door dr. A. J. Cronin 22 HQCff* ZESDE VERVOLG M j grauwe hemel over de woelige stad, bruisend en dreunend verkeer, over volle bussen, jachtende taxi's, gerep van millioenen menschen. Voor Anne, die het Trafalgar-ziekenhuis verliet, om Lucy ergens te gaan treffen, had de kolossale wereldstad nog niets van haar verwonder lijkheid verloren, van haar ontzagwekkende macht, van haar overweldigend karakter als slagveld, waarop zij, eenvoudige verpleegster, de haar toegewezen taak moest vervullen. Haar overgang naar de Trafalgar was nu een voldongen feit. Directrice Melville, een groote, voor name vrouw, was een intieme vriendin van dr. Prescott's moeder geweest. Dat Anne zou worden aangenomen, was al aanstonds zeker op het moment, dat Alice Melville de glazen van haar hoornen bril naar den brief van dr. Prescott richtte. De Trafalgar was een modern ziekenhuis, een omvangrijke, wetenschappelijke machine ter behandeling van de kwetsuren, de ziekten en verminkingen, die zwakke men schen in 't stadsgeweld hadden opgeloopen. Anne had nog geeu tijd gehad, om zich geheel aan te passen aan het rhythme van die machine, noch had zij al geheel aan haar nieuwe omgeving kunnen wennen. Wijl zij zoo n sterke voorkeur voelde voor heelkundig werk was het eenigszins een teleurstelling voor haar, dat zij op een zaal voor patiënten met inwendige ziekten werd geplaatst. Maar haar-chef, dr. Verney, toonde waardeering voor haar werk, het verdere personeel was heel geschikt, waardoor de wond van haar afscheid uit Manchester reeds begon te heelen. Toch sprak Anne's gelaatsuitdrukking, toen zij door Regent Street snel in de richting van de Zwarte Kat liep, een stille, kleine lunchroom, waar zij met Lucy had afgesproken, een zekere ongerustheid uit. Toen zij haar zuster zag, vleugde er een snel licht over haar gezicht. Met gretige warmte snelde zij vooruit, om Lucy te omhelzen. „Zoo!" riep Anne uit, met ietwat hijgenden adem. „Wat ben ik blij, dat je er bent! Ik had een afschuwe lijken angst, dat je me weer teleur zou stellen." ,,'t Was den vorigen keer mijn schuld niet," zei Lucy, met iets pruilerigs in haar stem. „Ik had extra-dienst, waar ik onmogelijk af kon." „Natuurlijk, schat, ik begrijp 't," zei Anne kal meerend. De twee meisjes gingen het zaaltje binnen, be stelden thee en toast, en zaten elkaar over het tafel tje heen op te nemen. Lucy was eenigszins veranderd, sinds die dagen, nog maar zoo kort voorbij, toen zij als een koningin had geheerscht in haar eigen, halve landhuisje in Muswell Hill. Z ij zag er misschien iets ouder, iets wereldwijzer uit, of liever, iets nuchterder; alsof ze ontgoocheld en trotseerend tegenover het heelal stond. Zij had zich meer opgemaakt, en was beslist eleganter gekleed. „Heb je nog iets van Joe gehoord?" stelde Anne voorzichtig haar eerste vraag. Lucy schudde haar hoofd en zei toen: „Of ten minste. op één manier wel. Hij zeurt maar steeds, of ik weer bij hem wil komen. Heusch, Anne, ik word al woest als ik er maar aan denk. Hij chauffeur van een bus, na al wat we gehad hebben of hadden kunnen hebben! Mijn mooie huis en mijn mooie meubels allemaal weg, alleen door zijn domheid. Dat vergeef ik hem niet. Ik kan niet terug gaan. Ik schijn niet te deugen voor 't huwelijkniet voor zóó'n huwelijk ten minste. Ik stuur mijn eigen bootje liever zélf. Waar ik op 't oogenblik ben, heb ik 't heel goed." Hierop volgde een stilte. Al had Anne veel kunnen zeggen om Joe te verontschuldigen, zij zweeg. Want