19
Ühtd
Qanöel
IDater
Manchester, kon zich ongetwijfeld heel
wat dingen aanschaffen voor zijn geld
maar één ding kon hij niet koopende
diensten van den man, dien hij zonder
blikken of blozen in den steek had
gelaten, toen 't hem zoo uitkwam.
Prescott had Bowley dien zelfzuchtigen
en laffen aftocht nooit kunnen ver
geven. Het was zelfs een weelderige
voldoening nu, 't hem tot op zekere
hoogte betaald te kunnen zetten.
Weer rinkelde het telefoonbelletje.
Prescott beet zijn tanden krachtiger om
het mondstuk van zijn koude pijp. Hij
kon wel vermoeden, wie er nu opbelde.
Hij ging zelf luisteren.
„Je begrijpt wel met wien je spreekt,
Robert. Met Matt, je ouden kameraad,
Matt Bowley." De spieker zweeg, als
wachtte hij op een zekere erkenning,
op eenigen groet. Maar Prescott hield
zijn mond stijf dicht. Toen sprak de
stem verder, wat gejaagder dan tevoren.
„Hoor eens, Robert. Wat komt die
Sinclair me vertellen t 't, Een of andere
smoesje, dat je niet over kunt komen
om Rose te behandelen. Sinclair heeft
je noodig, Robert. En ik heb je ook
noodig. Je moet komen, kerel."
Nu eerst sprak Prescott.
„Je hoeft niet op me te rekenen,
Bowley."
„Toe nou, Robert." Bowley's zenuw
achtigheid werd meelijwekkend. „Ik
wéét dat je 't niet meent. Ik geef toe,
dat ik je een beetje schunnig behandeld
heb, maar waarom zou je oude koeien
uit de sloot halen 1 Wat gebeurd is is
nu eenmaal gebeurd. Je oude vriend
zit leelijk in de misère, 't Gaat om
Rose, Robert, mijn kleine Roosje. Ze is
hard ziek iets aan haar oogen. Die
gek van een -Sinclair beweert, dat ze
hoogstwaarschijnlijk. hoogstwaar
schijnlijk blind wordt." Bowley bracht
het noodlottige woord met een stoot uit.
Zoo duidelijk was de smartelijke
angst van zijn gewezen vriend, dat
Prescott wroeging in zich voelde op
komen. Maar koelbloedig bestreed hij
die.
„Er zijn dokters genoeg, die met alle
pleizier zullen komen."
„We willen geen andere dokters heb
ben." Bowley sprak verder als een ne
derige smeekeling. „We hebben jou noo
dig. Ik weet, wat je kunt. In jou heb ik
vertrouwen. Ik zou niet willen, dat een
andere chirurg mijn Roosje ook maar
aanraakte. Help ons in 's hemelsnaam,
Prescott. Vergeet dien gemeenen streek,
dien je me te verwijten hebt, en denk
er om, hoeveel ik van Rose houd. Zij
is 't liefste wat ik heb op de wereld. Als
er met haar wat gebeurt, word ik gek."
Ondanks- zichzelf was Prescott ont
roerd. Als Bowley met een ander argu
ment was aangekomen, geld had gebo
den, een vorstelijk honorarium, zou hij
ijskoud geweigerd hebben. Nu echter,
bijna tegen zijn -wil, aarzelde hij. En
toen was eensklaps zijn besluit geno
men. Hij zei kortaf
„Nu, goed. Ik zal den nachttrein
nemen. Vraag aan dr. Sinclair, of hij
me morgenochtend van 't station haalt."
Het was zeer vroeg in den morgen,
toen Prescott Manchester bereikte,
maar reeds stond Sinclair, als een goed
vriend, hem op te wachten met zijn
wagen. Nadat zij elkander gegroet
hadden begon Sinclair onmiddellijk
verslag uit te brengen over den toe
stand van Rose Bowley.
„Naar mijn meening," was zijn con
clusie, „hebben we bijna zeker te doen
met een tumor binnen de hersenkas,
waardoor drukking op de gezichtszenuw
wordt uitgeoefend. Haar gezicht gaat
gestadig achteruit. Gaat 't zoo door, en
wordt er niets aan gedaan, dan wordt
ze stekeblind. Als arts kan ik alleen
maar zeggen, dat iedere medische be
handeling nutteloos is. En wat chirur
gisch ingrijpen betreft een hersen
operatie da's natuurlijk jouw zaak."
