RADION WITTER
VERLOREN
MENSCHEN
Elck wat Wils'
tracteert U iedereen.
door J. Gerhard Toonder
De een heeft het liefst Brusselsche Kermis, een ander geniet
't meest van zoo n croquante Javawafel of de brosse „Bij
de Thee" In Victoria „Elck wat Wils" vindt U zestien ver
schillende biscuits en wafels, dus keus voor iedereen. Steeds
heerlijk bros en versch. Vraagt daarom „Elck wat Wils".
27è cent per 1 pond
Maar Radion, dat is toch
een beetje scherp, dacht ik.
Helemaal niet. De zuurstol-
werlcing van Radion is zacht
en toch bijzonder grondig.
En Radion maakt het boenen
met de schadelijke chloor
geheel overbodig. Ik heb
mijn meeste linnengoed al
zowat negen jaar in Radion
gewassen en het ziet er nog
uit'als nieuw.
HOE KRIJGT U WIMS pi
OVERHEMDEN TOCH ZO
SCMITTERENO WIT,
MEVR. BAKKER
V ti i
WEL, IK WAS
ZE IN RADION
DAT IS HET
HELE GEHEIM
EN SPAART U
WASGOED
leAruzAA fv
yo*scU<4ropsC
17'Act
De zonnestralen sloegen blinkend
neer in de diepe binnenplaats,
kaatsten bard tegen de grijze
muren en sprongen door de nauwe
raampjes in de cellen, waar zij scherp
door de drukkende hitte vlamden. In de
cel der voorloopigen was het benauwend
st.il en warm.
Steven grabbelde in zijn zak maar
vond niet wat hij zocht, en met een
geërgerde wenkbrauwfrons herinnerde
hij zich, dat ook zijn sigaretten hem afge
nomen waren. Hij kon niet rooken, hij
wilde niet praten, en verder was er
daar niets te doen dan naar de deur te
kijken en te wachten. In de stilstaande
lucht van de cel dampte de vuile geur
van oude kleeren, alcohol, ongewasschen
lichamen er werd gezucht, gemom
peld, gelachen en Steven voelde de
lauwe warmte door zich heentrekken.
Vóór hem, op den grauwen wand, pet
sten vlekken zonlicht; in de naar binnen
striemende stralen danste stof hij
werd misselijk, zijn maag scheen te
karnen en dreigde zich te ledigen.
Eindelijk, na uren scheen het hem,
werd de deur geopend.
„Steven Vanhiede," haspelde de bri
gadier.
„Steven van Heyde," verbeterde hij,
terwijl hij duizelig opstond.
„Kan ook," zei de brigadier onver
schillig. „En Miguel Alegre Bastane...."
„Si, si!" schreeuwde er een; een
magere, schele man, kaalhoofdig en zoo
geel als een citroen. „Ik ben hier en ik
reken er op dat...."
„Jorge Palacio," viel de brigadier hem
in de rede.
Uit den versten hoek kwam iets aan-
getuimeld, dat meer leek op een schim
melig skelet dan op een mensch.
„Carl Hiller."
„Present" een houterige, grijze
kerel met bruingroene tabaksvlekken
in de baardstoppels om zijn mond.
„Meekomen, alle vier," beval de
brigadier.
Hijzelf ging voorop; achter hem aan
sloften in een rijtje vier voddige vogel
verschrikkers, dan twee agenten.
Tegelijk werden zij bij den inspecteur
binnengelaten dat was een klein,
donker mannetje, dat niet veel omslag
met hen maakte.
„Jorge Palacio wat is je middel
van bestaan?"
Het skelet grijnsde, maar gaf geen
antwoord.
„Niets dus," besloot de inspecteur.
„Heb je familie?"
Jorge Palacio wrong zijn knokige
schouders als vragend omhoog.
„Hm je bent 's nachts slapend aan
getroffen in een plantsoen bij de haven.
Is dat waar?"
Weer een schouderophalen.
„Goed. Carl Hiller, Duitscher. Middel
van bestaan?"
„Ik ben zeeman," zei de grijze in
slecht Spaansch.
„Je bent, van je schip gedeserteerd. Je
hebt geen papieren. Is dat zoo?"
„Ik probeer eerlijk mijn brood te ver
dienen.
„Volgende Miguel Bastane."
„Don Miguel Alegre Bastane y Vi-
vanco, senor," verbeterde de gele. „En
ik wensch hierbij protest aan te teekenen
tegen de behandeling die...."
„Spanjaard?"
„Si, senor, Castiliaan. En ik ben een
cavallero, senor, ik...."
„Geen papieren. Betrapt, in een speel
hol. Geen vaste woonplaats. Is dat
zoo?"
„Mijn noodlot, senor, voerde mij
langs vreemde wegen, en...."
„Steven van Heyde, Hollander. Mid
del van bestaan?"
„Niets," zei Steven kort.
„Het Hollandsclie consulaat, zegt je
niet te kennen."
„Ik ben al jaren in het buitenland
zonder me bij een consulaat te melden,"
legde Steven uit; „zoo ben ik mijn
nationaliteit kwijtgeraakt.
„Familie in Holland, vrienden?"
„Neen."
„Slapend in een plantsoen aange
troffen. Ja?"
„Ja."
„Hm." De inspecteur leunde achter
over en raffelde, zonder hen aan te zien:
„Geen van vieren strafbare delicten.
Uitwijzing onmogelijk. Worden ont
slagen van rechtsvervolging...."
„Maar natuurlijk!" jubelde de gele
don Miguel. „Ik wist wel...."
„Worden evenwel, om de hoofdstad
van bedelaars te ontlasten, met twee
honderd anderen op transport gesteld
naar het binnenland. De trein vertrekt
vanavond."
Er viel even een stilte toen mum
melde Jorge Palacio, het skelet, bijna
onhoorbaar: „Krijg. ik. eten..
dien tijd?"
De Duitscher brulde iets, een loeiend
geluid dat het midden hield tusschen een
uitroep van schrik en een vloek, en
Don Miguel barstte los:
„Senor dat dóé ik niet. Ik laat me
niet op transport stellen! Ik ben geen
koe, senor, ik ben een cavallero! Het
binnenland het is bespottelijk, het
is om te lachen, om je dood te lachen
en dan begraven te worden! Neen,
senor, neen neen en nog eens neenEen
Bastane is geen bedelaar! Een Vivanco
is geen bedelaar! Ik teeken protest aan,
senor, ik zal u zeggen.
De brigadier rukte hem ruw aan zijn
arm om hem mee naar buiten te nemen
don Miguel kromp in elkaar en ging
zachter voort:
„Maar dit is onmogelijk, geëerde
commissaris! Ik ben een eerlijk mensch,
ik smeek u.
„Opschieten," snauwde de inspecteur.
„Zeg jij dan iets...." vroeg don
Miguel bijna huilend aan Steven. „Zeg
dan iets jij ziet er ten minste, fatsoen
lijk uit.
Maar Steven haalde zijn schouders op.
„Waarom zouden wij niét gaan,"
mompelde hij. „Het kan in het binnen
land niet erger zijn dan hier, en de stads
lucht verveelt me."
Hij ging gewillig mee naar den wach
tenden cel-wagen achter hem aan
kwamen de anderende tierende, Duit
scher, het grijnzende skelet en de jam
merende don Miguel Alegre.
Vervolg op blz. 12