door dr. A. J. Cronin 18 nfc HÜCHj- Iedereen inoest toegeven, ondanks de verwoestingen, door de koorts aange richt. dat Gracie Hedley een allerliefst kind was. Zelfs nu nog spreidde zich haar vlossige goudblonde haar kringelend op het kussen uit. En terwijl Anne keek naar de bewustelooze Gracie, begon er in haar ge heugen een snaar van herinnering te trillen. Hoe 't was en waarom 't was had zij niet kunnen zeggen, maar er bestond een eigenaardige gelijkenis tusschen dit stervende kind en het jongetje, dat in het ziekenhuis van Sliereford aan diphtheritis was overleden. In een flits van helderheid doorzag Anne alles. Lucv had die gelijkenis eveneens opgemerkt, en vocht nu een hopeloozen strijd om dit tweede leventje. Er trok een groef van bezorgdheid tusschen Anne's wenkbrauwen. Er welde instinctief vrees in haai voor de psychologische uitwerking, de ontgoocheling die de onvermijdelijke misluk- king van alle pogingen op NEGENDE s Lucy hebben moest. En tegelijk VERVOLG s merkte zij op, toen zij zoo stond te kijken, dat Lucy het kind dichter tegen zich aan hield dan noodig was, en zichzelf daardoor achte loos blootstelde aan de besmetting, waartegen alle verpleegsters met den grootsten ernst waren ge waarschuwd, en waartegen de uiterste voorzorgen waren voorgeschreven. De volgende dag kwam, en de daarop volgende. Toen was het Zaterdag. Het weekend ging voorbij. En nog steeds haalde Gracie Hedley adem, nog steeds hield een zwakke levensdraad haar vast. Dinsdag morgen bracht dr. Forrest geruimen tijd aan het bed van het nog steeds bewustelooze meisje door. Als Gracie de crisis der eerstvolgende vierentwintig uren doorkwam, verklaarde hij toen, werd ze stellig beter. Maar botweg voegde hij er aan toe, dat volgens hém de crisis noodlottig zou zijn. Vierentwintig uren! Met haar oogen naar de klok commandeerde Lucy haar laatste reservekrachten op. De seconden tikten langzaam voorbij, de mi nuten sleepten zich voort. Maar hoe dan ook, de dag vorderde. Lucy was in twaalf uren tijds de zaal bijna niet af geweest. Desondanks besloot zij, wat Anne ook redeneerde, er ook den nacht door te brengen. En dus, toen de duisternis viel en de lampen wa ren aangestoken, ging Lucy haar wachtpost naast het bedje innemen. Zij was zich hoegenaamd van geen moeheid bewust. Zij voelde zich licht, onaan tastbaar voor vermoeienis, vervuld van een voorbe schikte kracht, die door niets geschokt kon worden. Gracie had zich, naar het scheen, dien heelen dag goed gehouden. Nu echter, nu de schaduwen zwarter werden, leek het, of de laatste resten van haar zwakke kracht haar begaven. Zij begon met een zwak gesnork adem te halen, en haar temperatuur ging met een sprong omhoog. En wat 't ergste was haar hoofdje, door de kramp naar achter getrok ken, zat als beklemd tusschen haar vermagerde schouderbladen. Lucy's oogen weken geen seconde van het gezicht van liet stervende kind. Bij al haar diensten hield ze haar blik onafgebroken naar die arme, nietsziende, scheefstaande oogjes gericht. Zij hield hét slappe handje in haar eigen hand. Het was, alsof zij een on- stuimigen, onweerstaanbaren stroom meedeelde aan het uitgemergelde lichaampje. Tegen twee uur in den nacht begon Gracie's adem haling te haperen. En haar polsslag, onder Lucy's vinger, hortte en stond bijna stil. Lucy's gezicht werd lijkbleek. Zou zij dan toch falen, te elfder ure, na al wat ze gedaan had* Zij boog zich met koorts achtige gejaagdheid voorover, hief de slappe ge daante van het kind op en hield haar mond tegen de bijna levenlooze lippen. Wanhopig blies zij het inge zonken borstje met haar eigen adem vol. Toen begon zij snel de bewegingen