DE TERUGKOMST VAN OOM JURRIAAN HET DEFTIGE PLEIN Wat dóét een straatarm meisje -WlTHtfTTr 22 Vervolg van blz. 19 ,,Ik veronderstel," zei oom .Turriaan koel, in deze nieuwe stilte, „dat jullie graag willen, dat ik je mijn dankbaarheid voor deze ontvangst toon. Is daar een wagen met ververscliingen?" Er ontstond weer wat gedrang en geschuifel, toen de jongen met den ververschingenwagen, die achter aan op een bank had gestaan, zich en zijn voertuig vol verbazing en blijde hoop naar voren werkte. „Mijn jongen," sprak oom Jurriaan hem toe, „er zijn hier ongeveer tweehonderd mensehen. Hier heb je een tientje en een rijksdaalder. Geef hun allen een ijswafel van vijf cent of, naar verkiezing, een reep. Wat er overblijft, is voor jou." De jongen was de eenige, die glimlachte. Wij, anderen, verstijfden van verbazing. Er was nog niemand die zich bewoog om de verversching in ont vangst te nemen Maar toen begon de locomotief lawaai te maken er slingerden zich nieuwe rook- en dampwolken tegen de stationskap, de wielen knersten en piepten en de leege trein begon weg te rijden. Dat brak den ban. „Niet dringen! Niet dringen!" riep de ververschings- jóngen en de pasterop-man werd plotseling weer bezield en begon opnieuw te roepen en haast te maken, en Hansje-Ansje-Jansje en de rest stormden naar de ijsco's toe, en een paar penningmeesters ook en neef Johan, die zich nooit iets liet ontgaan, en ten slotte ook de anderen Maar ik zag Solomon's hoofd boven de verwarring uitsteken, en Solomon's hoofd bewoog zich naar den uitgang. Ik begreep de krijgslist. Betsy Putter begreep die en ook Henrietta; verder niemand. Wij drieën sloegen ons met de kracht der wan hoop. vanuit verschil lende punten, een wreg achter Solomon aan, en we waren nog net op tijd om oom Jurriaan met zijn gevolg de trap te zien afdalen. Ik duikelde langs de leuning naar beneden om hen in te halen. Betsy volgde mij met verwonderlijke lenigheid, en Henrietta snerpte luide kreten boven ons.maar de voorsprong was al te groot. Beneden, bij den tourniquet, zat een verontwaardigde ambte naar de drie biljetten, die oom Jurriaan hem in de handen gefrommeld had, te bestudeeren, en hij wei gerde onze perronkaartjes in ontvangst te nemen, voordat hij zich er van overtuigd had dat deze docu menten echt en onverva.lscht waren. „Schiet op!" beet ik hem toe. „Kalmpjes an, kalmpjes an," beet hij terug. De klapdeur sloeg tegen Betsy aan, toen zij de jas van de secretaresse wilde grijpen. We renden drin gend en elkaar opzij duwend het Stationsplein op en het laatste, dat wij daar van oom Jurriaan bespeur den, was de staart van zijn schoothond, die juist bin nen een wegrijdende taxi getrokken werd. Ik leunde moedeloos op een gemeente-prullenbak. Betsy beet op haar nagels. Maar Henrietta en Tootoo rolden een tweede taxi in, met onbegrijpelijke snelheid. „Er achter aan! Achter die anderen aan!" hoorde ik haar roepen. De chauffeur was wel gewillig en ronkte met een wijden boog naar de plaats,waar de verkeersagent zijn bordje juist op stop had gezet, en toen zat Henrietta ons daar eenige minuten verstard van schrik door het raampje aan te staren. In die twee minuten was oom Jurriaan al spoorloos verdwenen in den wirwar van straten en wegen, die samen de stad Amsterdam vormen. dat gewend is aan het buitenleven, op het deftigste plein van de deftigste stad van Amerika? En wat doet dat meisje DianaJoeeleyn is haar naam in het statigste huis ran dat aanzienlijke plein, wanneer zij plotseling m-illionndire is geworden? Het meisje-van-buiten blijft eenvoudig, hoe wel zij gekleed gaat in peperdure japonnen en niettegenstaande een Russische prinses haar gezelschap zoekt. Maar toch, de maal stroom dreigt haar mee te sleuren; zij schaakt een prins en er gebeuren zonderlinge din gen, totdat.zij haar levensdoel vindt in een witte ziekenhuiskamer, waar een blinde oorlogsvlieger de moeilijkste dagen van. zijn- leven slijt. Dan behaalt zij de eindoverwinning en gelouterd, maar sterker van geest keert zij terug naar de eenzame u-oud-en en de golvende heuvels van Vermont aan de- zijde van den man, die haar liefheeft. Het nieuwste boek van de Kennemer Serie floor Louise Antlrews Kent bevat het boeiende verhaal van Diana Joce- leyrds avonturen met diverse leden van de excentrieke familie Joceleyn, die het allemaal op haar geld voorzien hebben en onderling afspreken haar om- de beurt