SLEUTELDRAGER
door Karei Smidt
10
Jan van Herven keek naar de versohe modder -
sporen van voeten en mompelde iets. Ze gingen
van de trap af 't lieele portaal over tot voor de
deur van juffrouw Nederhorst. Er liepen geen voet
stappen terug. Geen mensch, buiten Jan zelf, had
om dezen tijd iets in de woning van juffrouw Neder
horst te maken. Misschien waren ze haar aan 't
bestelen. Die stakker kreeg maar 't eene over 't
andere! Maar nu zou hij er zich eens mee bemoeien.
Een logé of zooiéts was 't niet. Anders had ze er
wel over gesproken dien ochtend, toenze elkaar,
door de sneeuwpap ploeterend, tegenkwamen. De
winter trok, nu hij op z'n eind liep, nog even zijn
grimmigste gezioht. Jan had werk, om met zijn kar
vooruit te komen tegen den wind in, en iedereen
kroop zoo diep mogelijk weg in zijn kraag. Zoo'n
fijn dametje als juffrouw Nederhorst moest daar niet
dóór hoeven te voet; maar ja, 't ging tegenwoordig
niet anders. al had ze vroeger een wagen en een
eigen chauffeur gehad. Je snapte 't eigenlijk niet.
dat groote huis op 't Plein, waar sinds menschen-
heugenis de familie Nederhorst woonde, hoorde
nog steeds aan haar, zei de makelaar; en ze had nog
een vrij aardig inkomentje ook. Waar bleef haar geld
dan? Waarom had ze geeneen dienstbode meer, en
was ze gaan onderverhuren, zoódat ze zelf alleen nog
maar de bovenste verdieping had, waar ze alles
alleen deed? En waarom had ze die betrekking aan de
bibliotheek moeten aannemen?
Daar had Jan weer over loopen piekeren dien
ochtend, toen hij juffrouw Nederhorst tegen was
gekomen. En hij had zich weer dankbaar gevoeld ook.
Want aan juffrouw Nederhorst had hij 't te danken,
dat hij niet meer met turf hoefde te venten, maar
vaste klanten had, waar hij brandstoffen aan kon
leveren en waar hij iederen dag de verwarming of
de kachels bijhield. Juffrouw Nederhorst was de
eerste klant en de eerste werkgeefster geweest, en ze
had hem bij anderen gerecommandeerd, en hem geld
geleend, om meer tegelijk te kunnen inkoopen. Ze
had zelfs zijn trots gespaard, door te beweren, dat ze
't als een geldbelegging beschouwde.
Haar eigen trots was ook nog onverzwakt, had
Jan gedacht, toen hij haar zag loopen dien ochtend.
Ze liep kaarsrecht en ze zag er keurig uit, dat grijze
dametje, en 't was een vriendelijk laohje, waar ze
mee groette, maar je voelde er tóch in, dat ze deftig
was. Ze zag er doodeenvoudig uit, en toch sjiek, al
waren haar hoed en haar mantel bij de mode achter;
't was precies een freule, die voor haar pleizier eens
tusschen de werkmenschen door wandelde, en niet
een verarmde oude vrijster, die naar haar betrekking
ging
,,Zet je pet toch op, Jan," had ze gezegd, toen hij
blootshoofds voor haar stond. „Wil je 't rechtsche
gordijn in de voorkamer even voor me nakijken? Dat
schiet van de roe aan den kant. Is dat hout voor mij
Mooie blokjes! Je belt me wel op, als er iets niet in
orde is thuis, 't Is een heele geruststelling voor me,
dat ik iemand heb, dien ik met den sleutel kan ver
trouwen, terwijl ik uit ben."
Door die opmerking over den sleutel had Jan dat
dankbare gevoel gekregen. Juffrouw Nederhorst was
de eerste geweest, die hem haar sleutel had toever
trouwd. Doordat zij voor hem had ingestaan, zaten
er nu vijftien sleutels aan een ring in zijn zak. Hij was
op zijn eentje oen soort particuliere veiligheidsdienst,
en daar was hij trotsch op. Nu dacht hij aan die
verantwoordelijkheid, terwijl hij staarde naar de
modderstappen op het portaal. Er was iemand bin
nen, die niet eens zijn voeten had geveegd. Een
groote kerel, met een goed model schoenen. Jan had
die sporen op den traplooper ook al gezien, maar
eerst op 't portaal was hem duidelijk geworden, wat
ze beteekenden.
