OVERSTAPPIE
als instructeur
j BIJ O IV ZE
I „JONG ENS
I T E VELDE"
H,PoT6M1[
Rechts richtennieuwe lichting wordt afgericht, armlengte tusschenruimte en naar rechts blijven lijken tot er „Staat!"
wordt gecom mandeerd. Ze staan nog 'n beetie vreemd tegenover het militaire leven, maar al gauw zullen ze heelemaal gewend, zijn.
Jilles laat onze radio weer eens
keihard spelen en het komt tot
een vinnig debat, waarbij ook
korporaal Papkind zich niet onbe
tuigd laat. En dan beleven we 'n
verrassing er komt een stelletje
„biggen" naar ons kantonnement.
Natuurlijk snelt facteur Overstappie
toe om de nieuwelingen met zijn
groote ervaring ter zijde te staan
Nou één dine. Jilles," zegt korporaal Papkind.
„Als je voortaan niet met je vingers van die
radio afblijft, ga je de club uit
Maar dat neemt de brave Jilles niet. In militaire
aangelegenheden mag de dikke korporaal dan z'n
meerdere zijn, als leden van onze radioclub hebben
zij precies dezelfde rechten.
„Jou moete goed begriepe, ik betaal mien centen,"
zegt Jilles dan ook terecht. „En ik mag net zoo goed
luuster'n als 'n ander.
..Luustere mag je," zegt Papkind grimmig. „Maar
van die knoppen blijf je af!"
„Wat vertelle jou me nou?" vraagt Jilles ontzet.
„Waarvoor mag ik niet an de knopp'n draai'n?"
Doch nu bemoeit onze facteur Overstappie zich
met het dispuut en hij kiest onverwijld de zijde van
zijn korporaal.
„Omdat de mellek suur wordt as jij met je tengels
an die musiekdoos sit te frunneke!" vaart hij tegen
Jilles uit. En hoewel deze voorstelling van zaken, op
z'n minst genomen, 'n weinig overdreven genoemd
mag worden, de facteur heeft gelijk. Want Jilles
maakt met z'n gedraai aan de knoppen van ons toe
stel de kamer nagenoeg onbewoonbaar, voor hem is
muziek slechts muziek als de ruiten rinkelen!
„Maar luuster nou's," tracht de Fries zich te ver
dedigen. „Jou begriepe toch wel, dat. orkest speelt nou
'n ouverture. En laat ik je nou vertell'n, 'n ouverture
moet altied fortissimo 'speeld word'n." En hij draait
weer zoo lang aan den knop tot de veldflesschen op
tafel staan te trillen.
„Hoe bestaot 't, de raodio staot soowat te barste!"
schreeuwt de facteur over een obligaat van Engel-
sc'ne koren heen. „Hei, Jilles, dim die overture 'n
pietsje of d'r kommo ongelukke." Doch Jilles is geens
zins geneigd z'n muzikale genoegens te laten versto
ren: behaaglijk achterover geleund tegen '11 geweer-
rek beluistert hij den klankenorkaan. Zóó hoort 'n
ouverture te worden genoten en niet anders! En de
club uit gaat hij niet.
Die club bestaat al sinds het begin van de mobili
satie en werd spontaan opgericht op den avond, toen
we voor 't eerst in ons dorpje bivakkeerden en na 'n
fikschen marsch 'n beetje onwennig tegen de kale
wanden van ons verblijf zaten op te zien. Toen
kwam er opeens een ondernemend heer onze kamer
binnenstappen met 'n radio-toestel onder z'n arm. Hij
prutste wat met een stekker en even later hadden
we muziek. Dat toestel heeft, sindsdien de kamer
niet meer verlaten. Iedere man betaalt trouw z'n
vijf cent, in de week en Opa houdt, pijnlijk nauw
gezet de administratie bij. Hij onderhoudt ook het.
contact met. den verhuurder en ontkent categorisch,
dat we langzamerhand al zóóveel betaald hebben, dat
we 't toestel al lang in eigendom moesten hebben.
„Maar nou is 't genoeg!" buldert Papkind opeens.
Een tijdlang heeft hij 't uitgehouden, doch thans
trekt, hij resoluut den stekker uit het stopcontact. Er
valt 'n vreemde stilte.
