OVERSTAPPIE zorgt voor een verrassing Uhebt gelezen, hoe Jil les en Mientje receptie hielden. Alle cadeau's zijn gearriveerd, op de boerderij van Jilles is alles in gereedheid om het jonge paar te ontvangen en nu is de groote dag aangebroken, waarop het tweetal in 't De groote dag is aangebroken vandaag stappen Jiiles en Mientje in het huwelijksbootje. Zooals vanzelf spreekt, is Overstappie van de partij en als de stoet naar 't stadhuis trekt, zorgt hij voor een sensatie „En Jilles dan?" „Nou, dan komt ie óók maor hier wone," beslist Overstappieluchtig.„Waor- om mot ie se knolle en raope met alle geweld tussche die mensohe-eters in de grond douwe?" Doch tot dergelijke con- huwelijksbootje zal stap- Jt cessies is Jilles niet bereid! pen. Voor een huwelijks reisje is de tijd nu eenmaal niet erg geschikt en dus zal het echtpaar zoo spoedig mogelijk naar Tietjerksteradeel vertrekken, waar de brave Jilles zich weer met hart en ziel gaat toeleg gen op het verbouwen van zijn landbouwproducten. Of Mientje daar spoedig wennen zal? Ze heeft gehoord, dat de Friezen nog al stug-van aard zijn. Aarzelend ondervraagt ze Jilles op dit punt. „Jou moete goed begriepe, opete zull'n de mensch'n je d'r niet," meent Jilles. Hij heeft z'n zwarte trouwpak al aan en z'n kuifje zit parmantiger dan ooit. Niet opeten? Dat vindt Mientje een al te schrale troost. Niet voor niets heeft zij verhalen gehoord van „Hollanders", die zich in Friesland vestigden en na tientallen jaren nog steeds niet ingeburgerd waren. Zal dat in Tietjerksteradeel net zoo gaan? „Ja, de mensch'n benn'n d'r niet zoo gauw eigen met mekaar als hier," moet Jilles toegeven. „Maar ze zullen toch wel tegen me praten?" infor meert Mientje versohrikt, „Tja, dat zull'n we wel zien," zegt Jilles laconiek en hij strijkt nog eens over z'n keurig kuifje. Blijk baar maakt het probleem niet al te veel indruk op zijn verliefd gemoed. „Dat salie we wel sien, hoe bestaot 't!" barst Overstappie uit. Nogmaals is hij op de fiets naar ons mobilisatiedorpje overgekomen en ditmaal zal hij als getuige optreden. Van harte verheugt hij zich op 't geluk van Jilles en Mientje, maar nu moet Jilles toch heusch ophouden met z'n malle praatjes. 't Is Mientje aan te zien, dat de reis naar Tietjerksteradeel voor haar opeens veel van de oorspronkelijke bekoring verloren heeft. „Maok jij je nou maor niet ongerust, hoor, Mien," troost de Amsterdammer. „As se je in dat boereland niet wille kenne, dan roep je Overstappie d'r maor bij. Dan sal ik dat saokie wel 's effe foor mekaor bokse. En as 't je d'r niet befalt, dan kom je ijskoud terug. Overstappie moet goed be grijpen. hij is in Tietjerk steradeel geboren en getogen, daar heeft hij z'n ,,huu8" en z'n grond. Daar en nergens anders zal hij met z'n vrouw wonen. Gelukkig komt er afleiding, want er wordt een tandem in het fietsenrek gezet en dan verschijnt Opa, eens de nestor van onze compagnie, want hij behoorde tot de lichting 1924. Z'n vrouw heeft hij voor de gezelligheid meegebracht en achter op de tandem zit in een mandje de driejarige Cornelis, die er bij moet zijn, nu „oom" Jilles trouwt. Gelijk met hen arriveert Papkind, onze gewezen korporaal. Ook thans is hij weer deftig in jacquet gestoken en deswege is hij met den trein gekomen. „Nou hebbe we soowat onse ouwe kaomer kom pleet bij mekaor," constateert Overstappie voldaan. „Behalve Wimpie en de Hagenaar," zegt Papkind, die altijd erg precies is. „Wimpie ken niet komme, die most fandaog met 'n nieuw artikel op stap," bericht Overstappie. „Hij