CRITIEK VAN LLOYD GEORGE
De Nederlandsche minister-president Jhr. D. J. de 6eer, die Zaterdag een korte rede hield in zijn werkkamer.
Exclusieve opname.
dat pleitende burgers bovenal waren: pro-Neder
lands cli. Hun vaderlandsche gevoelens waren
buiten geding, hun sympathieën voor een strijdende
partij lagen in een ander, en lager vlak. Om het eens
duidelijk te zeggen: wanneer de belligerent van hun
voorkeur op een bepaalden dag onze neutraliteit
geschonden zou hebben, dan zouden zij zich bitter
ontgoocheld hebben gevoeld, en de te voren gekoes
terde sympathie geleid hebben tot een te feller afkeer.
Thans is dit bij de personen, op wie ik doelde,
anders. Zij zijn niet voor allespro-Nederlandsch. Zij
maken in het buitenland de eerlijkheid van onze
neutraliteitspolitiek verdacht.
Zij ondermijnen het vertrouwen in onzen kraeh-
tigen wil tegenstand te bieden tegen elke schending
van ons grondgebied, van welke z\jde die ook komt.
De beveiliging, die voor elk dier oorlogvoerende
partijen ligt in de paraatheid van onze weermacht,
breken zij af en daardoor tevens de bescherming, die
voor ons in die paraatheid ligt.
En wat het ergste is, de partijdigheid, waarvan
zij ten onrechte, en tegen beter weten in, de regeering
betichten, beoefenen zij zelf.
Het militair gezag heeft 21 personen, die voor de
rust en veiligheid gevaarlijk werden geacht, in
bewaring gesteld. Het heeft dit gedaan na gron
dige voorbereiding en met groote nauwgezet
heid.
Menigeen, tegen wien voor den oppervlakkigen
beschouwer vermoedens zouden kunnen rijzen en
wiens handelingen dan ook ernstig zijn nagegaan,
is buiten den maatregel gebleven, omdat geenerlei
concrete aanwijzing bestond voor het gevaarlijke
van zijn optreden. Van deze 21 echter is komen
vast te staan, hoofd voor hoofd, en op grond niet
van eenig politiek inzicht, maar van persoonlijke
gedragingen, dat de veiligheid des lands hun inter-
neering gebiedt.
De regeering is overtuigd, dat deze daad van het
militair gezag, die geheel in de lijn ligt van de
sinds het uitbreken van den oorlog constant door
ons land gevolgde politiek, door de overweldigende
meerderheid van ons volk met onverdeelde in
stemming zal worden begroet.
De K.L.M. is van plan het steunpunt van de Indië-
lijn te verleggen van Napels naar Bandoeng. Deze
maatregel houdt verband met de spanning in de
Middellandsche Zee. Vandaag zijn reeds twee piloten
uit Amsterdam vertrokken om twee in Napels ge-
stationneerde extra-machines Dinsdag a.s. naar
Bandoeng te brengen.
machinegeweren en luchtafweerkanonnen met krom
geslagen loopen zijn bij Namsos in den steek gelaten,
maar terwijl men aan mag nemen, dat dit zware
materiaal niet meegenomen kon worden, omdat dè
kaden van Namsos door Duitsche bommen verwoest
zijn, kan alleen de haast, waarmede er ingescheept
werd, verklaren, dat groote voorraden levensmiddelen,
kisten met whisky en wijn, vele pakken sigaretten
enz. in het laatste geallieerde bivak bij Namsos zijn
achtergelaten.
REDE VAN MINISTER KOHT
Vandaag kwamen in Londen de Noor-
sche ministers Koht en Jungberg, als
mede de Britsche en Fransehe gezant in
Noorwegen te Londen aan. Minister
Koht liield hedenavond een radiorede,
waarin hij o.a. zei:
„Landgenooten in alle deelen van
Noorwegen. Ik spreek tot u van Londen
uit, waarheen ik mij begeven heb om met
de Britsche autoriteiten besprekingen te
voeren over de vraag, hoe men ons het
best zal kunnen helpen tegen de krach
ten van het geweld. Van hier ga ik naar
Parijs en daarna terug naar mijn land
om den strijd voort te zetten.
