DE TERUGKOMST
VAN OOM JURRIAAN
DOOR
GERHARD TOONDER
18
En hoe kwam je hier binnen. Dries?" vroeg ik streng.
„Nou. eh. stotterde hij, en hij kreeg
een kleur.
„Weet je moeder daarvan, Dries?"
„Nee. maar. zie je. zei hij, en toen
zweeg hij.
Ik knikte; jeugd op dwaalwegen, dacht ik. Toch
kon ik niet helpen, dat ik medelijden met hem
voelde een groote, dikke, gezonde jonge man, die
nu een bloedroode kleur had omdat hij een kop
koffie kwam drinken in een nuchter-glimmende
cafeteria, en daarmee iets ondeugends deed.
„Kom, we zullen iets drinken," stelde ik voor.
Hij staarde me met angstige belangstelling aan.
„Iets drinken. mompelde hij. „Zeg, Peter..
wat drink je hier? Alcohol?"
„Spiritus," zei ik. „Of koffie."
„Koffie. O! Mag ik je op een kop koffie trac-
teeren?"
„Jij? Draag maar heb je daar geld voor?"
„Ja. Ja, ik heb er geld voor. Ik krijg drie gulden
zakgeld per week."
Mijn mond zakte een beetje open. „Wat doe je
daar allemaal mee?" vroeg ik verbaasd.
„Nou eh sparen hè. Voor de verjaardagen.
En één keer in de week koop ik er sigaretten voor.
Ik heb nu al tweeëndertig gulden gespaard."
Mijn mond sloot zich met een klap.
Ik bestelde twee koffie en trachtte vriendelijk
tegen den argeloozen Dries te glimlachen. Maar er
had een duivelsch plan in mij post gevat.
Vrijdag 13 April om 13.31 zou oom Jurriaan op
het Centraal Station verschijnendat was over twee
dagen. Ik kon dan naar hem toegaan en hem
vragen, wrat alle familieleden mij vandaag al ge
weigerd hadden een financieele hulp van eenige
tientjes om mij in staat te stellen een oud meester
werk uit eeu uitdragerij te redden en zelf een be
hoorlijk bedrag te verdienen. Maar twee dagen
waren lang, te lang; binnen die twee dagen was er
iedere minuut een kans, dat een ander mij voor was.
En nu, op dit kritieke moment in mijn loopbaan,
nu ik zelfs ook geen kans meer zag om zonder
tusschenkomst van de bank van leening mijn huur
te betalen, moest ik ontdekken, dat oom Jurriaan
niet het eenige familielid was, dat mij nog uitkomst
kon brengen. Daar naast mij zat Dries Putter, met 'n
eenigszins aapachtigen glimlach op zijn dik gezicht,
en toonde mij geheimzinnig, dat er in zijn porte
feuille werkelijk drie briefjes van tien en in zijn
portemonnaie werkelijk twee heele guldens zaten.
Dat deed een duivelsch plan in mij geboren wor
den. Hij, de dikke Dries, moest en zou me deze
drie tientjes leenen. Het was stellig niet edel van
me om hem tot zooiets te willen brengen, want hij
zou er moeilijkheden om krijgen met zijn moeder.
„Peter Paul," had Betsy Putter nog dienzelfden
ochtend tegen me gezegd, „ik denk er niet aan,
je één cent te leenen. Je vader was een losbol.
„Mijn vader heeft zijn heele leven eerlijk en
hard gewerkt!" stoof ik op. „Ik verdraag niet, dat
u kwaad van hem zegt."
„Of je het verdraagt of niet, hij was een losbol.
Anders zou hij wel gezorgd hebben, dat je een
degelijk beroep leerde en dat hij iets had om je na
te laten."
„Hij liet mij het beroep leeren, waarin wij beiden
dachten dat ik gelukkig kon worden. En moeders
ziekte kostte hem alles wat hij had. Het was heter
dat hij haar naar Zwitserland liet gaan, dan dat hij
mij iets na kon laten."
„Hij was 'n losbol. En jij ook. Ik heb nooit iets
opgehad met artisten. Mijn zoon Dries wordt groot
gebracht naar andere principes: degelijkheid en
spaarzaamheid. Ik dénk er niet aan, je óóit in mijn
leven iets te leenen, en zoodra Dries zelf gaat ver
dienen, zal ik hem tegen je waarschuwen. Ik zou
het je nooit gezegd hebben, want ik hen niet on
tactisch, maar nu je zoo eh vrijmoedig bent,
me om geld to komen vragen, mag je het wel
weten ook."