Sinclair haalde op een welsprekende
manier zijn schouders op. „Maar als je
't mij vraagt, is er niet één kans op de
duizend, dat 't lukt."
„Ik kan niet zeggen, dat je me veel
moed inspreekt," zei Prescott.
„Dat is mijn bedoeling ook niet.
Eerlijk gezegd vind ik 't een verschrik
kelijk dilemma. Doe je niéts, dan wordt
ze zeker blind. Opereer je, dan is 't
bijna zeker haar dood. Ik heb Bowley
't ergste nog niet eens verteld. Hij is
toch al half gek."
„Verdient hij ook," antwoordde Pres
cott somber, en meer wou hij niet zeggen.
Zij reden nu aan voor liet huis van
Bowley boven het hek prijkte nu
een afbeelding van het stadswapen. Het
was voor Prescott een vreemde gewaar
wording, dat huis weer binnen te gaan,
dat hem eens zoo vertrouwd was ge
weest. Maar hij liet van zijn gedachten
of gevoelens niets blijken. Zoodra zij
binnen waren, verzocht hij, bij de pa
tiënt te worden gebracht.
Rose Bowley, een groot meisje van
veertien, lag wakker in haar donker-
gemaakte slaapkamer, met een beschut
tend verband om haar oogen. Al deed
zij haar best, het te verhelen, zij leefde
in een wanhopigen angst, in de uiterste
opwinding van schrik voor een naderend
onheil. Prescott vermoedde, dat zij een
slapeloozen nacht achter den rug had
zij had te gespannen gewacht op zijn
bezoek en op het vonnis, dat er op vol
gen moest. Hij voelde zich aanstonds
week gestemd tegenover haar. Zijn
aanraking was behoedzaam en teeder,
toen hij het verband afnam, zijn stem
klonk zacht en hartelijk, toen hij haar
begon te ondervragen.
Hoe verder hij kwam met zijn onder
zoek, hoe duidelijker 't hem werd, dat
dr. Sinclair's diagnose juist was geweest.
De verschijnselen van druk van de
eigenaardige hoofdpijn tot de koppige
onpasselijkheid waren sprekend, en
het onderzoek van het netvlies, met den
electrisclien ophthalmoscoop, bracht de
situatie der kwetsuur aan het licht. En
ook wat de prognose betrof kon hij het
niet anders dan eens zijn met zijn col
lega. Een operatie aan dat gedeelte der
hersenen stond bijna gelijk met het uit
lokken van een ramp. Maar daar stond
tegenover: opereerde hij niet, dan was
blindheid, volslagen blindheid, het on
vermijdelijk gevolg. Het was, zooals
Sinclair gezegd had: 't was een ver
schrikkelijk dilemma: hij moest een
zoo hachelijke beslissing nemen, als
van een chirurg maar gevraagd kon
worden.
Niets van dit alles kwam tot uiting
in Prescott's gelaatsuitdrukking, toen
hij zijn onderzoek voltooide en de pa
tiënt een paar geruststellende woorden
toesprak. Het kind echter, met een in
stinct, dat regelrecht in het hart van
het dilemma greep, hield zijn hand
vast, toen hij weg wou gaan.
„Laat me niet blind worden, dokter,"
smeekte ze met een strak, dringend
gefluister. „Ik geloof. ik geloof dat
ik liever dood ging."
Weer trachtte hij haaT te kalmeeren.
en hij streelde haar hand, tot ze weer
rustig was. Toen ging hij met Sinclair
de kamer uit.
Buiten de deur, op het portaal,
stond Matthew Bowley hen op te wach
ten. Hij kwam met langzame schreden
naar de twee dokters toe, met een ka
merjas over zijn pantalon en overhemd.
Zijn haar zat in de war, zijn blik, hol
en verwilderd, vestigde zich brandend
op Prescott. Groeten deed hij niet, en hij
Vervolg op bladz. 25
Dit rijn de kenmerken van alle ZentRa Horlo
ges. Kiest met een gerust hart uit onze fraaie
modellen, de betrouwbaarheid is bij onze
uurwerken gegarandeerd. ZentRa-horloges
zijn verkrijgbaar bij alle horlogemakers, her
kenbaar aan onderstaand ZentRa-teeken.
Vraagt hun adressen aan bij: ZentRa-
Propaganda-afd., Postbus 455, Amsterdam.
N.V. ODOL COMPANY - AMSTERDAM
OUWEHANO's DIERENPARK RHENEN Op de Grebbeberg