HALLO, VERTEL EENS WAT VAN DE LENTE. u 40 HalloWat zegt ufEen woordje schrijven over de lente?. Maar het regent, dat 't giethet heeft vannacht gevroren en ik ben zoo verkouden als een snip. Wat zegt u? Toch maar doen?Toch maar praten over vlin dertjes en jonge geitjes? Maar meneer de redacteur, hoe krijgt u het in uw hoofd?..Stel je voor, de kachel brandt hier nog en ik kan geen raam open zetten omdat het tocht als 'n orkaanHet is de ellendigste lente aller tijdenik heb den druipendsten neus sinds Holofernes en den stijfsten hals van de wereldgeschiedenis.... Wat wilt u toch?Gelooft u 't niet?En uw eigen secre taris dan, is die niet als een wandelende griep?. En heeft uw assistente niet twee versch-ontloken winterhanden?.... En zijt ge zelf met uw nies buien niet als een sproeiwagen-met-interrupties?. U kunt me be ter een Kerst verhaal vra gen Weet u, dat ik aan mijn zesde as- perientje bezig ben vandaag? Weet u, dat ik in mijn win terjas met u zit te praten; lat mijn adem ils een rook gordijn doorde kamer zweeft en dat ik me voel alsof er zooeven 'n vol treffer bij me geplaatst is.... Toch maar doen, zegt u.... Goed, best.... dan treed ik uit de kazemat waarin ik me tegen de lente heb verschanst. Met den onbreekbaren wil eens veroveraars ga ik haar te lijf, de bleeke lente van 1940 met haar druipneus en haar hooge temperatuur; in haar wintermantel en met 't goedkoope bontje om 'r hals. Haar stem is heesch, ze heeft 'n witte tong, de „permanent" is uit 'r haren. Ze niest en 'n vieze motregen valt neer. Ze hoest en de deuren en vensters waaien open. Ze probeert om in den ochtend 'n kleintje koffie in de buitenlucht te drinken en 's avonds ligt ze als 'n schoorsteen in haar bed te dampen. Ze gaat katjes plukken omdat die op 't programma staan en ze komt thuis met 38.6. Ze heeft het gedurfd om in haar giek een roeitochtje te maken en nu ligt ze met een waterverband en vier heete kruiken in de logeer kamer, terwijl de werkvrouw in haar eigen kamer „aan de schoon- maak" is. O, lente, alleronaan genaamste medewerkster van de Groote Schoonmaak, dat spook der spoken, deze marteling van het man nelijk geslacht. En wat zou alles mooi en goed künnen zijn op die officieele dagen waarop het eerste ei gelegd wordt, de eerste stroohoed verschijnt en het eerste zomer - pak, hoe bescheiden en aarzelend ook, zich in de openlucht vertoont. En nu? Je laat je haren knippen en je brengt 'n verkoudheid mee naar buiten omdat de kapper „snip" was. Wie is niet „snip"! Word je 't niet terwijl de noord oostenwind om je ooren giert, dan krijg je 't te pakken omdat de schoonmaak je beloert en bespringt uit zijn schuilhoek. Er is geen vin niger samenwerking te bedenken dan die van lente en schoonmaak. Wie zou toch de schoonmaak heb ben uitgevonden? Het is alsof de lente, zoodra ze de gordijnen in zakken bindt, 'n doek om de haren draait en met 'n stofzuiger gaat werken, alle mild heid en mensche- lijkheid verliest. Dan schiet ze sis send vooruit en grijpt alles voor je neus weg. Je moet maar eens zien hoe venijnig ze met mattenkloppers werkt. Leed vermaak zit in 'r oogen. En om je er in te laten loopen koopt ze wat tulpen en zet die in 'n mager vaasje op je bureau. Maar ik laat me niet beetnemen. Ik weet maar dl te goed, dat die drie tulpen de ware lente niet brengen. „Hallo. meneer de redac teur. Is 't zóó goed?. Wat zegt u!Nóg niet goed!.... Meer poëzie?.... Meer pathos?.... In dezen zakelijken tijd?.... Meent u dat werkelijk?Best, maar 