„Mien ouverture!" krjjt Jilles verontwaardigd.
„Jij met je eeuwige ouvertures." hoont Papkind.
„Ik geloof vast. dat 't jouw schuld was, dat 'r laatst
'n barst in die ruit zat. En dat heeft die ongelukkige
kamerwacht moeten betalen. Je kri jgt nog 's wat van
die ouvertures."
„En jou staan oppe kop als d'r 'n stelletje gekk'n
versjes gaan opzegg'n." verweert Jilles zich vinnig.
„Ja, declamatie," zegt Papkind met waardigheid
„Daar noem je even wat."
En daarmee is eindelijk de kern van het. probleen
aangesneden. Jilles is werkend lid van de meest
befaamde harmonie in geheel Tietjerksteradeel en
heeft dientengevolge 'n zwak voor ouvertures, terwijl
alle uitingen van reeiteerkunst hem gestolen kunnen
worden. Korporaal Papkind daarentegen raakt
slechts in geestdrift, als het programma het optreden
van een declamator vermeldt.
Slechts één uitzondering wil Jilles maken: de
radio kan hem niet, hard genoeg aan staan, als een
„Frvsk uurke" hem de klanken uit „it lleitelan"
brengt. Maar dan komt de heele kamer in opstand!
„As die Friese met alle geweld met d'r lui snuffert
foor de mikerefoon wille komme, motte se eerst maor
's behoorlijk leere praote," beweert Overstappie.
„Mot je dat geknauw hoore! 't, Lijkt wel of
d'r 'n stelletje ouwe seelionde staone te hoeste!"
„Jae, 't is inderdaad '11 merkwaardig dialect,"
valt de keurige Hagenaar hem bij. „Als je 't veur 't
eerst heurt.
„Dialect!" stuift Jilles woedend op. „Jou moete
goed begriepe, jou prate met 'n kouwe aardappel in
de keel en dat is dialect. Maar wat wij in Friesland
spreek'n is 'n taal!"
Juist, komt, de sergeant van de week binnenwan
delen, op zoek naar een emmer en een dweil, die op
onverklaarbare wijze aan den inventaris van de.
corvéekast, ontbreken. En als die niet, terecht komen,
wordt hei betalen
„So is 't. en niet. oars!" valt hij Jilles bij, want de
sergeant is een echte Fries uit het waterland en '11
groot propagandist van de leuze „Frysk op skoalle."
„Fryslan boppe!" kraait Jilles. overmoedig nu hij
zoo onverwacht hulp krijgt. Jammer, dat de sergeant
er weer haastig vandoor moet, nog steeds op zoek
naar zijn schoonmaakartikelen.
„Mooie taol!" hoont Overstappie. „Is 't 11011 écht
waor. dat d'r bij jullie nog sendelinge worden opge-
gete, Jilles?"
„Jou kanne begint Jilles spinnijdig, doch
helaas wil hem zoo gauw niets te binnen schieten.
„Kannibaelisme. zegt onze Hagenaar pein
zend. „Ik wist niet, dat zooiets in ons land nog veur-
kwam."
„Nou, reken maor," verzekert de facteur. „Soo
eentje as jij wordt daor gebraoje met boter en suiker.
En 'n tikkie pieterselie d'r bij 0111 dat Ilaogsche
luehie d'r af te krijge."
„Maar als jou komme, eten we je rauw!" dreigt
Jilles.
„Hóór je nou wel?" triomfeert de facteur. „Wat
'11 land! Onderlaotst komt d'r 'n koopman an me
deur en die froeg of we nog ouwe krantc ofer de hand
hadde. Ik seg, wat doene jullie daor toch mee? Die
sture we met de Lemmerboot naor Tietjerksteradeel,
seit, ie. Waorfoor, fraog ik. Nou, seit, ie, d'r is nou
eindelijk uitgeinaokt dat d'r achter Tietjerksteradeel
geen land meer sit, en nou gaone we daor de wereld
met krantc diehtplakke!"
Doch Jilles heeft het slof van deze beschouwing
niet meer aangehoord. De deur is met '11 harden slag
achter hem dichtgevallen en nu zien we hem de poort
uitstuiven in de richting van ons vischwinkeltje.
„Als ie zóó bij Mientje komt. kan dat schaap 'n