HET
MONSTER VAN
LOCH NESS
doof* Laurence KirU
10
De herberg van Ardochit
stond niet bekend als De
Halve Maan of Het Ver
gulde Anker, zelfs niet als Het
Witte Paardze heette kort en
goed De Herberg. Boven de
deur hing een verweerd bord.
waarop nog nauwelijks te lezen
was: Angus Maegregor. verkoop
van wijnen en spiritualiën.
Angus had van z'n leven maar
heel weinig wijnen geschonken;
hij zou je vreemd aangekeken
hebben als je zijn herberg was
binnengekomen en zooiets be
steld hart. .Je hoefde heelemaal
niets te bestellen, wanneer je
tegen zijn buffet aanleunde.
Angus overhandigde je werk
tuiglijk een glas whisky en
als je dat leeggedronken had,
schoof hij je, zonder iets te zeggen, een tweede toe.
Daarna wou Angus eerst 'geld zien, vóór je nog meer
kreeg.
De herberg was een witgepleisterd gebouw op een
vlak stuk terrein aan den oever van het Loch Ness,
de weg liep langs den voorkant en daarachter verre
zen eensklaps de bergen, eerst een wildernis van va
rens en berken en dan de met hei begroeide hellingen.
Een eind verder aan den weg lagen een dozijn huizen:
een vierkante kerk met stompen toren en een houten
aanlegsteiger, die ver in het meer vooruitstak.
Dit was nu het dorp Ardochit, het gansche dorp
Ardochit Vreemden, die de herberg wilden bezoeken,
moesten minstens acht kilometer loopen om er te
komen, hetgeen meteen verklaart, waarom er zoo
weinig omgezet werd. Het verklaart ook de norsche,
ongenaakbare verschijning van Angus Maegregor.
De ronde gemoedelijkheid van den echten dorpswaard
was hem vreemdhij was even koud en taai als het
koude schapévleeschdat hij je voorzette als je
onderweg het ongeluk had een lekken band te krijgen
en besloot bij hem te blijven middagmalen. Noch
klonk het tegen sluitingsuur opgewekt„Tijd, heeren.
het is op slag van twaalven!" Angus rammelde wat
met de blinden, alvorens ze met een somber gezicht
te sluiten en als hij nog iets zei, dan luidde het kort
en scherp„Vooruit, Wullie, een beetje opschieten,
alsjeblieft! ik ben niet van zins voor jou een
"bekeuring op te loopen!" of iets dergelijks.
tip dezen gedenk waardigen Zaterdagavond werden
de blinden zooals gebruikelijk op het wettelijk
voorgeschreven uur gesloten. Er bevonden zich op
dat oogenblik slechts twee mannen in de gelagkamer
en terwijl Angus met onnoodig veel lawaai den boel
opruimde en de deur grendelde, wandelden zij intus-
schen naar den anderen kant van het hotel en liepen
regelrecht een klein zijvertrek binnen. Kort daarop
verscheen Angus weer met een volle flesch whisky en
drie glazen in zijn hand, die hij midden op de kale
tafel zette. Zwijgend gingen ze met z'n drieën zitten
en staken hun pijpen op.
Eenieder, die de twee mannen om den hoek naar de
achterdeur had zien loopen zou terstond vermoed heb
ben. dat er een of andere nachtelijke fuif inihet ver
schiet was. Hij zou zich evenwel deerlijk vergist ljebbe.n.
Gedurende de volgende drie kwartier werd er door
geen van drieën een woord gesproken. Ze dronken
gelijk op: ieder schonk zichzelf in. terwijl twee paar
oogen angstvallig toezagen, dat niemand zich milder
bedeelde dan de anderen.
Deze drie vertegenwoordigden de groot,e zaken
wereld van Ardochit. Angus kennen we reeds,
Murdoch, degene met den rossigen baard, was
behalve kantoorhouder der posterijen en dorpswinke
lier ook nog bezitter van twee tamelijk onzeewaar
dige motorbooten, die vlak bij den aanlegsteiger ge
meerd lagen. Gillespie, de ander, een kolos van een
kerel, was de hoefsmid, een beroep, dat hij sinds
eenigen tijd met dat van auto-monteur vereenigd had.
Deze bezigheid bestond voornamelijk uit het han
teeren van de plaatselijke benzinepomp, maar hij
had ook nog een geteerde schuur achter zijn huis,
waarop met koeien van letters „herstelplaats"
geschilderd was: reparaties werden gewoonlijk
met een voorhamer uitgevoerd en iedere auto, die een
maal onder zijn handen was geweest, kwam binnen
een jaar gegarandeerd op het autokerkhof terecht.