Jan van Herven kneep zijn vuisten dicht. Hij dacht
aan de mogelijkheid, dat hij voor een gewapenden
inbreker zou komen te staan. Zou hij eerst een agent
gaan zoeken? Maar dan kon de dief onderwijl ont
snappen. Hij had den sleutel hij was verant
woordelijk. Opeens vastbesloten opende hij de deur
en ging hij naar binnen.
Hij stond in de huiskamer. Daar was niemand.
Maar de voetstappen, nu nog maar nauwelijks zicht
baar, liepen reoht naar de tusschendeur, dus naar de
slaapkamer. Die knaap was regelrecht naar de slaap
kamer gestapt! Hij had zeker ontdekt, waar juffrouw
Nederhorst haar contanten bewaarde, en gewacht,
tot ze uit was. Jan liep op zijn teenen naar den haard,
zette zijn zak met hout neer, greep den pook, sloop
naar de slaapkamerdeur en deed die voorzichtig
open.
Voor een ouderwetsch brandkastje knielde een
goedgekleedc, jonge man. Hij was bezig, snel kost
baarheden en 'zilver over te brengen in een hand
koffer. Toen hij iemand binnen zag komen, vertrok
zich angstig zijn te weeke, maar knappe gezicht.
De jongeman sprong op en sloeg. Jan zwaaide mot
den pook. Hij kreeg een klap met een vuist op zijn
arm. De pook kletterde tegen den vloer. Door een
volgenden stoot struikelde en viel Jan. Zijn woedonde
tegenstander greep den pook en gooide er mee. Jan
wist zich om te rollen, anders had het ijzer zijn hoofd
getroffen: Toen trok hij zijn knieën op tot aan zijn kin
en schopte. Met allebei zijn hakken raakte hij de
schenen van den vijand. Schreeuwend sloeg de
jongeman neer, in de armen van zijn tegenstander.
Jan kreeg hem onder, sleepte hem mee tot voor
den haard, ging op zijn schouderbladen zitten en bond
hem met de touwen, die om zijn bossen hout hadden
gezeten.
,,Ik zou dat maar laten," hoonde de inbreker. ,,Je
weet niet wien je voorhebt. Je wou de rolletjes om
draaien, hè? Idioot ik ben de neef van juffrouw
Nederhorst. Ik heb hier een kamer en ik heb den
sleutel. Tante Nannie hoeft me gevraagd, of ik
vandaag haar kostbaarheden in een kluis wou bergen.
Geloof je me niet? Kijk dan maar naar mijn portret
op haar toilettafel!"
Jan van Herven kreeg opeens een gevoel, of hij zelf
een schop tegen zijn schenen had gehad. Hij stond
langzaam op en keek neer op zijn gevangene. Wie
weet had hij 't heelemaal verkeerd aangepakt.
stond hij voor gek later.
Hij wist, met hoeveel trots en trouw juffrouw
Nederhorst aan haar familie hing. Ze zou alles beves
tigen en bezweren, wat haar neef zei, of 't waar was
of niet. Bezichtiging van de foto strekte hem niet tot
troost. Er stond achterop: „Uw toegenegen neef
George Nederhorst."
Maar waarom had juffrouw Nederhorst dan niet
gezegd, dat er iemand zou komen dien ochtend?
Ze waarschuwde hem gewoonlijk, als er iets bijzon
ders was dan hoefde hij zich niet ongerust te
maken, als hij binnenkwam.
En nu herinnerde hij zich geruchten, over een
I
I
rijken neef maar zij had er nooit over gerept.
Er schoot hem nog meer te binnen. „Je kunt
wel zoovéél beweren," zei hij. „Wat heb je nog meer
voor bewijs?" En hij doorzocht de zakken van zijn
gevangene. Hij vond er brieven in, geadresseerd aau
G. Nederhorst, één zelfs, waarvan het adres blijkbaar
door de fijne hand van juffrouw Nederhorst was
geschreven. en ja, daar had je den sleutel ook.
Maar hij bleef peinzend zitten staren naar het kwartje
en de twee centen, die blijkbaar het heele vermogen
van G. Nederhorst uitmaakten.
