er meer van kon weten. De hond had niet aangesla gen en het moest dus een bekende van Steven Hol lins zijn. Bovendien iemand, die bekend was met zijn relatie met de bank. Verder bleek dat de geheime bergplaats van den rentenier geplunderd was een kastje in den muur, bedekt door een schilderij en John Cordall kon iets weten van die bergplaats. En toen ten slotte uitkwam, dat hij een paar weken ge leden aan de bank ontslagen was en sinds den vorigen dag spoorloos was verdwenen, twijfelde de politie er al geen oogenblik meer aan, of hij en niemand anders was de dader. Vijf dagen later werd hij ver hier van daan, in Quebec, gearresteerd. Maar hij verklaarde van de heele geschiedenis niets te weten en omdat, hij werkloos was, kon men dat plotselinge vertrek heel goed verklaren. Sorry, zooals ik reeds zei, heb ben ze hem vanmorgen dan ook vrijgesproken." ,,l)us ze hebben hem niets kunnen bewijzen?" hield ik het gesprek hardnekkig aan. John Cordall begon zachtjes te lachen en dat lachje was niet vrij van leedvermaak. „Hém iets bewijzen?" vroeg hij triomfantelijk. „Hij kon zijn onschuld be wijzen. De moordenaar was volgens de eigen ver klaring van Steven IJollins om kwart over twaalf in de woning aanwezig en er waren wel twintig onver dachte getuigen, die kwamen verklaren, dat John Cordall van twaalf uur tot kwart vóór een in een automatiek een kwartier daar vandaan had zitten eten. Dat alibi klonk dus als een klok en het bewees zonneklaar zijn onschuld...." Zóó was het. De feiten wezen John Cordall aan als den schuldige en zijn alibi was in flagrante tegen spraak met de feiten. Een vergelijking van de "klok van de automatiek met de pendule van Steven IIol- lins had alleen de teleurstellende ontdekking opge leverd, dat zij vrijwel gelijk hepen en ook hierin kou de knoop dus niet zitten. En tóch zat er ergens een knoop; ik was er thans nog stelliger van overtuigd dan vóór deze ontmoeting. Het niet te miskennen leedvermaak, dat nu en dan in de stem van John Cordall om een hoekje kwam gluren en zijn triom fantelijke lachje waren een duidelijk compliment aan zijn eigen adres, omdat hij de justitie zoo mooi bij den neus had gehad. Ik begon eraan te wanhopen, dat John Cordall zich door een onvoorzichtige uitlating bloot zou geven. Alles wat hij had gezegd was dien morgen in den breede voor de groene tafel uitgesponnen en ik had er niet het minste nieuw houvast aan. Maar toch gaf ik mijn pogingen nog niet op. „En het gestolen geld, is daar nog iets van terecht gekomen?" vroeg ik zoo onschuldig mogelijk. „Niets," antwoordde hij en weer merkte ik dat voldane glimlachje op. „Ze hebben er lang naar gezocht, maar het is nog altijd niet gevonden." Het was inderdaad waar: we hadden er lang naar gezocht. In Quebec, in Hilton en op alle plaatsen waar wij maar vermoeden konden, dat de moorde naar zich misschien opgehouden had. Maar alle moeite was vruchteloos geweest; noch van het geld, noch van de effecten hadden wij een spoor kunnen ontdekken. Tot mijn spijt bespeurde ik, dat ik mijn pogingen om John Cordall tot een onvoorzichtigheid te verleiden op moest geven. Hij maakte aanstalten om heen te gaan. Hij knoopte zijn colbert dicht, trok zijn das recht en haalde een spiegeltje uit zijn zak. „Kom, ik ga eens opstappen." zei hij halfluid tot zichzelf. Met een oritisclien blik nam hij zijn uiterlijk even op. Ik sloeg hem van terzijde gade en terwijl hij links en rechts manoeuvreerde met zijn spiegeltje, over kwam mij plotseling een merkwaardige vergissing. In dat spiegeltje zag ik voor een kort oogenblik de wijzerplaat weerkaatst van de klok, waaronder we gezeten waren, en ik verbaasde me, dat het reeds zoo laat was. „Wat, al tien over twaalven?" viel ik onwille keurig uit. „Ik dacht dat het nog geen twaalf uur was. „Tien óver. Tien vóór twaalven, bedoelt u," verbeterde John Cordall, met een vluggen blik achter zich. „Ja, als men druk in gesprek is, gaat .de tijd gauw. Het volgende oogenblik kreeg ik de vreemde ge waarwording, dat mij eindelijk een blinddoek was afgerukt. Ik had den knoop gevonden en hem tegelijk ontward. Het was tien minuten vóór twaalf, maar in het spiegelbeeld van de klok stonden de wijzers op tien óver twaalf. En zóó had ook Steven Hollins zjjn pendule gezien in spiegelbeeld, vóór de tafel gezeten. Hij had dezelfde vergissing begaan als ik nu. De aanslag was gepleegd om kwart vóór twaalf en nadat hij de geheime bergplaats had geplunderd, had John Cordall zich regelrecht naaf de automatiek begeven, om iets te eten. Aan een alibi had hij toen natuurlijk geen oogenblik gedacht. Dit was hem later pas inge vallen, toen de verklaarbare vergissing van Steven Hollins hem duidelijk was geworden. Ik moest mij geweld aandoen, om mijn zelfbe- heersching te bewaren. Het liefst zou ik John Cordall onmiddellijk hebben gearresteerd, maar ik begreep gelukkig, dat mijn theorie misschien wel geloof zou vinden, maar bewijskracht miste. Ik moest geduld oefenen en den moordenaar van nu af aan geen oogen blik van den dag meer onbespied laten. Een oogenblik later stond John Cordall op. Hij zei me vriendelijk goedendag en verliet het plantsoen. Rustig liet ik hem gaan. maar nog geen halve minuut later stond ik eveneens op. En van die plek onder de klok begon ik mijn achtervolging. Het duurde nog zes volle weken, voor wij de vol doening mochten smaken, de polsen van John Cordall voor de tweede maal in de boeien te sluiten. De gerechtigheid achterhaalde hem op een donkeren avond, onder een viaduct, waar hij den buit van zijn roofmoord verborgen had. Hij herkende me met één oogopslag en hij stond als van den donder getroffen, toen ik hem onthulde, waar en hoe ik den knoop had gevonden, die hem den eersten keer gespaard had voor den strop. Ontkennen kon hem nu niet meer baten en een maand later ontving hij wat hem toe kwam voor dien laaghartigen moord. Zijn doodvonnis besloot de merkwaardigste belevenis van mijn loop baan een belevenis, waarin ik altijd geneigd ben geweest een ingrijpen te zien van een hoogere ge rechtigheid HET GESPREK VAN DEN DAG

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 15