Dit waren de drie mannen, die nu zwijgend om de
tafel geschaard zaten en om beurten de whisky-
flescli aanspraken zonder elkaar aan te kijken. Aan
stonds zouden ze de zaak gaan bepraten, waarvoor
ze op dit nachtelijke uur te zamen waren gekomenl
haast was er niet bij, ze spraken nooit overijld. Op
den duur was het Murdoch, die het algemeen gevoelen
onder wroorden bracht.
„De gemeene onderkruiper," gromde hij, trillend
van verontwaardiging; de andere twee knikten wijs-
geerig en lieten een instemmend gebrom hooren.
Er volgde wederom een langgerekt stilzwijgen, het
welk eerst verbroken werd. toen de glazen opnieuw
gevuld moesten worden. Ze schoven hun stoelen
dichterbij en waagden het zoowaar elkaar aan te zien.
Dit alles vereischt wel een nadere uiteenzetting.
Iemand, die Murdoch's uitbarsting overeen gemee-
nen onderkruiper gehoord had, zou misschien ver
ondersteld hebben, dat er ergens een staking gaande
was. Zulks was inderdaad het geval en Murdoch's
woorden golden dan ook den staker; hij bezigde den
scheldnaam „onderkruiper", omdat deze in zijn ver
beelding een extra beleedigenden klank had. De
staker was echter geen bediende Van hem. want hij
had geen bedienden. Het was geen man, of zelfs ook
maar een vrouw. Het was moeilijk te bepalen wat het
was, behalve dat het sinds geruime,n tijd in staking
was gegaan want noch het geslacht of de afstamming,
noch de leeftijd van het monster van Loch Ness kon
den tot dusver door de geleerde, zoölogen worden
vastgesteld.
Toen het monster zich twee jaar geleden voor liet
eerst aan den volke vertoonde, waren er geen
grooter twijfelaars geweest dan Angus, Murdoch en
Gillespie.
Iedereen die dacht dat hij het gezien had. of iemand
kende, die beweerde dat hij het gezien had, of in ver
ren graad verwant was aan iemand wiens tante het
gezien had. was volgens hen een fantast, een dwaas en
een onnoozele hals.
Toen inr. Forbes, de dominee van de 1 rije Kerk.
zich ontvallen liet, dat hij iets opgemerkt had, dat
misschien wel het monster had kunnen zijn, bogen ze
beschaamd het hoofd: het was bijna even ongepast,
als wanneer hij bekend had aan een 'gemaskerd bal
te hebben deelgenomen. Zelfs toen de Times en de
Scotsman deze steunpilaren van waarheidsliefde
en onvervalschte trouw voor de vele getuigenissen
moesten zwichten en het monster niet langer met
een grapje naar het rijk der fabelen konden verwijzen,
bleven ze hardnekkig weigeren er eenig geloof aan te
hechten. Er moesten tastbare bewijzen komen, voor
ze zich door iemand lieten overtuigen.
Lang behoefden ze er niet op te wachten. l)en ge-
heelen zomer heerschte er een enorme drukte aan de
oeVers van het Loch Ness. waarvan ook Ardochit.
ruimschoots zijn deel had. Auto s en bussen stopten
voor Gillespie's benzinepomp en lieten er hun leege
tanks bijvullen; uit alle streken des lands kwamen
nieuwsgierigen, die naar het meer staarden in de hoop
het griezelige monster te aanschouwen en zich dan
teleurgesteld in de herberg gingen verfrisschen, of
prentbriefkaarten en pepermuntjes kochten in Mur
doch's winkel.
Er was in Ardochit een nieuwe, industrie verrezen,
waaruit eenieder profijt sloeg. Tegen een dergelijke
openbaring waren Angus, Gillespie en Murdoch niet,
bestand. Hoe konden ze nog langer ontkennen,
terwijl ieder voor zich een tweedehands-auto gekocht
had, als doorslaand bewijs, dat het monster wel de
gelijk in het meer rondspartelde. Ze begonnen het
zelf ook te zien, al was het alleen maar om aan te
toonen. dat het monster Ardochit boven de heiden -
sohe overzijde van het meer verkoos.
In Augustus was er zoowaar een scheuring ont
staan tnssohen Murdoch en Gillespie over de strijd
vraag of het twee koppen bezat of één. Angus had
het pleit onmiddellijk beslecht.
