27
De schaal is stuk.
Het kuiken verlaat het ei.
maar draait zich met veel moeite om
en tracht zich op te richten.
Het jonge dier ligt eerst op zijn rug
land. Later is de fazant in andere deelen van Europa ingevoerd, hetgeen
betrekkelijk gemakkelijk ging, omdat dit dier een typische standvogel is,
die niet gauw de streek verlaat, waar hij zich thuis voelt. Maar het is geen
bijzonder sterke vogel, hij telt zijn vijanden bij dozijnen onder de roofzuchtige
viervoeters zoowel als onder de roofvogels, terwijl ratten en egels het op
de eieren voorzien hebben. En ook de menschen zijn dol op fazanten, doch
dan in een zin, die van fazantenstandpunt nu niet bepaald hoopgevend is,
zoodat deze vogel dus nooit de kans gehad heeft, zich snel te vermeerderen.
Dat het geslacht nog bestaat, zij het in dichtbevolkte streken op be
scheiden schaal, is te danken aan het feit, dat een fazant veel eieren legt
van 8 tot 12 stuks en dat de fazantenmoeder slechts in den alleruitersten
nood het nest verlaat en dit dan nog tracht toe te dekken met bladeren en
grashalmen.
Zoodra het droog is gaat het op eigen kracht, zij
het ook onder leiding van de moeder, op voedsel uit.
kan het beestje al een beetje fladderen (veel verder
brengt hij het nooit, want fazanten zijn niet bepaald
hoogvliegers) en in de derde week heeft de jeugdige
fazant reeds de grootte van een kwartel bereikt.
Maar ondanks dezen voorspoedigen groei blijven de
fazantenkuikens nog maandenlang onder de hoede
van de ouders; eerst laat in den herfst gaan de
haantjes er zelfstandig op uit en pas tegen het
voorjaar volgen de hennetjes.
De fazant is een tamme vogel, die nooit erg goed
tam is geworden en dientengevolge gemakkelijk ver
wilderde. Oorspronkelijk vond men dit dier in de
kustlanden van de Kaspische Zee. Volgens de over
levering vonden de Grieken, die den Argonauten-
toclit ondernamen, den vogel in het land Coletis
(waarvan men veronderstelt dat het ergens aan de
Zwarte Zee lag) en namen hein mee naar hun vader-