„Ik geloof zoowaar, dat er iets van waar is, wat
je vertelt!" zei Jan, en toen liep hij naar de telefoon.
Hij vroeg het hoofdbureau van politie.
„Mag ik inspecteur Haastink even spreken? Mijn
naam is Jan van Herven. familie van hem.
Hallo, Wim, met Jan.... Uitstekend, en met jon?
Zeg, hoor eensmag een neef bij een tante inbreken
en haar bestelen, en loopt hij dan vrij, als hij af en
toe do logeerkamer van die tante mag gebruiken?
Nee, ze wist niet, dat hij in stad was.
O, dus doodgewoon inbraak? Maar kan de tante
hem niet vrijkrijgen, door te weigeren, een aanklacht
in te dienen? Of door te beweren, dat hij 't boeltje
voor haar moest halen?. Nee, ik dacht ook al
van niet
Nou, 't is die deugniet van een neef van juf
frouw Nederhorst; je weet wel, Nederhorst op 't
Plein. Ja precies, hij heet George van zijn voor
naam. Hangt 't gebraden haantje uit. Beweert, dat
hij rijk is. Geen mensch gelooft, dat hij een neef van
haar is, maar 't is zoo. Bezit, geen cent. Sleept al
jaren alles bij haar de deur uit. En zij bloedt maar
Als ze 'n logé had gehad, herinner ik me nu, zat ze
nog weken later zonder een cent. Die logé was hij.
Ja, ik heb hem op heeterdaad betrapt, terwijl hij
de beencn wou nemen met de juweelen en 't zilver
Ja zeker, ingebroken terwijl ze uit was, de brandkast
leeggehaald. De buit zit in een koffer op 't oogenblik.
De heele brandkast vol vingerafdrukken. En poging
tot moord op mijJa, laat hem maar gauw halen.
Kan 'm tien jaar kosten, niet!.... Prachtig. We
wachten. Dag, hoor."
„Je weet heel goed, dat ik niet in heb gebroken!
Ik had een sleutel!"
„Had ja maar als de politie komt, héb je 'm
niet," zei Jan, en hij stak den sleutel in zijn zak en
knoopte de boeien van G. Nederhorst nog eens zorg
vuldig over. „Zoo, dat touwtje past wel zoolang op
je ik ga er even uit om een en ander aan den buiten
kant van de deur te doen. Als de politie dan komt,
zullen ze zien, dat er wél ingebroken is."
Maar toen Jan in het portaal stond, en aan de deur
en aan het slot morrelde, keek hij bezorgd, want hij
kon niet zien, wat zijn gevangene uitvoerde. Wacht
nu hoorde hij hem hij lag te wringen en te
worstelen als een paard, da,t den stal niet in wil.
Eindelijk werd het stil, en blééf het stil. Jan deed de
deur op een kier open en keek naar binnen. Ilij
grinnikte. Er was niemand meer. Het deurtje van de
brandtrap stond open.
Jan had die knoopen dus goed gelegd.
Hij zette de meubels op hun plaats en borstelde
de voetsporen van G. Nederhorst weg. Hij borg het
zilver en de sieraden weer in de brandkast, na ze
afgewreven te hebben. Hij vergewiste zich, dat zijn
gemorrel en gebonk aan de deur geen sporen had
nagelaten. Alle bewijzen van het gebeurde waren
verdwenen maar dat zou G. Nederhorst nooit te
weten komen.
Hij zou het nooit meer wagen, terug te komen of
met juffrouw Nederhorst in relatie te treden. Zij kon
voortaan haar inkomen voor zichzelf besteden. En
haar trots was gered. Ze zou van dit heele geval nooit
iets merken of hooren.
Jan van Herven keek de kachels
na, vulde de kolenkitten en den
houthak en vertrok, zielsverge
noegd. Waohtte hij dan niet op
de politie? Nee, dat hoefde niet.
Want tijdens zijn gesprek met
zijn denkbeeldigen bloedverwant
inspecteur Haastink had hij met
oen vinger den haak neergedrukt
gehouden.
Het polderland achter de Keülsehe-
vaart nabij Amsterdam, dat, tijden.'
de krijgsverrichtingen, ten gevolg
van een dijkdoorbraak was over
stroomd, is thans door een krachtig
bemaling weer nagenoeg gebet
drooggelegd.