door haar laatsten zin had Lucy de kwestie ter sprake gebracht, waar zij zich het ernstigste ongerust over maakte, voor het oogenblik. „Daar noem je iets, waar ik je toch eens over moet spreken, Lucy," zei Anne langzaam, beschroomd. WAKE KORTE INHOUD. Ann Lee, een knap jong meisje, is met- haar zuster Lucy verpleegster in een ziekenhuis te Shereford. Door onoplettendheid van Luey sterft een tweejarig patiëntje; Ann neemt de s ;huld hiervan op zich, daar haar zuster het verpleegstersdiploma nog niet heeft en door deze gebeurtenis haar carrière gebroken zou zijn. Ze wordt onmiddellijk ont slagen. Op den ochtend van haar vertrek ontmoet zü Joe Shand, een jeugdvriend, die haar reeds meermalen ten huwelijk heeft gevraagd. Met zijn taxi brengt hij haar naar Manchester, waar ze in het ziekenhuis Hcpperton wordt aangesteld. Tijdens een blindedarm-operatie ontdekt Ann, dat 'n watje in de wonde achterblijft. Van den patiënt, Matthew Bowley, krijgt ze als dank hiervoor een taschje met een bankbiljet van tien pond. Ann brengt een bezoek aan haar zuster Lucy in Londen, die tot haar groote verwondering met Joe Shand getrouwd is. Op den terugweg verongelukt de bus nabij Manchester, waarbij sommige passagiers ernstig gewond wor den. Ann verleent de eerste hulp en neemt direct maatregelen. Ze laat dr. Prescott uit Manchester roepen. Nadat de gewon den verbonden zijn neemt hij haar mee naar z'n woniDg. Hij vertelt haar, dat hij een kliniek voor hersenoperaties wil stichten en hoopt op den moreelen en financieelen steun van den rijken Matt Bowley. Ann heeft de huisverpleging bij de zieke vrouw van Bowley op zich moeten nemen. Matt Bowley bezoekt Ann op haar kamer. In een gesprek tracht Ann hem te interesseeren voor de plannen van dr. Prescott Bowley beklaagt zich bij haar, dat hij door de ziekte van z'n vrouw zoo weinig gezelligheid heeft. Eensklaps slaat hij z'n arm om haar schouder. Op 't zelfde moment komt mevrouw Bowley het vertrek binnen. Ze wijst Ann de deur en dwingt de directie van het ziekenhuis haar te ontslaan. Dr. Prescott is ontstemd over haar bemoeiingen inzake de kliniek Bowley heeft z'n steun geweigerd, waarom dr. Prescott eveneens z'n ontslag neemt. Hii geeft Ann een aanbeveling voor het Trafalgar-ziekenhuis. ,,'t Spijt me wel, zus, maar ikik geloof heelemaal niet, dat je goed geplaatst bent, waar je op 't oogen blik zit." „Begin daar nu niet wéér over," zei Lucy. „Dat moet ik wel, Lucy. Ik ben er heelemaal niet gerust op, dat je in dat huis werkt, 't Heeft lang geen goeden naam." „O, kind, wees nu in 's hemelsnaam stil. Alleen omdat de Rolgrave een particuliere onderneming is, en niet zoo'n afschuwelijk, openbaar ziekenhuis, zit je er op te hakken en op mij ook. Ik zal je eens ronduit wat zeggen. Toen Joe me zoo verschrikkelijk tegen was gevallen, heb ik besloten, 't beste voor mezelf te nemen, wat ik krijgen kon. De oude me vrouw Sullivan in de Rolgrave betaalt haar verpleeg sters driemaal zooveel als jjj verdient, we dragen zij den uniformen, 't eten is uitstekend en we hebben absoluut eerste-klas patiënten. Ik heb deze heele week speciale verpleging gehad bij Irene Dallas, de filmster. Ken je natuurlijk, bij naam dan. Ze heeft me beloofd, dat ze me mee zal nemen naar Californië. Geloof me maar gerust, een verpleegster in de Rol grave kan iets bereiken op verschil lende manieren. Maar wat praten we er eigenlijk nog over. Jij bent nu eenmaal gebeten op particuliere verplegingen en rusthuizen." „Dat