heb wat uitgefonde, 'n soortement ferduisterings- lamp. As je dat ding 's avonds ansteekt, ken je je gordijne gerust ope houwe. Ik seg tege Wimpie-. dan gebruikt die lamp fan jou seker niet feel stroom. Hij seitdat heb je knap geraoje, want da's nou juist 't kurieuze, die lamp gebruikt heelemaól geen stroom. En licht gefe doet ie seker óók niet, seg ik en toen sette Wimpie zoo'u raor ponem dat ik geloof, dat ik nog gelijk had óók! Hoe bestaot 't!" De exploitatie van deze merkwaardige vinding vormt dus voor impie een beletsel om aanwezig te zijn. De keurige Hagenaar, indertijd door Over stappie „Nellie" gedoopt, is wél van de partij. Hij is nog steeds soldaat, doch met z'n facteurschap is 't afgeloopen, want de veldpost is opgeheven en de Hagenaar heeft de mooie tasch, eens den trots van facteur Overstappie, bij den fourier moeten inleveren. „As je al die brieve's bij mekaor sag, die in dat tasschie hebbe gesete," mijmert Overstappie. „Fooral in 't begin was 't schuw. En grinnikend denkt hij aan de eerste weken van de mobilisatie, toen de poststukken vaak weken lang onderweg waren en de versohijning van den facteur steeds opnieuw weer met enthousiasme werd begroet. ,,'t Is haost afgeloopen met de kompie," weet de Hagenaar te vertellen. „We gaan d'r vandeur, zèg." „Waar naar toe?" Ja, dat is nog onbekend. Als de Hagenaar echter goed ingelicht is, dan zal het overschot van onze compagnie te werk worden gesteld bij 't binnen halen van den oogst. „Ik sie Nellie al maoie!" bedenkt Overstappie. „Of piepers rooie! Straks gaot ie nog koeie melke óók!" „Dat is volstrekt geen bezwaer, heur," zegt de keurige Hagenaar. Per slot van zaken is een mensch nooit te oud om iets te leeren. En 't leven op 't boe renland lijkt hem heusch zoo kwaad nog niet. Bovendien, 't is noodig, dat met man en macht wordt aangepakt om 't bedrijfsleven in ons land zoo spoedig mogelijk in normale banen te krijgen. En zoo zullen we dus binnenkort onzen keurigen Hagenaar als landarbeider kunnen bewonderen. Kan hij niet naar Tietjerksteradeel komen? Dan kan Jilles hem met raad en daad ter zijde staan. „Benne se allemaol al weg?" informeert Over stappie. Neen, 'n man of tien zjjn achtergebleven in de oude villa, die ons tot huisvesting diende en ze hebben er aardig de ruimte. „Kom op, manne, dan gaone we nog 's effe kijke," beslist Overstappie. „Jilles gaot ook mee in se trouw - pakkie. Dan kenne die jongens ten minste nog 's lache." „Jou moete goed begriepe, over 'n uurke moete we op 't stadhuus zijn," aarzelt de bruidegom. „Tijd zót!" meent Opa. „Vooruut dan maar," bezwijkt Jilles, „we gaan straks tóch oppe fiets." „Trouwe op de fiets!" schettert Overstappie. „Jullie kenne trouwe soofeel as je wilt. maor ik kom in een koets." Een bezoek Het ziet er wonderlijk uit in het oude gebouw, waar eens de geheele compagnie gelegerd was. Er loopt nog maar eén korporaal rond, die met 'n paar mannetjes den boel zooveel mogelijk in orde maakt. Op onze oude kamer zijn de «slaapplaatsen gesloopt. Eenzaam hangt er 'n uitgeknipte plaat aan den wand en in een hoek ligt een kartonnen doosje, waarin eens onze „scherpe piepers" zaten. „As je nou kaomerwacht was, had je 'n lijn," meent Overstappie. - Zwijgend kijkt het gezelschap rond. Hoe lang lijkt het al geleden, dat we hier woonden en Jilles ons hier s avonds op de klanken van zijn harmonica Ook op de rustkamer is alles zoowat leeg, maar nog steeds hangt er het ondefinieerbare luchtje van kamfer

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 26