Tooneelsiuk in één bedrijf van Anion Chekhov
HET AANZOEK
EEN SALON IN PO PO VA' S HUIS
POPOV A is diep in den rouw en heeft haar oogen
op een foto gevestigd. LU KA spreekt haar toe.
LUKA: Het is verkeerd van u, mevrouw. U
zult er beslist nog iets van krijgen. Het kamermeisje
en de keukenmeid zijn uitgegaan 0111 bessen te zoeken,
inensoh en dier verlustigt zich in de natuur, zelfs de
kat vindt er vermaak in, muggen te vangen in den
tuin en u zit den godganschelijken dag alleen in deze
kamer en interesseert u nergens meer voor. Het lijkt
bier wel een gevangenis. Neen, ik overdrijf niet! Ik
wed dat u bet heele jaar nog geen stap buiten de
deur gezet hebt.
POPOVA: Ik ga nooit meer uit. Wat heb ik
eraan? Met het leven heb ik afgedaan. Hij ligt onder
een zerk en ik heb mij tusschen deze vier muren be
graven. We zijn samen dood
LUKA: Och wat! Nicolai Mihailovitch is dood,
het was de wil van God en moge zijn ziel rusten in
vrede.U hebt hem betreurd, zooals het betaamde.
Maar u kunt niet ten eeuwigen dage toe blijven
schreien en in den rouw loopen. Mijn oudje
stierf óók, toen haar tijd gekomen was. Ik heb heel
wat tranen voor haar vergoteneen maand
lang wel. en toen vond ik dat het welletjes was.
Als 't moest, had ik er tot mijn laatsten levensdag
mee door kunnen gaan, maar zooveel verdriet was
mijn oudje niet waard. (Zucht). IJ bent uw buren
vergeten. U gaat nergens heen en ontvangt niemand.
We leven, om zoo te zeggen, als spinnen en schuwen
het daglicht. De muizen hebben mijn livrei op
gevreten. En als er nu geen fatsoenlijke menschen
in de buurt woonden, allee. maar de provincie
kan ze nauwelijks bergen. Er is een regiment in
gekwartierd in Riblov moet je de officieren in hun
prachtige uniformen door de stad zien loopen! Je
raakt er bijna niet op uitgekeken. lederen Vrijdag
wordt er in het kamp gedanst en de militaire kapel
speelt dagelijks' op het marktplein.Hoort u wat
ik zeg, mevrouw? U bent nog jong en knap, met rozen
op uw wangen als u alleen maar wat vertier zocht.
Schoonheid duurt niet voor eeuwig! Over een jaar
of tien zondt u misschien als een kalkoensohe kip te
midden der officieren willen pronken, maar dan
zullen ze geen notitie van u nemen, omdat het te
laat is.
POPOVA (vastberaden)Genoeg! Ik wil er niets
meer van liooren. Sinds den dood van Nicolai
Mihailovitch heeft het leven iedere beteekenis voor
mij verloren. Ik deed een gelofte, altijd in diepen
rouw te blijven gaan en mijn dagen in droefheid en
tranen te slijten. Hoor je het? Ja, ik weet wel,
dat het geen geheim voor je is, hoe hij mij vaak
wreed en onrechtvaardig behandelde, maar ik blijf
hem trouw tot in den dood en zal hem toonen, hoe
groot en waarachtig mijn liefde was. Daar, in het
kille graf, zal hij zien, wat hij tijdens zijn leven
versmaad heeft.
LUKA: IJ moest in plaats van al dat gepraat een
wandeling in den tuin gaan maken, of anders Toby
en Bles laten inspannen om een bezoek te brengen
aan een van uw buren.
POPOVA:Oh!
LUKA: Mevrouw! Mijn lieve meesteres! Wat is er?
Zeg het me toch!
POPOVA: Hij hield zoo van Toby! Hij reed altijd
op haar naar de Korchagins en de Vlasovs. Wat
kon hij toch goed rijden! Hoe gracieus was zijn
gestalte, als hij eensklaps uit alle macht de teugels
aantrok! Kun je het je nog herinneren, Luka? Toby!
