19 gezelligen avond beleven," zegt Opa meewarig. Overstappie heeft inmiddels het raam geopend. „Goed soo, Jilles!" brult hij den vertrekkende na. „Set 'm op!" En prompt beantwoordt de heele kamer deze speciale dienstuitdrukking met het bijbe- hoorend refrein. „Witte muizen!" klinkt het in koor. Als u ons nu vraagt, wat daar eigenlijk mee be doeld wordt, moeten we het antwoord schuldig blijven. Niemand weet het. Maar als u ooit nog eens in het veldleger verzeild raakt en men zegt tegen u: „Zet 'm op!" antwoord dan onverwijld: „Witte muizen!" en ieder zal u voor 'n doorgewinterd gemobiliseerde houden! Overstappie geeft les Nu de lente in het land is, gaat het 's avonds gemoedelijk toe in ons dorpje. De opa's zitten met hun trijpen pantoffels aan bij de bloeiende heg en blazen wolken pijpensmoor uit aartsvaderlijke door- rookers. Bij den smid wordt 'n dik boerenpaard beslagen en op de stoep van het gemeentehuis speelt de dorpsjeugd, vroolijk klinken de stemmen door de vredige avondstilte. Ergens in de verte wordt har monica gespeeld, een pomp piept en uit een schuurtje klinkt 't gemekker van een geit. In de dorpsstraat is 't druk, daar loopen de meisjes arm in arm en daar exploiteert Mientje's vader op de stoep voor zijn winkel een wonderlijke machine, waaruit roomijs in fantastische tinten te voorschijn komt. Dat ijs ver heugt zich in de algemeene belangstelling van al wat het veldgrijs draagt. Zelfs Opa van lichting 1924 heeft zich deze week verwaardigd, publiekelijk en zonder zich ook maar eenigszins te gêneeren, 'n „framboze van drie spie" te consumeeren! Bij de ijsmachine is het gezellig. De stoep vormt, als 't ware, een openluchtsociëteit en daarvan is Overstappie onbestreden de voorzitter. Dezen avond is de kring grooter dan anders, behaaglijk sabbelend aan 'n „dikke van vijf", verdringt er zich 'n groepje jongelieden in burger, dat zich in hooge mate voor militaire aangelegenheden schijnt te interesseeren. Er komt een officier voorbij. „Drie sterre, da's 'n groot-majoor," verzekert een jongeman, die zich de trotsche bezitter mag noe men van een geruite pet. „Hoor hem, '11 majoor heb strepe op z'n mouwe en 'n kroon." „Nee, da's '11 sergeant-majoor," weet een andere deskundige. „En die kroon beteekent dat ie scherp schutter eerste klas is." „Nietes, 'n kroon krijg je, als je dertig jaar in dienst bent...." „Niks hoor, dan krijg je 'n medalje." Vol verbazing heeft Overstappie ilit leerzame discours gevolgd. Dan gaat hem opeens een licht op. „Hoe hestaot 'tt" grinnikt hij. ,,'n Stelletje bigge!" Inderdaad hij heeft gelijk, het zijn echte biggen. U heeft dit soort jongelieden deze weken stellig door de straten van uw woonplaats zien trekken, in groep jes van vier of vijf en nog 'n tikje onwennig, 't Is de jonge lichting, die onder wel zeer bijzondere omstan digheden werd ingelijfd. Ook wij deden eens, heel lang geleden, schuchter onze intrede in de wereld van kuch, geweervet en rechts-uit-de-flank. Maar wij wisten ten minste voor hoe lang. Dorsten deze jongelieden naar militaire kennis? Welnu, Overstappie zal hun wankele schreden leiden! „Hao, die bigge!" groet de facteur joviaal. „Dat vin ik nou écht lollig, dat jullie ons 'n handje konnne hellepe. Ober, geef