een week het hof te zullen maken. Bestel een exemplaar van dit- prachtige boek, zoek een plekje, waar u ongestoord kunt- lezen en geniet dan ran de heerlijke ontspanning, die dit verhaal u geven- zal. Een inge naaid exemplaar kost- zooals gewoonlijk slechts 30 cent, terwijl een fraai gebonden boek voor f 1.verkrijgbaar is. Bestellingen kunt u opgeven aan onze kantoren, agenten en bezorgers en bij den boekhandel. Franco toezending per post geschiedt na ontvangst van 40 cent resp. f 1.15 voor een genaaid of een gebonden bock aan ons hoofdkantoor te Haarlem- Dit bedrag kunt u overmaken per postwissel- of storten op postrekening 142700 van Panorama te Haarlem. „Wat. wat nut" hakkelde Henrietta, terwijl zij uitstapte. „Het aanslaggeld betalen, dame," stelde haar chauffeur voor. „Alles is verkeerd aangepakt, heelemaal ver keerd," oordeelde Betsy. Maar op dat moment schoot als een lichtstraal door mijn hersens, hoe ik oom Jurriaan weer op het spoor kon komen. Er is aan de prullenbakken der gemeente Amster dam niet veel merkwaardigs te zien. Het zijn me talen korven, die nooit ofte nimmer hun standplaats verlaten, maar die, ondanks het feit dat zij dus niet geacht kunnen worden ooit snelheid te moeten ont wikkelen, een fraai stroomlijnmodel vertoonen. Ze zijn in aluminiumkleur geschilderdop gezette tijden komt er een gemeentereiniger bij, die er een pein- zenden blik in werpt, en verder is er weinig van te vertellen. De meeste menschen loopen er langs zonder ze op te merken. Zij merken deze nuttige toestellen óók niet op, wanneer zij afval of papier bij zich hebben; zoo komt het, dat afval en papier in de goot liggen, net als in den goeden ouden tijd, terwijl de bakken vrijwel leeg blijven. Vrijwel, niet geheel. Er zijn altijd nog wel zonderlingen, lieve oude dames en oppassende kinderen, die deze prullen bakken aanwenden voor het doel waartoe zij op de straten gesteld zijn. De prullenbak op het Stations plein, waar ik na oom Jurriaan's haastige vlucht amechtig op bleef leunen, was op deze wijze een nuttig apparaat; niet alleen, dat hij me op dit moei lijke moment van mijn leven tot veel steun was, maar ook ging er een ontnuchterende invloed van uit. Ontnuchtering was in de eerste plaats wat ik noodig had. Het was bedwelmend geweest, daar een bloedeigen oom van me uit den Parijschen trein te zien stappen met een negerbediende, een secretaresse, een schoothond en achttien koffers in zijn gevolg. Het was nog bedwelmender geweest om tusschen tweehonderd juichende en dringende menschen te staan niets verwekt zoo'n roes als de opwinding van de massa, die je eenvoudig dwingt om in haar onder te gaan, die je dwingt om afstand te doen van je eigen gevoelens en gedachten en om mee te juichen, mee te schreeuwen en te dringen en mee te doen in de algemeene verwachting dat er groote en merk waardige dingen gaan gebeuren. Maar om dezen prullenbak nu heerschte de een zaamheid en er wasemde een weeë lucht uit op, de trage lucht van bederf en vergankelijkheid. Er lagen klonterige papierpropjes in, schimmelende bananen schillen en een handschoen in staat van ontbinding. Dat alles bracht mij tot mijzelf. En toen ik eenmaal tot mijzelf gekomen was, kostte het mij niét veel moeite om te bedenken, op welke wijze ik oom Jurri aan weer zou kunnen vinden. „Wat moeten wij nu doen vroeg Henrietta. „Wat moeten wij nu doen?" Ik haalde mijn schouders op. Het was beter om mijn inspiratie voor mijzelf te houden. Ook Betsy Putter was niet erg spraakzaam geworden zij vroeg alleen kortaf: „Waar zit Dries?" en ik ant woordde: „Dries eet waarschijnlijk een ijswafel." „Wat moeten wij nu doen?" herhaalde Henrietta, en toen er weer geen antwoord kwam, begon zij te snikken„Die arme Jurriaandie arme, arme Jurriaan. De gebeurtenissen van het laatste halve uur waren niet ongemerkt of zonder sporen achter te laten aan haar voorbij gegaan. Haar mooie mantel was gekreukt, er waren knoopen af, er stonden af drukken van vuile mannenvingers op de borduur sels; en er wareh linten gescheurd, de beide vossen lagen gluiperig in haar linkeroor te kijken, Tootoo stond duizelig, verfrommeld en vies, op zijn kromme pooten te zwaaien. Het was zielig. Ik zei ten slotte: „Je kunt het beste maar naar huis gaan en een beetje rusten, Jet. Oom Jurriaan beloofde je in zijn brief, dat hij bij je aan zou komen om over de tramhalte te praten en je kamer te zien. