DIT MUTSJE BREIEN
WE
ZELF
VOOR ONS KLEINE MEISJE
Gebreid overgooiertje met truitje
30
LEEFTIJD 7-9 JAAR
Het prettige van overgooiertjes is, dat we er allerlei verschil
lende bloesjes onder kunnen dragen. Is het b.v. warm, dan
nemen we een licht, dun bloesje, terwijl we voor wat frisschere
dagen een warm wollen truitje kiezen. Dit aardige, klokkende modelletje
zal onze meisjes heel leuk kleeden.
Benoodigdheden: ong. 150 gram lichtgroene boucléwol, ong. 75 gram
donkergroene, dunne driedraads zephvrwol, 2 lange aluminium breinaal
den met knop nr. 2x/2 en 1 y2, een haaknaald nr. 2% en 2 groene knoopen.
Maten. Lengte truitje ong. 41 cm; halve bovenwijdte ong. 32 cm; lengte
rok (tot de taille) ong. 38 cm.
Proeflapje (voor het rokje) 22 st. in de breedte en 30 naalden in de
hoogtemeten 10 cm; (voor het truitje)30 naalden in de breedte en 40
naalden in de hoogte meten 10 cm.
HET TRUITJE
Rugpand. We beginnen aan den onderkant, gebruiken naalden nr. 1
zetten 96 st. op en breien hierboven eerst 20 naalden steeds afwisselend
1 r„ 1 av. (altijd r. boven r. en av. boven av.); daarna breien we met
naalden nr. 2y, als volgt;
le naald:* 3 st. r. te zamen breien, uit den volgenden st. 3 st. breien,
door achtereenvolgens vóór, achter en nog eens vóór in te steken.
Vanaf steeds herhalen.
2e en 4e naald: averecht.
3e naald: recht.
■5e naald: 3 st. breien uit den len st., 3 st. r. te zamen breien.
Vanaf steeds herhalen.
6e en 3e naald: averecht.
7e naald: recht.
Deze 8 naalden vormen het patroon en we herhalen ze voortdurend.
De av. kant komt boven.
Voor de ar msgaten kanten we aan het begin van de
113e en 114e naald 3 st. af, aan het begin van de 115e,
116e, 117e en 118e naald 2 st. en aan het begin van de
119e en 120e naald 1 st. (80 st.). Voor de schouders
kanten we aan het begin van de 157e tot en met 164e
naald 6 st. af. De overige 32 st. kanten we bij de
volgende naald in eens af voor den hals.
Het voorpand breien we tot en met de 124e naald
hetzelfde als het rugpand. Van de 125e naald breien
we slechts 40- st. en keeren dan om. Boven deze 40
steken breien we dan eerst den linkerschouder. Voor
den hals kanten we aan het begin van de 144e naald
8 st. af en aan het begin van de 146e, 148e, 150e en
152e naald 2 st. Voor den schouder kanten we aan het
begin van de 157e, 159e, 161e en 163e naald
6 st. af.
Boven de overgebleven 40 st. van de 125e naald
breien we den rechterschouder op dezelfde, doch
tegengestelde wijze. Voor den hals kanten we aan het
begin van de 145e naald 8 st. af en aan het begin van
de 147e, 149e, 151e en 153e naald 2 st. Voor den
schouder kanten we aan het begin van de 158e, 160e,
162e en 164e naald 6 st. af.
De mouw. We beginnen aan den onderkant (naalden
nr. 1 y2),zetten 84st. op en breien hierboven 12 naalden
steeds afwisselend 1 r., 1 av. (r. boven r. en av.
boven av.). Daarna breien we met naalden nr. 2y2
in patroon. Voor den kop kanten we aan het begin van
de 37e en van iedere volgende naald 2 st. af. Bij de
72e naald kanten we alle overgebleven st. af.
Voor het strikje zetten we (naalden nr. 2y2) 90 st.
op en breien hierboven 7 naalden recht; daarna
kanten we af.
We persen nu de verschillende deelen luchtig onder
een vochtigen doek op en naaien ze in elkaar. Langs
het splitje en den hals haken we één toer vasten, ter
wijl we eveneens aan den hals 2 lusjes maken; door
deze lusjes trekken we het koordje en strikken dit.
Uitgevoerd in twee
goed harmonieerende
tinten zal dit vlotte
modelletje uitstekend vol
doen. Hoe losser we den
knoop maken, dus hoe
liooger deze komt, des te
aardiger zal het mutsje
staau.
Benoodigdheden: ong. 20
gram beige en ong. 20
gram terra wol, 2 lange
aluminium breinaalden met
knop nr. 2 x/2 en een ripslint
van ong. 54-57 cm lengto.
Met beige wol zetten we 28
st. op en breien hierboven
als volgt:
le naald: steeds afwis
selend 1 r„ 1 av.
2e naald: recht.
3e naald: steeds afwis
selend 1 av., 1 r.
4e naald: recht.
Deze 4 naalden vormen
het patroon en we her
halen ze voortdurend. Heb
ben we 56 cm gebreid,
dan gaan we verder met
de terra wol. Hebben we
hiermee 50 cm gebreid,
dan kanten we af. Nu
persen we dezen lap eerst
luchtig onder een vochtigen
doek op. We maken dan
in het midden van den lap
een knoop. Achter dezen
knoop naaien we de beide
einden ong. 16 cm aan
elkaar (deze naad komt
middenhoven). Nu kruisen
we de einden, vouwen
deze terug naar den knoop
en naaien ze hieronder vast
(het terra deel valt nu dus
naast het beige deel en omgekeerd). Ook naaien we de beide zijkanten
aan het bovenmiddenstuk. Langs de entree naaien we ten slotte het
ripslint op de vereischte wijdte.