Voor ik vertrok, heb ik gezien, dat
in Noorwegen zeer veel verwoest is.
Ik heb de Duitsche vliegtuigen dag
in, dag uit zien terugkeeren naar Molde,
de mooie stad van de rozen, tot zij ten
slotte in vlammen was gehuld. Wat de
Duitschers niet hebben durven doen
tegen de landen, waarmede zij in oorlog
waren Groot - Brittannië en Frankrijk
doen zij tegen het arme, onverdedigde
Noorwegen, dat slechts wenschte neu
traal te zijn. Het deel van ons land, dat
zij niet onmiddellijk onderworpen heb
ben en dat nog steeds weerstand biedt
aan het brute geweld, wordt door hen
met genadeloos geweld verwoest. Zij
branden steden en dorpen plat en waar
zij komen, verwoesten zij het land.
Nu hebben zij eindelijk een vijand
gevonden, dien zjj meenen te kunnen
straffen met verschrikkingen en door
intimidatie tot overgave te bewegen
In een zeer scherp artikel viel Lloyd George heden
het beleid van de Britsche regeering aan. Hij schreef
o.a.
De campagne in Noorwegen was de climax van
de blunders. De vernederende terugtocht was het
onvermijdelijke gevolg van het feit, dat Groot-
Brittannië niet was voorbereid. Wij hadden den
Duitschers voor moeten zijn, voor zij tot een snellen
tegenzet overgingen, die volgde op ons besluit om
mijnen te leggen in de Noorsche wateren. Toen de
Duitsche tegenzet kwam, waren wij volkomen on
voorbereid om dezen af te weren. Wij zonden naar
Noorwegen een haastig samengeflanst expeditieleger.
dat van de meest noodzakelijke uitrusting verstoken
was. De consequenties waren onvermijdelijk.
Het is een betreurenswaardige geschiedenis van
onbekwaamheid en domheid geweest. De natie is tot
elk offer bereid, maar wij allen zijn niet bij machte
overwinningen te boeken, wanneer de opperste leiding
niet alleen gebrekkig, maar ook zwak en belachelijk
is. Aan den buitengewonen ernst van den toestand
valt thans niet meer te twijfelen.
Het kabinet is in opzienbarende wijze in gebreke
gebleven om deze situatie aan te pakken. Thans rust
op het parlement de taak de situatie onmiddellijk in
handen te nemen. Indien het parlement dit nalaat,
zal het zich schuldig maken aan hoogverraad jegens
de natie. De oorlogsleiding moet op drastische wijze
gewijzigd worden zoowel in haar organisatie als in
haar leden, anders zal een ramp niet meer voorkomen
kunnen worden.
dit Germaansch-Noorsche volk, dat deleer der nazi's
niet wil aanvaarden."
Frankrijk en Groot-Brittannië zijn bereid te helpen,
doch al deze voorbereidingen kosten uiteraard tijd.
Ik verzoek de Noren echter niet ongeduldig te zijn.
De westelijke mogendheden zijn voornemens het
Noorsche volk te bevrijden en ik ben overtuigd, dat
de geallieerden alles wat mogelijk is zullen doen om
de Noren te helpen. De inval, welke ons heeft verrast,
moet gekeerd worden en de Duitschers moeten wor
den verdreven. Het is een plicht jegens onszelf, jegens
onze kinderen en ons land, dat wij liefhebben en dat
jaren een vrij land is geweest."
Zondag 5 Mei
De terugtocht uit het gebied bij Namsos heeft
blijkens berichten van verschillende zijden veel van
een overhaaste vlucht gehad. Auto's en tanks.
Een Duitsche kabelballon, die voor waar
nemingsdoeleinden gébruikt wordt. Een
soortgelijke ballon werd op Zondag 5 Mei
door Nederlandsch af weergeschut in brand
geschoten en stortte in het IJsebneer.