der kunstmatige ademhaling. Hoe lang zij daarmee doorging, wist zij zelf niet. Maar er kwam een moment, dat zij ophield. Het kind WAKE KORTE INHOUD. Ann Lee, een knap jong: meisje, is met haar zuster Lucy verpleegster in een ziekenhuis te Shereford. Door onoplettendheid van Lucy sterft een tweejarig patiëntje; Ann neemt de s 'huid hiervan op zich, daar haar zuster het verpleegstersdiploma nog niet heeft en door deze gebeurtenis haar carrière gebroken zou zijn. Ze wordt onmiddellijk ont slagen. Op den ochtend van haar vertrek ontmoet zij Joe Shand, een jeugdvriend, die haar reeds meermalen ten huwelijk heeft gevraagd. Met zijn taxi brengt hij haar naar Manchester, waa,r ze in het ziekenhuis Hepperton wordt aangesteld. Tijdens een blindedarm-operatie ontdekt Ann, dat 'n watje in de wonde achterblijft. Van den patiënt, Matthew Bowley, krijgt ze als dank hiervoor een taschje met een bankbiljet van tien pond. Ann brengt een bezoek aan haar zuster Lucy in Londen, die tot haar groote verwondering met Joc Shand getrouwd Is. Op den terugweg verongelukt de bus nabij Manchester, waarbij sommige passagier-s ernstig gewond wor den. Ann verleent de eerste hulp en neemt direct maatregelen. Ze laat dr. Prescott uit Manchester roepen. Nadat de gewon den verbonden zijn neemt hij haar mee naar z'n woning. Hij vertelt haar, dat hij een kliniek voor hersenoperaties wil stichten en hoopt op den moreelen en financieelen steun van den rijken Matt Bowley. Ann heeft de hnisverpleging bij de zieke vrouw van Bowley op zich moeten nemen. Matt Bowley bezoekt Ann op haar kamer. In een gesprek tracht Ann hem te interessecren voor de plannen van dr. Prescott. Bowley beklaagt zich bij haar, dat hij door de ziekte van z'n vrouw zoo weinig gezelligheid heeft. Eensklaps slaat hij z'n arm om haar schouder. Op 't zelfde moment komt mevrouw Bowley het vertrek binnen. Ze wijst Ann de deur en dwingt de directie van het ziekenhuis haar te ontslaan. Dr. Prescott is ontstemd over haar bemoeiingen inzake de kliniekBowley heeft z'n steun geweigerd, waarom dr. Prescott eveneens z'n ontslag neemt. Hij geeft Ann een aanbeveling voor het Trafalgar-ziekenhuis, waar ze als hoofdverpleegster wordt aangesteld. Anne zit in moeilijkheden en gaat naar Prescott om z'n raad in te winnen. Door openlijke verklaringen van dr. Prescott wordt een gerechtelijke aanklacht tegen Anne's zuster Lucy, die verdacht was van het toedienen van een doodelijke dosis gif aan een patiënte, ingetrokken. Dr. Prescott vindt nu echter nergens steun voor zijn kliniek. Anne en Lucy vertrekken naar Zuid-Wales om te helpen bij de bestrijding van een nekkramp-epidemie. Een meisje van vier jaar verkeert in stervensgevaar on Lucy verpleegt haar met uiterste zoi-g. ademde weer, zwak maar regelmatig. Er waren zweetdruppels uitgebroken op haar voorhoofd. Met trillende vingers tastte Lucy naar haar thermometer. Zij kon nauwelijks duidelijk genoeg zien, om den stand op te nemen. Maar toen 't haar gelukt -was, riep zij hem bijna luide uit. De koorts was gedaald. Zij greep snel naar de voedingspipet, en liet een paar drachmen pepton-oplossing op Gracie's tong neerkomen. Haar hart klopte heftiger, toen zij het kind normaal zag slikken. De ademha ling werd krachtiger, de polsslag eveneens. De tem peratuur daalde nog een graad. Wat meer voedsel, dat makkelijker genuttigd werd. En eindelijk, toen de eerste strepen schemering door de jaloe zieën filterden, kwamen Gracie's oogleden omhoog. Zij zag naar Lucy op met bewust zijn, met begrip. Spreken kon zij niet dat moest nog komen. Maar het voornaam ste was er de uitstraling van leven en besef. De crisis was