is absoluut niet waar, Lucy," zei Anne be slist. „Maar ik heb redenen, om bezwaar te maken tegen Rolgrave." Ze weidde niet over haar thema uit, uit angst, nog heftiger protest en vijandig verzet op te roepen. Maar juist haar stilzwijgen legde nadruk op haar bezorgdheid. De Rolgrave was een weelderig etablis sement in het hartje van Mayfair de wijk, waaruit het huis het grootste deel van zijn cliënten betrok en een der meest beruchte „rusthuizen" in Londen. Mevrouw Sullivan, de eigenares, betoonde inderdaad tegenover haar verpleegsters een bijna wonderbare edelmoedigheid trouwens de eenige manier voor haar, om bruikbaar personeel te krijgen maar het waren alleen de zonderlinge figuren, de dubieuze karakters uit de verpleegsterswereld, die er dienst namen. Het tehuis stond op de zwarte lijst het was een dier inrichtingen, waar men tegen fabelachtigen prijs een behandeling kon vinden, die de wet trot seerde; waar rijkdom geneeskunde en chirurgie naar zijn hand kon zetten; waar zenuwlijders en over spannen vrouwen de kalmeerende middelen kregen, die ze meenden niet te kunnen missen, maar die een behoorlijk ziekenhuis hun nooit zou willen verstrekken. Reeds zoolang Anne had geweten, van welken aard Lucy's nieuwe positie was, had zij in een voortdurenden angst geleefd voor de invloeden, die op haar zuster konden inwerken, en voor de gebeurlijkheden, die haar noodlottig zouden worden. „Luey," zei ze ernstig, „laat die Rolgrave schieten en kom in de Trafalgar. Er is een plaats open, en ik heb er jou al voor aanbevolen. Je weet toch nog wel, wat we voor groote plannen gemaakt hebben om samen te werken? Nu krijgen we onze kans, Lucy. We hebben allebei wederwaardigheden beleefd, 't ging dan weer eens beter en dan weer eens slechter, maar nu zitten we in Londen, in 't hartje van de wereld. Ik ben verleden week op het kantoor van den verpleegstersbond geweest, ik heb een heelen tijd met de secretaresse, miss Gladstone, zitten praten, en ik ben een massa te weten gekomen. Als we samenwerken, kunnen we iets tot stand brengen, Lucy." Lucy zat met haar lepeltje te spelen. Een wreveli ge, koppige trek was om haar mond gekomen en niet meer geweken. „Ik dank je voor je vriendelijke bedoeling, Anne," zei ze eindelijk. „Maar ik zie sommige dingen nu eenmaal anders dan jij. Je wilt er voor werken, om de arbeidscondities van de verpleegsters te verbeteren, is 't niet? Maar als 't ooit zoo ver komt, is 't tweedui- zend jaar nadat wij allebei overleden zijn. Wat- schieten we er dan mee op? Ik wil iets aan mijn leven hebben. Als je op de gewone manier doorgaat als verpleegster, loop je tot je dood toe in een tredmolen. Ik heb er ondervinding van. Maar als je 't een beetje handig aan weet te pakken, kun je zelfs als verpleeg ster een ontzettend leuk leven hebben. En aangezien de wereld nu eenmaal zoo is als ze is, lijkt dat me het eenige, waar het op aankomt." Er kwam een stilte. Anne deed nog een laatste poging. „Je moet niet denken, dat ik me aanstel, maar ik smeek je, om weg te gaan uit de Rolgrave." Lucy maakte een nadrukkelijk ontkennend ge baar. ,,'t Spijt me verschrikkelijk," zei ze stug, „maar dat gaat niet." Dat ze onverzettelijk was, bleek duidelijk uit haar toon. Anne wist uit ervaring, dat verder aandringen geen ander gevolg zou hebben dan een dwaze scène. Het was vierentwintig uur later, en directrice Melville had juist haar wekelijksche inspectie

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 22