I i
II i
j
I'M
voorstelling vanavond? Hoe
maakt Filippo het? Waar
heb je uitgehangen, ik
heb je in geen maanden
gezien! Waar is je bagage!
Zal ik de groote zaal voor
de uitvoering laten klaar
maken! Kom binnen, man.
kom binnen; wat zal ik je
laten brengen En waar-
„Hoha!" viel don Qui-
chotte hem bulderend in de
rede. „Schenkt gij alle eer
aan één gast? Wie is deze
meester Pietje, dien gij
met zooveel vreugde ont
vangt?"
„Hoha," herhaalde de
herbergier onwillekeurig.
„Wie meester Pietje is,
edele ridder! Er bestaat
geen grooter tooueelspeler
dan hij, hij voert alle dra
ma's en treurspelen in z'n
eentje op, en bovendien is
hij de eigenaar van den
slimsten en verstandigsten
aap van heel Spanje en
Afrika. Dat beest is com
pleet een wonder! Het
publiek mag 'm vragen wat
't wil, en hij klimt subiet
z'n baas op de schouders,
fluistert het antwoord in
z'n ooren, en meester Pietje
zegt 't dan hardop. Heb je
't ooit zoo meegemaakt, rid
der! Nee, natuurlijk!"
Het bleek later, toen de
herbergier wat afgekoeld
was. dat meesterPietje eige
naar van een marionetten
theater was en dat de vreug
de over zijn komst voor
namelijk steunde op de
wetenschap, dat zijn voor-
stellingen altijd veel publiek
trokken en de bezoekers
meestal een pracht van 'n
dorst hadden, tijdens de
voorstelling, er vóór en
er na. Meester Pietje gaf
zelf het voorbeeld in het
drinkeneen flinke flesch behoorde tot de uit
rusting achter de coulissen van zijn marionetten
theater en zelfs de aap nam op gezette tijden een slok.
Tusschen twee haakjes, het beest heette Filippo.
Het feest begon na het avondmaal; don Quichotte
zat op de eereplaats, in het midden van de eerste rij,
trotsch en opgewekt, want Filippo had zijn buiten
gewone gaven gedemonstreerd en minstens een heele
minuut aan het oor van zijn baas gesmoesd, waarna
meester Pietje de mededeelingen van zijn harigen
vriend in verstaanbaar Spaansch had overgebracht:
„don Quichotte was de dapperste dolende ridder, die
ooit op een paardenrug had gezeten, even moedig en
onversaagd als lang en mager een echte held, over
wien vele romans geschreven zouden worden." De
held genoot ervan; het kwam natuurlijk niet in hem
op, dat meester Pietje wel eens geïnformeerd kon
hebben, hoe hij den mageren ridder het best kon
vleien.
Als inleiding sloeg de theatereigenaar met een tal
hout een roffel op een tafel, zette zijn stem uit tot een
afgrijselijk sterk gebrul, blèrde om stilte en deelde
mede, dat hij om te beginnen een hartverscheurend
drama zou opvoerenhet zou prachtig mooi worden,
en wie zijn kiezen niet op elkaar hield of op andere
manier de eerbiedige stilte verbrak, kon er op reke
nen, dat hij er onmiddellijk uitgegooid werd. Toen
kon het spel beginnen.
Het drama was de droevige en ware historie van de
schoone Mélisandre en haar dapperen bruidegom,
Gaïferos, vertelde meester Pietje. Mélisandre kwijnt
■veg in een kerker van de Mooren en zal bevrijd wor
den door haar man, maar dat duurt nog eventjes,
want Gaïferos gelooft het eerst wel en neemt er een
lekker leventje van aan 't hof van Karei den Grooten,
die notabene zijn schoonvader is. De bezoekers zagen
inderdaad, toen het gordijn werd weggesleurd, een
tooneel dat wel iets van een troonzaal wegliad; een
stel marionetten huppelde er rond of zat in knutsel-
stoeltjes, keizer Karei zelf natuurlijk meer baard
dan keizer zijn nar en opperhofschenker, zes hof
dames, Gaïferos (meester Pietje kwam even achter de
poppenkast vandaan en wees hem aan), een paar
geheimschrijvers en een heeleboel ridders. Gaïferos is
door het luie leven een beetje onridderlijk geworden,
want hij laat zijn vrouw rustig in gevangenschap;
zijn schoonvader moet hem nog menigmaal op zijn
slechtheid wijzen, eer hij tot inkeer komt en na een
reeks heldendaden zijn schoone gade bevrijdt.
„Hier ziet gij ridder Gaïferos," declameerde meester
Pietje, „die aan het hof van Karei den Grooten zit te
zwikken
Hij gelooft het wel en laat zijn vrouw Mélisandre
in haar donkeren kerker snikken.