Dat had ze gezegd, en daaruit bleek zonneklaar,
dat Dries zeker moeilijkheden zou krijgen, wanneer
KORTE INHOUD. Pieter Kandel. een jonjce en natunrliik
straatarme kunstschilder, ontdekt in een - oud uitdragers-
winkeltje te Amsterdam een prachtig en volgens hem zeer
waardevol schilderij. Btf z'n 50-jarige nicht Henrietta Bosnia
tracht hij het henoodigde bedrag voor den aankoop hiervan
ad f 40.te verkrijgen, doch ze weigert hem het geld te
leenen. Een kleine ruzie ontstaat en Pieter begaat de on
voorzichtigheid te beweren, dat haar rijke oom in Amerika
Jurriaan Kandel wien ze vijftien jaar geleden tallooze
brieven geschreven had. waarop ze slechts één keer een
antwoord ontving met het verzoek hem nimmer meer te
schrijven in het geheel niet bestaat. Pieter verlaat z'n
nicht moedeloos en besluit z'n weinige bezittingen bij
„Oome Jan" te beleenen en het kunstwerk te koopen.
Terwijl hij dienzelfden middag kwestie heeft met z'n huis
baas om de achterstallige huur. krijgt hij bezoek van z'n
nicht Henrietta, die hem vertelt, dat ze juist een schrijven
van oom Jnrriaan ontvangen heeft, waaruit blijkt dat hij
Vrijdagmiddag op het Centraal station te Amsterdam arri
veert. In een cafeteria ontmoet Pieter z'n neef Bries Putter,
dien hij in zeven jaar niet heeft gezien.
ik hem ooit zou overhalen, dat. geld te leenen. Wie
Betsv Putter kende, kon vermoeden hoe groot die
moeilijkheden wel zouden zijn. Maar aan den
anderen kant was het schrijnend, dat zoo'n groote
lummel met een zak vol geld. rondliep, enkel en
alleen voor verjaardagen, terwijl er om hem heen
duizenden armoede leden en ikzelf nog nooit in
mijn leven zoo om een paar tientjes verlegen had
gezeten. Ik zou het hem ten slotte eerlijk terug
betalen, met rente desnoods; en voor zijn karakter
was het misschien niet eens slecht om eens eigen
machtig op te treden. Hij was daar trouwens al mee
begonnen door deze cafeteria binnen te wandelen.
„Wou je een sigaret?" bood ik aan.
„Ik heb er al twee gerookt vandaag," zei Dries.
„Rook dan nog een derde."
„Mama zegt.
„Het is niet waar, wat mama zegt."
Hij keek me eventjes ongeloovig aan. maar griste
toen met een snelle beweging een sigaret uit het
doosje, dat ik hem voorhield. Ik gaf hem even tijd
om te blozen en wat bij te komen van zijn tweede
heldendaad van dezen dag.
„Waarom kwam je hier de cafeteria binnen,
Dries?" vroeg ik toen.
„Nou, zie je," legde hij uit, „je komt er vaak
langs, hè, en al de jongens van de les komen er vaak,
en nu wou ik. en nu dacht ik.
„Niet veel aan, vind je wel?" hielp ik hem.
„Nee," knikte hij, „nee, niet veel...." en hij
probeerde zijn verwarring te verbergen achter een
wereldwijzen trek aan zijn sigaret.
„Maar de koffie is wel goed."
„Ja, heel goed, die koffie."
„Wat heb ik jou in lang niet gezien," ging ik
voort, in een wanhopige poging zijn aandacht ge
spannen te houden.
„Ja, in lang niet. Zeg Peter...." en nu keek hij
me plotseling met onverholen nieuwsgierigheid aan,
„zeg, kom jij hier nu vaak?"
„Ik eet hier alle dagen."
„Mama zegt-, dat het eten hier vitamine-arm
moet zijn."
„Dat kan wel. Maar ik heb niet zoo'n verstand van
vitaminen. Ik heb er nog nooit een gezien. En ik zou
niet weten, waar ik anders moest eten."
„Heb je nooit honger?"
„Ja," bekende ik, „meestal 's avonds tegen tienen,
maar dan neem ik een boterham."
Dries sperde zijn blauwe knikker-oogen wat verder
open en bekeek me, zooals een natuuronderzoeker
een merkwaardigen en griezeligen duizendpoot zou
bekijken.
„Dan neem je een 'boterham," knikte hij, alsof
het nemen van een boterham met niets anders te
vergelijken zou zijn dan met het plegen van eer
roofmoord. „En. en.
„Wel?"
