O VERST APPIE
gaat naar een
receptie
26
Onze lezers zullen zich stellig Jilles
herinneren, den braven boerenzoon uit
Tietjerlisteradeel. Tijdens de mobilisatie
maakte hij kennis met Mientje en nu
Jilles 't burgerpakje weer heeft aange
trokken is er feest in ons dorpje, want
het tweetal zal in het huwelijksbootje
stappen. Ten huize van Mientje's vader
is receptie en het spreekt vanzelf, dat
Overstappie daar niet mag ontbreken!
TBLTou keune jullie segge wat jullie wille, maor
1^[ '11 gedicht mot d'r bij weze," beweert Over
stappie met aplomb. „Dat hóórt."
„Hm, ja," meent Papkind, ,,'n Versje is altijd
wel aardig."
Wat ziet die Papkind er eigenlijk gek uit, nu
hij geen uniform meer draagt. Bijna herkennen
we hem niet, den gezetten burgerheer, die thans
bij Overstappie thuis in een grooten fauteuil zit
en met welbehagen z'n sigaar rookt. In zijn veld-
jasje met de groote gele strepen op de mouwen
was hij in ons heele kantonnement een bekende
figuur, maar aan dezen Papkind met een
ruitjespak en een vlinderdasje moeten we
nog even wennen. Hij ziet er ons haast 'n
beetje te deftig uit. Wie kan gelooven dat
deze keurige burger eens de meest verwoede
klaverjasser was van de heele compagnie? En nu
gaat hij nog kringetjes blazen óók!
„Dus we benne 't d'r ofer eens, dat d'r 'n gedicht
mot komme," concludeert Overstappie. „Dat kenne
we natuurlijk sture, maor we kenne 't ook gaon
brenge. En nou geloof ik, dat we d'r naortoe moete...."
„Al most 't op hande en foete," valt een klein
ventje hom bij, dat met z'n arm in verband in een
hoekje zit en tot dusver zwijgend de beraadslaging
heeft gevolgd. Deze bijval wordt door Overstappie
op hoogen prijs gesteld, want do spreker is niemand
minder dan Wimpie. En ieder weet, dat dit gewezen
hospitaalsoldaatje op 't gebied van spontane poë
tische uitingen bij ons in het veldleger z'n mannet je
stond!
„Nou, dat doen we dan," beslist Papkind. „Maar
nou hebben we nog de kwestie van 't cadeau.
Daar zit thans de commissie van drie. Wimpie
en Overstappie zijn buurtgenooten, zoodat het niet
zoo wonderlijk is, dat zij elkaar af en toe eens op
zoeken om verhalen uit den mobilisatietijd op te
halen. En dat onze voonnalige korporaal Papkind
dezen keer ook van de partij is, komt, omdat hij van
drogist Puypkrijdt 'n hoogst gewichtig schrijven
ontving. Er moet weer eens iets georganiseerd wor
den en nu Papkind toch voor zaken in Amsterdam
moet zijn, zal hij deze aangelegenheid eens op zijn
bekende manier gaan regelen. Want wat is er aan
de hand? Jilles, de brave boerenzoon uit Tietjerk-
steradeel, die jaren lang als verstokt vrijgezel Amor's
pijlen trotseerde, zal thans den grooten stap wagen.
En de bruid is Mientje uit ons vischwinkeltje
„Wij met se drieë benne soogezeid 'n dipputaosie,"
meent Overstappie. „En die sjieke Haogenaor komt
fanzelf ook, die loopt daor toch nog in se pakkie
rond. Die blijft fast niet weg as d'r taortjes te bikke
benne. Trouwens, d'r sitte in dat dorp nog meer
jongens fan de ouwe kompie, die niet afgezwaoid
zijn. En dan de heele kegelclub van Puypkrijdt.
„Jij wilt d'r zoo'n beetje 'n volksfeest van maken,"
zegt Papkind. „Da's niks voor Jilles."
Neen, dat is inderdaad niets voor Jilles. „Ons aller
vriend de bruidegom," heeft drogist Puypkrijdt in
zijn hoogdravenden stijl geschreven, „heeft te kennen
gegeven er hoegenaamd geen prijs op te stellen, dat
een talrijke menigte op de been is, als hij zich aan de
zijde van zijn stralende bruid naar 't stadhuis
begeeft.
Papkind op zijn praatstoelil ie zou in dezen keurigen burger onzen ouden
korporaal en klaverjas-kampioen van de compagnie herkennen f
„Niks as bleuheid fan Jilles," meent Overstappie.
„Hij knijpt 'm natuurlijk weer, dat ie ofer 'n matje
sal falie in de trouwzaol of dat ie op se liooge hoed
gaot sitte. En dat magge wij niet zien. Maor al sal
ik ook dat heele end motte fietse, Overstappie is d'r
bijHoe haolt Jilles 't in se kop? Trouwens, wat mot
er fan die heele trouwerij terecht komme, as ik geen
getuige ben? Hoe bestaot 't?" En vol edele veront
waardiging wappert Overstappie met het papier,
waarop straks het feestgedieht moet komen.
„Met getuigen kan je nog wel effe wachten,"
meent Papkind, terwijl hij bedachtzaam een grooten
rookkring uitblaast. „Eerst komt de receptie en die
is volgenden Zondag al."