'n dichter ben ik niet!.Wat zegt u?Méér tot 't hart spreken?.... Welaan dantot het hart." O Lente, liefelijkste der jaarge tijden. De witte duiven van den vrede omzweven u. De wolken bre ken open achter uw bekoorlijke ver schijning als gij in den glorenden ochtend de zonnestralen vangt in den teeren schoot van uw ragfijn gewaad. „HalloWat zegt u, meneer de redacteur? Is dat nonsens?Nou ja, wat wilt u dan?U bent even wispelturig als de lente zelfOf ik niet eris een optimistisch woordje wil zeggen?.... Een hart onder den riem steken?Nou. goed. ik zal mijn best doen. per slot van rekening mogen we toch ook niet zoo hard zijn tegen de lente. Zélf kan ze 't niet helpen evenmin als u en ik ontkomt ze aan den invloed van den tijd!.... Is niet?.. Welnu, meneer de re dacteur Ik ben er zeker van, dat er een oogen- blik komt waarop de lente haar bontje en versleten wintermantel naar Oome Jan zal brengen en losbreken uit de naargeestigheid. Lang zal dat niet meer duren. Dan klinkt het ge jubel door het land. Dan vullen de geuren de luchten. Dan hup pelen en tjilpen de meest agressieve werk vrouwen dan springen de geitebokjes, blaten de lammeren, zoemen de bijtjes en tierelieren de conservatoriumstudenten in de Johan VerhulststraatDe goudvisschen happen naar de zuivere lucht; de libellen vol tigeeren van bloem tot bloem; de juffrouw van tegenover trekt haar gebloemde jurk aan al is hij ook uitgestoomd; de ongetrouwde peetooms en wat daarmee gelijk staat gaan het eerste lente-week-end doorbrengen in hun chemisch-ge- reinigd zomerpak; de deurwaarders worden lyrisch en pfofessor Goudriaan lascht extra-treinen in. D lente! Wat zouden uwe koleuren en aromen ons nu al kunnen verrukken! Maar het zal komen „Hallo!. meneer de redacteur. tot zoover was ik gisteren gekomen, tegen mijn zin, want het regende en stroomde nog altijd. Wat zegt u? Ja, 't gaat wel over, natuurlijk, maar het is zoo weinig suggestief!.Nou moet u hooren: Ik kom vanmorgen om acht uur buiten en wat zie ik daar opeens?'n Heuschen waaraclitigen zonnestraal! Geen kunstmatigen ultra-violette, maar 'n echten, waar je neus van gaat blinken en waar je bruin van wordt. U weet wel, zoo'n zonnestraal als het pad pleegt te beschijnen van twee gelukkige geliefden of van iemand, die in den zevenden hemel is. De lucht was blauw, u kent dat blauw wel, het koepelt meestal over koeien, weiden en molensHet rook lekker frisch op straat. Enfin, ik had te veel aan m'n de- mietje. Daar heb je ze, dacht ikZie je nou wel? Da's nou de ware waarachtige lente. Ik wilde iedereen, die ik tegen kwam, 'n hand gevenKrijgt u die bevliegingen ook wel eens, meneer de redacteur?Ik heb heel den morgen ge floten en had eigenlijk spijt dat ik boven den mondharmonica-leef- tijd ben. Ik heb on middellijk een paar nieuwe handschoenen gekocht, lichte na tuurlijk, en bij den kapper heb ik me eens echt lenteachtig laten maken. De man was van dien enkelen zonnestraal al heel wat opgeknapt.... Wat zegt u?.... Nou, m'n kou is er nog wel, maar wat de verbeelding toch doet„Laat" ik nou op eens dien stijven hals kwijt zijn. Wat zegt u?. Jawel. Kamferspiritus met glycerine. goed wrijven. U moet tegen uw assistente zeggen dat winter handen daar tegen met be stand zijn. Blieft versta niet.O Zoo.. doelt den drui pendsten neus smds Holofer- moet u een kor zout nemen doen? Naar Zand voort? Vandaag?. Er zal wel niks komen want t regent weer, HERMAN MOERKERK

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 40