Hij heeft geluk met kaarten en.
Doch de voorstelling was reeds afgeloopen. Want
don Quichotte sprong op en schreeuwde:
„Hoha, gij snoode meester Pietje, hoe durft gij!
Vuige leugens zijn het! Wilt ge beweren dat een
ridder gaat kaarten, terwijl zijn vrouw in den kerker
zucht? Die smaad op den edelen ridderstand moet
gewroken worden! Door mij, don
Quichotte de Ia Manchaü" Met
een bewonderenswaardige handig
heid spietste hij drie marionetten
aan zijn zwaard, en miste op een
millimeter na den buik van meester
Pietje, die niet wist, hoe gauw hij
uit de poppenkast moest kruipen,
waarbij hij de geheele kraam onder
steboven trok; Karei de Groote,
met baard en al, viel op den grond,
enkele poppen werden onder don
Quichotte's voet onthoofd en ver
pletterd, de aap vluchtte in de lamp,
de boeren in de zaal staakten van
schrik het drinken en Sancho
maakte dat hij wegkwam.
Meester Pietje droeg n geweldi
gen groenen lap over z'n linkeroog.
en miste op een milli
meter na den buik van meester
Pietje.
Dat was een wijze maat
regel van den dikkerd.
Meester Pietje was zijn ont
steltenis immers gauw te
bovenin een woeste drift -
bui sloeg hij met zijn tal
hout don Quichotte's
zwaard uit het gelid, liet
zich letterlijk op den ridder
vallen, vouwde hem onge
veer dubbel, droeg hem als
een kind de zaal uit en
deponeerde hem eenigszins
onzacht op het erf, waarna
hij hem duidelijk maakte,
dat het voor zijn gezond
heid beter was. hem,
meester Pietje, voortaan uit
de buurt te blijven.
Na enkele minuten reeds
had Sancho zijn meester
ontdekt; hij waagde zich
uit het veilige donker van
de schuur, waar hij het
einde van het avontuur had
afgewacht en kwam behoed
zaam nader.
,,'n Prachtige overwin
ning," zuchtte don Quichot
te voldaan, ,,'n prachtige
overwinning; ik heb de
onverlaten verslagen, die
getuigen wilden zijn van
de schande, den ridderstand
aangedaan, en ik heb de
eer van Gaïferos' nage
dachtenis verdedigd. Dul
cinea zal verheugd zijn,
wanneer zij dit verneemt."
„Maar Gaïferos is een
marionet, en u hebt alleen
een paar poppen tegen den
grond geslagen," bracht
de schildknaap in het mid
den. „Wat denkt u, zou 't
niet beter zijn een ander
hotel te zoeken?"
Don Quichotte hoorde
de opmerking zelfs niet.
„Een ridder is grootmoedig
en veracht zijn verslagen vijanden niet." mom
pelde hij, en hij wandelde opgewekt de zaal
binnen, naar zijn oude plaatsje! Meester Pietje
verloor van verbazing zijn oogdoek toen hij
hem zageerst was hij verbluft, toen kroop de woede
weer in hem omhoog, daarna krabde hij zich achter
het oor, en ten slotte voelde hij iets als respect voor
den mageren wildeman. Hij begreep deze vreemde
figuur niet, doch hij besefte, dat bij toch iets meer
dan een dwaas was, dat hij in de heiligheid van zijn
overtuiging geloofde en zijn ideaal gestand bleef,
al liep hij er keer op keer een pak slaag voor op. Hij
knikte dus terug, toen don Quichotte hem minzaam
groette, flanste de poppenkast weer zoowat in elkaar
en kondigde kalm aan, dat het spel na een kwartiertje
vervolgd zou worden. Maar eerst vertelde hij den
ridder, dat hij in het midden van de zaal voor hem
op een verhooging een eerezetel had geplaatstdon
Quichotte stapte er glorieus op af, en hij merkte
niet, dat er rond het troontje een lijfwaoht van tien
pootige kerels stond, die verdere gekke uitvallen
wel zouden verhinderen.
Na de voorstelling schoot mees
ter Pietje den sohildknaap aan
over de schadevergoeding. Sancho,
die na de eerste ondervindingen
niet meer aan gratis logies voor
dolende ridders geloofde, had zijn
meester niet zonder geld laten ver
trekken na vragen en afdingen
werden de twee het eens over de
schade, de waard liet hem voor alle
zekerheid tegelijk maar het logies
betalen, en meester Pietje bood een
rondje aan om den vrede te vieren.
Zoodat allen nog tevreden naar
bed gingen.
WOEDT VERVOLGD