Toby! Zeg in den stal dat ze haar een extra portie
haver geven.
LUKA Ja, mevrouw.
(Er wordt luidruchtig gescheld).
POPOVA (bevend): Wat zou dat zijn? Ga zeggen
dat ik niemand ontvang!
LUKA: Ja, mevrouw!
(Hij vertrekt).
POPOVA (naar het portret kijkend): Nu pas
ondervind je, Nicolai, hoe ik kan liefhebben en
vergeven.mijn liefde zal niet eerder sterven,
PERSONEN: S
j HELENA IVANOVNA POPOVA. jonge weduwe t
J van een landeigenaar. J
J GREGORY STEPANOVITCH SM1RNOV, een
landeigenaar van middelharen leeftijd. I
J LUKA, een oude knecht van POPOVA.
dan wanneer mijn arme hart heeft opgehouden te
kloppen. (Lacht door haar tranen heen). Schaam je
je nog niet? Ik ben je goede en deugdzame kleine
vrouwtje! Ik heb mezelf opgesloten in dit sombere
huis en ben je trouw gebleven tot in het graf, en
jij. Schaam je je niet, leelijke jongen? Je ver
waarloosde me, kibbelde met me over allerlei onbe
nulligheden en liet me soms dagen achtereen aan
mijn eigen lot over.
(Luka treedt onthutst binnen.)
LUKAliet is iemand die u belet vraagt, me
vrouw. Hij wil u persoonlijk spreken
POPOVA: Heb je hem niet verteld, dat ik sinds
den dood van mijn man geen vreemden meer ont
vang?
LUKAMijn eigen woorden, mevrouw, maar hij
wou zelfs niet naar me luisterenhij zegt, dat het een
dringende zaak betreft.
POPOVA: Voorde laatste maal: ik ontvang niet!
LUKA: Dat heb ik hem ook gezegd, maar zoo
gemakkelijk kwam ik niet van hem af. Hij begon
me uit te schelden en drong me onverwachts opzij....
Hij is nu in de eetkamer.
POPOVA (geërgerd): Vooruit dan maar, vraag
of hij binnenkomt. Fraaie manieren, moet ik
zeggen. (Luka verlaat het vertrek). Wat kunnen
sommige menschen me toch imteeren! Wat zou hij
van me moeten? Waarom komt hij de rust van mijn
huis verstoren? (Zucht). Ik denk er ernstig ovër, te
gaan verhuizen. (Peinzend)Ja, verhuizen.
(Luka treedt binnen met Smirnov).
SMIRNOV (tot Luka): Dwaas die je bent, je
raaskalt te veel. Ezel! (Ziet Popova en spreekt
haar eerbiedig aan). Mevrouw, mag ik de eer hebben
mij aan u voor te stellen Gregory Stepanovitch
Smirnov, landeigenaar en voorheen luitenant bij de
artillerie. Het spijt me, dat ik u om een zeer dringende
aangelegenheid moet lastig vallen.
PO PO VA vastberadenGenoegIk wil er niets meer
van hooren. Sinds den dood van Nikolai Mihailovitch
heeft het leren iedere beteekenis voor mij verloren!
POPOVA (hem geen hand gevend): Wat is er van
uw dienst?
SMIRNOVToen wijlen uw echtgenoot, met wien
ik de eer had bevriend te zijn, overleed, was hij mij
nog twaalfhonderd roebels schuldig. De noodige
bewijzen heb ik meegebracht. Aangezien ik morgen
mijn rente betalen moet, zou het mij zeer aangenaam
zijn, mevrouw, indien we een en ander vandaag,
konden regelen.
POPOVA: Twaalfhonderd roebels.... En waar
voor was mijn echtgenoot u die schuldig?
SMIRNOV: Hij kocht geregeld haver van me.