voorbij, eindelijk door staan. De vreugde stortte zich als een springvloed over Lucy uit. Tranen vloeiden blindelings en ste kend, tranen van opgetogen blijdschap. Zij drukte haar handen te zamen en hief ze op in een gebed van dankbaarheid. Toen kwam zij strompelend overeind en trok de jaloezie open. Daar zag zij, tegen den muur aan den overkant, wacht houdend, met starenden blik naar haar op kijkend, den vader, Tom Hedley staan. Zij maakte een gebaar van uitgelaten vreugde. En toen hij aan kwam hollen, ging zij duizelend naar de deur, hem tegemoet. En daar op den drempel, terwijl ze 't hem vertelde, goot de rijzende zon over hen beiden licht uit. Het herstel van de kleine Gracie Hedley zond een blijden schok het heele ziekenhuis door, en te grooter was de opluchting, wijl zij samenviel met een mati ging der epidemie in het algemeen. Anne, die rustig op haar kamer brieven zat te schrijven, had een gevoel, of het grootste deel van haar werk volbracht was. Zij dacht aan toekomstige dagen, en liet haar geest stilstaan bij haar terugkeer, met Lucy, naar Londen. Nu Lucy zich zoo kranig had gehouden hier, zou miss Melville ongetwijfeld bereid zijn, haar een zaal te geven. Wat zou dat een heerlijkheid zijn - zij en Lucy, samen als hoofdverpleegsters in de Trafalgar! Ten minste. Zij dacht aan Joe. Of eigenlijk had zij steeds aan hem gedacht. Maar een verwijdering tusschen echtgenooten, en het elkaar weervinden, begreep zij, was een probleem, waarin zij zich niet moest mengen. In geluk elkaar weer vinden konden die twee slechts, als Lucy's karakter zich gunstig vervormd had. En dat proces was in vollen gang, misschien al voltooid. Dit zou nog mooier zijn dan Lucy en zij samen; Joe en Lucy samen, in degelijk geluk! En nu schreef zij haar laatsten en moeilijksten brief. Die was voor dr. Prescott. Waarom zij het moeilijk vond, dien brief te schrijven, begreep zij zelf niet goed. Zij vertelde weinig over haar eigen prestaties en veel over die van Lucy. Zij dankte hem nog eens, dat hij haar de gelegenheid had gegeven, dit werk te doen. Zoo had zij al vlug haar voorraad nieuws uitgeput. Zij had toch zoo dikwijls aan Prescott gedacht die laatste weken.vreemd, dat zij die gedachten niet onder woorden kon brengen. Zij voelde te zijnen opzichte een zonderlinge verwar ring, een vage tegenstrijdigheid van gevoelens, ver ontrustend, niet ten volle begrepen alsof zij wenseli- te maar tegelijk vreesde hem weer te zien. Zij glim lachte even om die gedachte. Op dit oogenblik was het, dat Nora, zonder ge klopt te hebben, haar kamer kwam binnenstormen. Zij bleef hijgend staan, doodsbleek, trachtend haar droefheid te beheerschen. En toen stiet ze uit: „Luc.y is flauwgevallen. op de zaal. Ze. ze sloeg als een blok neer." Verstijfd keerde Anne zich half om in haar stoel. ,,'t Is niets." Nora stond jammerlijk te stotte ren, en haar gezicht logenstrafte haar woorden. „Maar. ik moest je toch maar even roepen, zei dr. Forrest." Er beefden tal van vragen op Anne's lippen. Maar zij begreep, in een plotseling en ontzettend voorge voel, wat de oorzaak was van Lucy's bezwijming. Nog steeds stijf, als een slaapwandelaar, stond zij op en volgde zij Nora naar de zaal. Het was niet daar, maar in het kleine zijvertrekje, dat als zaalkeuken werd gebruikt, (lat zij Lucy vonden. Zij lag op een paar kussens, haastig bijeen- geworpen op den vloer, dr. Forrest zat op één knie naast haar en twee verpleegsters stonden vlak achter hem. Anne hoefde dr. Forrest niet eens aan te kijken één blik had haar genoeg gezegd, het ergste. Lucv was niet flauwgevallen zij was bewuste-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 18