„Hiero, daor heb je Papkind weer," hoont Over
stappie. „Die denkt, dat ie nog steeds zoo'n hooge
korperaol is en alles beter weet. Maok je maor niet
benauwd, brigges, dat gedichie foor de recepsie sette
Wimpie en ik wel in mekaor. Sorg jij maor foor 'n
paor reuse nummertjes op de bruiloft. En sit nou
niet te dampe as 'n keukewaoge, want as me vrouw
strak kies de gordijne siet, swaoit d'r wat!"
Receptie bij Mientje
„Jou moete goed begriepe, daar had ik heelemaal
niet op 'rekend," zegt Jilles en ietwat onthutst ziet
hij de deputatie binnenkomen. Natuurlijk verheugt
het den bruidegom zeer zijn oude kameraden terug
te zien, doch de aanwezigheid van Overstappie
maakt hem toch een weinig schichtig. Want bij
Overstappie is het zoo, je weet nooit, wat hij er
uit zal flappen. Daar begint het al!
„Hao, die Jilles! Gewoon moordaodig sooas jij d'i
uitsiet as bruidegom! Pan harte hoor en nog fele
jaore. En jij ook, Mien, sie maor gauw dat je 'n
beetje mensch fan Jilles maokt, in dienst hebbe we
dat nooit foor mekaor gekrege."
Bij dit alles kan de bruidegom slechts zuurzoet
glimlachen. Overigens ziet hij er prachtig uit
draagt 'n zwart trouwpak van ste
vig boersche snit en als extra
feesttooi heeft hjj een witte das om
van een model, dat eertijds door
onze bet-overgrootvaders hooglijk
werd bewonderd. En naast den
aldus uitgedosten Jilles staat
Mientje, de bruid, en neemt blo
zend de golukwenschen in ont
vangst.
En zoo zijn we dus weer terug
in de knusse huiskamer achter het
vischwinkeltje, waar we tijdens de
mobilisatie altijd zoo gul ontvan
gen werden, 't Is al aardig vol op
de receptie en op een tafel staan
de bloemen en de cadeau's.
,,'t Is hier best foor mekaor,"
prijst Overstappie. „Wat die Jilles
allemaol gekrege heb, daor
kan ie wel twéémaol fan
trouwe. Afijn, wij hebbe
óók nog wat meegebracht,
maor daor hoort eerst 'n
versie bij. As dirrekteur
Papkind effe stilte wil ver-
soeke
Natuurlijk kwijt Papkind
zich volgaarne van die taak.
Te Amsterdam hebben we
ons verwonderd over zijn
ruitjespak, doch dat was
nog niets, vergeleken bij
het gewaad, dat hij thans
draagtOngeloofelijk deftig
ziet hij eruit en geen won
der, want hij draagt 'n
heusch jacquet met streep
jespantalon en slobkousen.
En nu mag Overstappie
wel boosaardig veronder
stellen dat Papkind, als
voorzitter van een tooneel-
vereeniging, deze feestklee-
dij dankt aan z'n relaties
met een costuum verhuur
der, het kan niet worden
ontkendonze voormalige
korporaal is de meest in
drukwekkende verschijning
van het geheele gezelschap.
En als hij in enkele welge
kozen bewoordingen de aan -
dacht verzoekt, zwijgt de menigte dan ook terstond.
Jilles en Mientje posteeren zich achter de pannen
en potten, de broodtrommels en wat ze dien dag nog
meer gekregen hebben "en Overstappie kan beginnen
„Waorde bruid en bruidegom
As ik thans uit Mokum kom
Doch dan kraakt opeens de deur, met '11 vaartje
komt 'n deputatie in veldgrijs naar binnen en een
stem zegt in onvervalscht Haagsch„Bonjour lui.
ik hoop niet dat ik steur.
„De buitenmodel-facteur!" rijmt Wimpie en hij
heeft gelijk. Aan het hoofd van de militaire delegatie
stapt onze keurige Hagenaar, die thans bij het over
schot van de compagnie als facteur is aangesteld.
Z'n fraaie buitenmodel heeft hij aan.
„Nou heb die gooser 't eindelijk foor mekaor
gebokst om 'n hooge posisie te krijge en nou weet ie
nóg niet hoe 't hoort!" zegt Overstappie gebelgd,
want de handjesgeverij is weer begonnen en daar
staat hij nu met z'11 gedicht. En nu moet het stelletje
soldaten eerst nog 'n taartje hebben óók
Als eindelijk de stilte is weergekeerd, kan Over
stappie verder gaan met z'n feestgedieht. In bloem
rijke bewoordingen verhaalt hij nu, hoe hij expres uit
Amsterdam is overgekomen om getuige te zijp van
het geluk, dat zijn oude vriend Jilles thans smaakt.
Eerst wordt de voorgeschiedenis van de verloving
herdaoht
Jilles was 'n echte hark,
Maor opeens liep ie in 't park
Mientje had ie an se arm.
Jilles kreeg 'I reuse warm,
Want hij was 'n fikkie bleu,
Dat vond Mientje reuse sneu.
In den breede weidt de dichter thans uit over de
vele veranderingen ten goede, die zich, dank zij
Mientje, aan Jilles hebben voltrokken. Wel is waar is
de bruidegom nog steeds niet, zooals hij wezen moest,
hij doch Overstappie spreekt de hoop uit, dat liet'