de heere 'n rondje van drie spie foor mijn rekening. En fertel 's, manne, hebbe jullie al 'n kloffie uitgezocht bij de fourier?" Nee, '11 uniform hebben de recruten nog niet. Voor- loopig exerceeren ze in burger en ze zijn juist toe aan het commando: rechts richten. „Reusachtig!" prijst Overstappie. „E11 wie heb d'r al in de roos geschote?" „We hebb'n nog geen geweer'n," verzekert een blonde reus. „Hiero, da's familie fan boere-Jilles!" constateert Overstappie. „Ken je boere-Jilles niet? Da's 'n vrijer met '11 moord-kuifie. Blijf maor '11 end uit se buurt, want zoo tege de somer wordt ie altijd wild en dan wil ie bijte! Ik hoor dat jullie de range en graode al aordig kenne. Wete jullie al, wat dit foor 'n hooge is?" En hij wijst op Papkind. „Da's 'n korporaal," weet een der jongelieden. „Moordaodig!" prijst de facteur. „En wat folgt d'r dan?" „Sergeant." „Nee, wachtmeester." „Da's 't sellefde," onderwijst de facteur. „Maor 'n wachtmeester heb 'n leere stuk in se broek en je hoort 'm in de ferte al rammelen fanwege de spore. Wete jullie al wat siekerapport is?" Ja, dat weet de jonge lichting al. „Daor mot je naor toe gaon, as je schele hoofdpijn heb en dan krijg je drie daoge frij fan monddeksel- draoge," verzekert de facteur ernstig. „En as je blaore loopt, mot je 's op marsch gaon met vilt- pantoffeltjes an je foete...." „Jou stane maar wat te bonk'n," veronderstelt de lange Fries. „Hoore jullie dat?" krijscht de facteur veront waardigd. „Die is al net soo brutaol as die malle Jilles! Seg,lange schlemiel, weet jij wel tege wie je spreekt?" „Jae, recruut, je mag wel 'n beetje op je weurden letten," valt de Hagenaar hem bij. „Deze meneer is facteur en dat is reuze hoog." „Jou kanne me nog meer vertell'n," verklaart het lange jongmenseh trouwhartig. „Benne die jonge goosers allemaol soo eigewijs!" vraagt Overstappie zich in wanhoop af. „Dat ken goed worde! Nog geen week onder dienst en nou al praotjes tege 'n mobelesaosie-facteur, met bijna tien dienstjaore. Hoe bestaot 't Da's komplete insubordi- naosie! Geloof mijn nou, as facteur sijnde ben ik reuze hoog!" „Dan hebbe jou je streep'n zeker thuus 'laten?" veronderstelt de koppige jongeling. „Want jou benne aardig kaal oppe mouw'n." „Die knaep is geweldig welbespraekt, heur," zegt Nellie met iets als bewondering in z'n stem. Hm, wat zal Overstappie d&érop zeggen? Hij geeft het op, aan de jonge lichting is voor hem geen eer te behalen. „Nee, dan waore wij andere bigge," bekent hij spijtig. Ja, Overstappie. wat zal je daaraan doen? Wij waren argelooze burgers, toen we voor 't eerst de kazernepoort binnenmarcheerden. Maar deze jeugd is al acht maanden lang met mobilisatie en soldaten dom vertrouwd geraakt. En het zal heusch niet lang duren eer deze biggen hun plaats in liet veldleger hebben veroverd! L. -\ ..Nou één ding. Jilles," zegt onze korporaal Papkind nij- iig. „Je blijft voortaan met je vingers van die radio af OVERSTAPPIE ANTWOORDT Zoo langzamerhand krijg ik zooveel brieven van lezers, dat ik onderdehand wel 'n secretaresse mag nemen. Ik lijk wel 'n filmster, hoe bestaat 'tAfijn, ik zal deze week 's een begin inaken met antwoorden. .Vis gemobiliseerde zit ik natuurlijk „ergens in Nederland" en dat