De tweekoppentheorie werd tot
ketterij verklaard en Gillespie
kreeg den raad zich een nieuwen
bril aan te schaffen.
De belangstelling verflauwde
gedurende de wintermaanden,
maar laaide den volgenden zo
mer des te heviger op en Ar
dochit bloeide als nooit te voren.
Een Vereeniging tot Instand
houding en Bescherming van
het Monster sloeg haar hoofd
kwartier op in de herberg. In
Juni en Juli kwamen er nog
onafgebroken stroomen van foto
grafen, vliegers, jagers op groot
wild, dierenliefhebbers en dag-
jesmenseheu en Murdoch besloot
zelfs poeierdoozen en lippenstif
ten in zijn winkel te verkoopen,
tot in Augustus de opwinding eensklaps begon te
bedaren. Het monster scheen zijn sex-appeal op
onverklaarbare wijze te hebben verloren. Het kon
de menschen geen zier meer schelen of het monster
gezien werd of niet. zelfs niet of het een wijfje had
of in eenzaamheid zijn dagen moest slijten. In
October bleef Murdoch met zijn vier dozijn lippen
stiften in zijn maag zitten.
Ze leefden nu alweer in Juni van liet volgende
jaar en Ardochit was een noodlijdende gemeente
geworden. Reeds vroeg in Maart was Angus het
monster al gaan zien en had hij nieuwe bijzonder
heden in zijn verschijningsvorm waargenomenmaar
toen hij het nieuws naar Inverness telegrafeerde, had
men er veelbeteekenend de schouders opgehaald. De
publiciteitswaarde van het monster had afgedaan. Dit
was de reden waarom de drie mannen hier te zamen
waren gekomen en in zulk somber stilzwijgen hun
glazen ledigden. Het monster had hun een leelijke
loer gedraaid.
Murdoch had den stoel, waarop hij zat, met z'n voet
dichter bij de tafel getrokken en richtte eindelijk het
woord tot den herbergier.
„Weet jij er misschien wat op, Angus?" vroeg hij
aarzelend
„Misschien!" bevestigde Angus kort.
Opnieuw omhulde een diepe stilte de vergaderden.
In versneld tempo puften ze aan hun pijpen, doch
liet. duurde vijf volle minuten voor Angus weer verder
ging.
„Ik heli er eens rustig over nagedacht," zei hij
gewichtig.
„O ja?" informeerde. Gillespie.
„JaEn ik ben tot de slotsom gekomen, dat we het
monster veel te veel als een zachtaardig diertje
hebben voorgesteld. Wat heeft ie tot, dusver nog
anders gedaan dan alleen maar een beetje rond
zwemmen. Met rondzwemmen kom je d'r niet. llij
moest zich op de een of andere wijze eens doen gelden!"
„Zich doen gelden?" hakkelde Murdoch verbaasd.
„Precies!"
„Wat wou je hem dan laten doen?"
„Dat weet ik nog niet. Konden we hem maar eens
een Wetsovertreding laten begaan1 )e menschen geven
geen lor .meer om hem, omdat ie nog nooit iemand
kwaad heeft gedaan."
tiet duurde weer eenigen tijd voordat dit tot het
begrip van de andere twee was doorgedrongen. Toen
gaf Gillespie met zijn smidsvuist een mep op de tafel,
dat. de glazen er van rinkelden.
„Man, ik geloof zoowaar, dat je gelijk hebt."
„Natuurlijk heb ik gelijk." zei Angus op zelfvol-
danen toon.
„Wat zou je er van denken," opperde Gillespie en
thousiast, „als ie met z'n staart een van Murdoch's
motorbooten in gruizelementen sloeg?"
„Als je maar van m'n booten afblijft," zei Murdoch
scherp.
,,'t Is een heel goed idee," hield de smid vol.
„Klets!"
„Je bent een echte egoïst, Murdoch. Voor het, alge
meen welzijn moet je een offer weten te brengen."
Murdoch en Gillespie keken elkaar over de tafel
met vlammende blikken aan en Angus vervolgde na
eenige oogenblikken
„Er is nog iets. dat, we bepraten moeten. Jullie
kent gekken Jamie toch wel?"
„Natuurlijk."
„De dominee heeft me weer eens over hem gepolst.
Hij wil niet werken, hij wil niet naar de kerk, hij wil
niks dan alleen maar op den steiger zitten en visschen,
vissollen en nog eens visschen."