract uit het stamboek „Gedurende' de expeditie naar Korintje inge deeld bij het 16e Bataljon Infanterie, is hij bij het gevecht bij Lolo op 19 Juni 1903 stout moedig op den vijand losgegaan en als eerste een zwaar versterkte en verdedigde kampong binnengegaan, waarbij hij zwaar gewond werd. Benoemd tot ridder der M.W.O. 4e klasse bij K.B. van 14 Juli 1904, No. 40." „Een heel bataljon (het zestiende) was des ochtends uitgerukt." vertelt Bruyning dan. „Vanuit alle kam pongs werden we beschoten, maar we wisten d'r door te komen. Bij Lolo dreef ik met een kameraad af. We slopen door 'n laantje, 't regende kogels, en vaak lagen we plat op ons buik. Maar ja, meneer, 't parool was: vooruit, d'r doorheen! M'n maat kreeg 'n schampschot aan z'n hoofd, bleef liggen. Maar ik dacht: 't is voorwaarts! Ik kwam achteraan, en dat gaf den vijand te denken. En toen, och. meneer, 'n schot inde linkerborst! Maar de kerels vluchtten 'k Ben gelijk gewond met kaptein de Cock van Leeuwen. Zwaar bloed verlies had ik wel, maar dr. rtermolilen, die de eerste was, die ine hielp, zei, dat er geen edele deelen geraakt waren. Een paar uur heb ik zoo ge legen. Maar, zie je,meneer, na veertien dagen liep ik al weer door de kampong. Daarna ben ik naar Pa- dang en Fort de Kok voor herstel gegaan, en latei- in de Bataklanden Generaal Rijnders geeft hem een paar sigaren. Ik geef Bruyning 'n hand, terwijl ik hem bedank voor zijn mededeelingen. Stram militair saluut. Daaraan herkent men den Indischen soldaat, gewend aan model-dienen, dat voor hem niets bij zonders is. Het tegendeel zouden ze niet willen ken nen! Eén der vele dapperen, die (leze zeer hooge onderscheiding draagt. Nü zal men begrijpen, dat het „Fonds Ridder- dagen" (waarvan de heer M. C. Koning, Oud-directeur van de „Nederland", oud-officier, voorzitter is), dat steun beoogt aan behoeftige ridders en hun gezinnen, reden van beHtaan heeft. Artikel 21. Ik beloof en zweer mij als een getrouw en wakker ridder te zullen gedragen, mijn leven altoos veil te zullen hebben voor Koning en Vaderland, en door al mijn vermogen mij steeds trachten waardig te maken de onderscheiding mij door den Koning toegestaan. Zoo waarlijk lielpe mij God Almachtig!" Deze ridder-eed geeft weer, wat de dragers ervan precies zijnmannen, waarop ons volk trotsch kan en moet zijn! Moge de aanstaande 125-jarige herdenking, zoowel hier te lande als op Java, een aangelegenheid worden, waarin heel ons volk deelt. Het. Nederlandsche volk, dat in dezen tijd bedenke, dat indien noodig weder gerekend kan worden op daden van: MOED, BELEID EN TROUW Kg. 1Wij herinneren aan het einde Februari j.l. in gediende wetsontwerp tot herziening van de Wet van 30 April 1815, waarmee o.a. beoogd wordt, aan bur gers en vreemdelingenniet-militairen -de onder scheiding te verleenen. 2) Het wetsontwerp van Februari jl. stelt voor, dat iedere ridder M.W.O. beneden den rang van officier voortaan f 300.per jaar zal ontvangen, terwijl bij overlijden de helft van de soldij voor de weduwe is. Een aanzienlijke verbetering voor den soldaat! - Sclir. He Militaire Willemsorde is vaak toegekeiul naar aanleiding van het optreden in Atjeh in een post voor de geconcentreerde linie omstreeks de jaren 1880-1890, op Atjeh.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 7