„Je vindt het misschien niet behoorlijk als ik het
vraag."
„Da gerust je gang."
„Is het waar, dat je vaak dronken bent?"
„Wie zei dat?"
„Je bent toch artist en ik hoor altijd dat artisten
.nou ja."
„Toevallig hoor ik niet bij die artisten, die „nou ja"
zijn," sprak ik kort.
„Maar ik dacht. het scheen hem moeilijk te
vallen, zijn gedachten tot uitdrukking te brengen.
Hij aarzelde wat, schoof wat op zijn kruk heen en
weer, en haalde ten slotte zijn horloge te voorschijn.
„Ik zit hier al tien minuten." zei hij verschrikt.
„Ik. ik zit mijn tijd te verpraten. Ik moet direct
naar tante Amelia."
„Je hoeft niet naar tante Amelia te gaan," zei ik
geruststellend. „Tante Amelia, noch oom Karei, noch
de zeven kinderen zijn ziek of dood."
„Watte?" vroeg hij verstandig.
„Onze nicht Henriëtta is er op bezoek," legde ik
uit. „Ze zei ine toevallig vanmiddag, dat ze er heen
zou gaan. En ze heeft een brief van oom Jurriaan
gehad, dat hij komt."
„Oom Jurriaan?" hijgde Dries. „Oom Jurriaan,
die zoo verschrikkelijk rijk is? Maar dan zal mama
willen, dat ik onmiddellijk kom om er over te
spreken!"
„Je kunt er ook met mij over spreken," stelde ik
voor. „Ik weet er alles van, want ik heb dien brief
zelf gelezen. Oom Jurriaan komt Vrijdag den der
tienden om dertien uur eenendertig aan, en hij laat
nicht Henriëtta vast weten, dat hij haar in zijn testa
ment bedacht heeft."
„Dat is héél belangrijk," vond Dries, „ik denk, dat
mama
„Mama en tante Amelia en nicht Henriëtta blijven
daar gezellig den heelen avond over kletsen," knikte
ik. „Ik begrijp niet, waarom je daar met alle geweld
bij wilt zijn."
„Ik wil dat ook niet. nee, nou moet je niet den
ken, dat ik dat graag wil,'zei Dries dapper, terwjjl hij
na een aantal zware halen zijn sigaret doofde. „Maar,
zie je, ik moet mama natuurlijk vertellen, dat de les
niet doorging, en als ze dat hoort, zal ze willen
weten.
„Zeg maar, dat je mij tegenkwam," opperde ik
valsch, „en dat we wat gepraat hebben."
„Ja dat kan ik zeggen," knikte hij. Hij scheen
er even over na te denken en voegde er dan aarzelend
aan toe: „Maar.maar jij bent een artist."
„En wat zou dat?"
„Enen woon je nu heelemaal alleen en moet je
zelf je brood snijden?" vroeg hij plotseling. Mijn vrij
gevochten levenswijze scheen hem te interesseeren en
ik besloot daar gebruik van te maken.
„Ja. En ik moet zelf mijn schoenen poetsen en mijn
bed opmaken, en soms maak ik ook mijn atelier
schoon."
„Wat is dat eigenlijk voor iets een atelier?"
„Als je even meeloopt, kun je het zien." noodigde
ik uit. Hij aarzelde en keek weer op zijn horloge.
„Het is er juist een reuzenrommel," moedigde ik
aan, en nu won zijn nieuwsgierigheid het. Hij ging
met mij mee; wel pakten er zware wolken van
bezorgdheid samen op zijn voorhoofd, voor zoover
zijn voorhoofd daar althans ruimte toe bood, maar
hij ging mee en stelde me onderweg verdere vragen
aangaande de hevigheid en de frequentie van mijn
dronkenschap, den aard van mijn nicotine-vergif-
tigingen en de wildheid van de feesten, die ik met
mijn vrienden hield. Het stelde hem hevig teleur, te
moeten hooren, dat ik nogal alcoholvrij was, nog
nooit nadeelige gevolgen van mijn vijftien dagelijk-
sche sigaretten en vier pijpon had ondervonden, en
zeker niet vaker feesten meemaakte dan Dries Putter
verjaardagspartijtjes. De bewondering, die hij me had
toegedragen, scheen in het licht van deze nuchtere
feiten ernstig te slinken maar toen wij het oude
huis bereikten, werd zijn vertrouwen in mijn genie
met één slag hersteld. In de eerste plaats is het al wel
een teeken van verregaande lichtzinnigheid om te
wonen in een huis. waar met krulletters op geschreven