POPOVA (zuchtend, tot Luka)Vergeet vooral
niet, Toby een extra-portie haver te geven. (Luka
gaat heen). Als Nicolai Mihailovitch u bij zijn over
lijden dat bedrag schuldig was, kunt u zeker op
betaling rekenen, maar u moet me vandaag werkelijk
excuseeren, daar ik op het moment niet over vol
doende contanten beschik. Overmorgen komt mijn
rentmeester uit de stad terug en ik zal hem opdragen,
deze zaak direct in het reine te brengen. U moet
dus nog even geduld hebbenBovendien is het
vandaag precies zeven maanden geleden, dat mijn
man stierf en mijn geestestoestand laat niet toe,
dat ik mij met zulke zaken bezig houd.
SMIRNOV: En mijn geestestoestand dwingt mij,
een kortstondig eind aan mijn leven te maken, als ik
morgen mijn rente niet kan betalen. Mijn schuld-
eischers- dreigen reeds, den deurwaarder beslag te
laten leggen op mijn landgoed.
POPOVA: Overmorgen zult ge uw geld hebben.
SMIRNOV: Overmorgen heb ik er niets aan.
Vandaag moet ik het hebben.-
POPOVAHet spijt me heuseh, dat ik u moet
teleurstellen.
SMIRNOV: Ik kan niet tot overmorgen wachten.
POPOVA: U zult wel moeten! Ik lieb u immers
al gezegd, dat ik geen voldoende geld in huis heb.
SMIRNOV: Mevrouw, laten we er niet langer om
heen draaien. Kunt u mij onmiddellijk betalen of niet?
POPOVA: Neen!
SMiRNOV: Hm! Is dat uw laatste woord?
POPOVA: Ja, mijn laatste woord!
SMIRNOV: Uw laatste woord? Absoluut uw laat
ste?
POPOVA: Absoluut!
SMIRNOV: Dank u voor uw openhartigheid. Ik
zal er een aanteekening van maken. (Haalt zijn
schouders op). En dan eischen de menschen nog van
me, dat ik me kalm houd. Gisteren kwam ik een
kennis op straat tegen, die me vroeg: „Waarom kijk
je toch altijd zoo boos, Gregory Stepanovitch?"
Hoe voor den bliksem zou ik niet boos kunnen
kijken? Ik zit dringend om geld verlegen. Gister
morgen vroeg ben ik er met paard en wagen op
uitgereden en heb mijn schuldenaren stuk voor stuk
afgewerkt, maar geen mensch die betalen wou.
Daarna heb ik in de een of andere smerige dorps
herberg tusschen de leege wodka-vaten overnacht.
Eindelijk ben ik dan hier, zeventig werst van huis,
in de hoop ten minste iets te ontvangen en nu laat
uw „geestestoestand" u niet toe, naar mij te luisteren.
Het is eenvoudig om dol te worden.
POPOVA: Ik meende u toch duidelijk genoeg
gezegd te hebben, dat mijn rentmeester u betalen zal,
als hij uit de stad terugkomt.
SMIRNOV: Ik heb me niet laten aandienen bij
uw rentmeester, maar bij u! Wat, bliksems, heb ik
met uw rentmeester te maken?
POPOVA: U wilt mij wel excuseeren, mijnheer,
ik ben niet gewend, zulke taal in mijn salon te hooren
Uw aanwezigheid is mij hinderlijk! (Verlaat haastig
het vertrek).
SMIRNOV: Een mooie beweging! „Geestestoe
stand!! Mijn man stierf zeven maanden geleden!"
Moet ik morgen mijn rente betalen of niet? Goed,
laten we aannemen dat uw man dood is en dat u
gekweld wordt door een „geestestoestand" en nog
meer van dien nonsens. En uw rentmeester is
naar de stad gegaan, nietwaar?. Maar wat gaat
mij dat allemaal aan? Denkt u soms, dat ik aan mijn
scliuldeischers kan ontsnappen in een luchtballon?
Of verwacht u van me, dat ik met mijn hoofd tegen
ft