is zwaar geheim. Wie meer van me weten wil, schrijft maar aan de Hoofdredactie van Panorama, Nassaulaan 51, Haarlem. Dóór weten ze m'n veldpostadres wel. Met de groeten van korporaal Papkind, Opa, den sjieken Hagenaar. .Jilles en alle jongens van de kompie. OVERSTAPPIE H. v. d.W. te Raamsdonkveer.Als geheide Mokumer ken ik Jantje de Natris met z'n mooie kuif. Hordijk en keeper de Boer nog best. Had je me als kleinen jongen te keer moeten hooren gaan op de jongenstribune van Ajax, gewoonweg moorddadig! Maar tegenwoordig is het brandhout in de Meer, benne dót nou de landskampioenen? Ze moeten maar 's komen kijken, als ons elftal speelt met Jilles in de voorhoede! Goalgetter van Diermen kan ik me ook nog best herinneren, als ie d'r 's een keertje naast schoot, ging ie altijd mank loopen. Die back van Blauw-Wit, waar u over schrijft, heette v. d. Kluft en als die z'n knar onder den bal zette, stonden de torens van het oude stadion compleet te trillen! Opa heeft beloofd, dat ie gauw weer 's wat postzegels stuurt. W. J. H. v. W. te Buenos-Aires. Ik wist niet wat me gebeurde, toen ze op 't. veldpostkantoor uw envelop met al die mooie postzegels d'r op in m'n facteurstasch stopten. Die postzegels ben ik intusschen al lang kwijt, daar zit Opa mee te kwanselen. De jongens van de kompie vinden 't reuzenlollig, dat 'n oud-gediende heelemaal in Brazilië onze avonturen leest. Ivorp. B. 7 C. P. Niks van aantrekken! Laat ze maar smoezen. Mot je onzen fourier hebben, die maakt zelfs verschil tusschen linker- en rechtersokken Lezeres te Saint-Jean-Cap Ferrat. 't Is '11 tikkie ver uit de buurt, m&ar anders zouden we beslist 's van uw uitnoodi- ging gebruik maken. Onze Hagenaar komt vast mee, z'n buitenmodelletje is net uit de stoomerij terug. Sergeant N. N. II Aut. Bat. Gelijk hebt u, 'n week duurt lang als er zeven dagen weekdienst in zitten. Maar één troost is er. al die dagen kom je ten minste niet op wacht. H. C. V. te Curitiba (Brazilië). Kinderzegels heeft Opa genoeg maar aan ouwe Belgen kan hij u niet helpen. Gauw zal hij eens '11 partijtje sturen. J. v. d. B. te Delft. Optreden willen we wel. maar we hebbeu tegenwoordig maar twee dagen verlof in de drie weken en aan bewegingsvrijheid hebben we niet veel, want we zitten 'u heel eind bij u uit de buurt. Korporaal Papkind heeft be loofd dat ie voor 'n volgende gelegenheid 'n reuzenprogramma in elkaar zal zetten. Sergeant P. V. 3-1-11 R. A. Die laarzen staan moord dadig, maar onze wachtmeester zegt, dat onbereden sergeants met beenkappen moeten loopen Sergeant H. R., M. C.-II-18 R.I. Vindt u die teekeningen zoo aardig? Wij ook Alleen Jilles loopt af en toe te schelden, want hij zegt,dat die teekenaar hem altijd zoo'n punthoofd geeft. P. R. te Middelburg. Wanneer krijgen we weer 's zoo'n mooie kaart? Dames A. B. en R. W. te Wassenaar. We waren reuze verguld met uw brief. Ja, die tocht met dien bonten mobili- satiebus ging niet door, maar daarom kunnen we even goed 's een keer naar Den Haag komen Nellie zal ons den weg wel wijzen, heeft hij ons beloofd. Maar hij is lang zoo knap niet als ie d'r op de plaatjes uitziet en z'n buitenmodellctje is óék zoo mooi niet moer

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 19