Generaal Winkelman tot het Nederlandsche volk:
NEDERLANDERS,
Ik heb er prijs op gesteld, u persoonlijk een toelichting te geven
bij het hoogst ernstige besluit, dat u reeds hedenavond hebt gehoord
door de Nederlandsche radio.
Wij hebben de wapens moeten neerleggen omdat het niet anders
kon. Allen waren vastbesloten ons vaderland te verdedigen tot het
uiterste. Welnu, ik, die als Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht
alle berichten ontving, ik wist met volstrekte zekerheid, dat dit uiterste
vandaag was bereikt. Onze soldaten hebben gestreden met een moed,
die onvergetelijk zal blijven. Maar de strijd was te ongelijk. Onze
troepen stonden tegenover technische middelen, waartegen de grootste
menschelijke moed niet is opgewassen. Bij duizenden zijn zij gevallen
voor de vrijheid van Nederland.
De luchtstrijdkrachten waarover wij thans nog beschikken zijn zoo
minimaal, dat zij onze troepen te land nagenoeg niet meer bij de
operatiën konden steunen.
Tegenover de Duitsche overmacht in de lucht hadden ook onze
andere afweermiddelen, zooals de luchtdoelartillerie, slechts een beperkte
uitwerking, hoe dapper en bekwaam de luchtdoelbatterijen haar taak
ook vervulden. Zoo stonden onze troepen bloot aan de vernietigende
bombardementen van het Duitsche luchtwapen.
En niet alleen zij. Onder de burgerbevolking, onder vrouwen en
kinderen, maakte de luchtmacht tallooze slachtoffers. In ons dicht
bevolkte land, met zijn vele steden, kan bij luchtbombardementen
moeilijk worden onderscheiden tusschen militaire en niet-militaire
objecten. Rotterdam, dat vandaag door de Duitsche luchtmacht werd
gebombardeerd, heeft het droevig lot van den totalen oorlog onder
gaan. Utrecht en andere groote bevolkingscentra zouden binnen zeer
korten tijd dit lot met Rotterdam moeten deelen.
Vrijwel geheel aangewezen op eigen kracht, waren wij niet in staat
ons land, onze burgerbevolking, voor dit geweld te behoeden. Het
waren deze harde feiten, die mij noopten mijn hoogst ernstig besluit
te nemen: Wij hebben den strijd gestaakt.
Ik kan mij ten volle indenken, dat dit besluit voor vele Neder
landers schokkend is. Laten zij allen echter beseffen, dat ik op dit
oogenblik de Nederlandsche regeering hier te lande vertegenwoordig
en dat ik derhalve niet alleen gerechtigd, doch ook verplicht was te
besluiten, zooals het belang van het Nederlandsche volk in deze om
standigheden voorschrijft.
Het staat voor mij onomstootelijk vast, dat dit belang medebrengt,
dat de volstrekt ongelijke strijd moet worden gestaakt, opdat niet nog
meer onschuldige slachtoffers vallen. Wie mijn verantwoordelijkheid kan
peilen, beseft hoe zwaar mij dit besluit moet zijn gevallen. Het kon
echter niet anders luiden.
NederlandersHebt ondanks dezen zwaren tegenslag vertrouwen in
de onverwoestbare krachten en tradities van ons volk. Wij hebben
deze beproeving van een korten, doch hevigen oorlog moeten doorstaan.
Wij zullen het nieuwe lot, dat ons voorloopig beschoren is, met den
zelfden moed en vastberadenheid dragen als waarmede wij den strijd
voor onze zelfstandigheid hebben gevoerd. Hebt daarom, ik herhaal
het nogmaals, vertrouwen op de toekomst.
Doch vooral: Toont dit vertrouwen door de rust en de orde te bewaren,
welke wij zoo dringend behoeven om ons geschokte land weder op te
bouwen. Laten wij ons thans richten op dezen eersten plicht, welken
het vaderland ons oplegt.
Leve Hare Majesteit de Koningin
Leve het vaderland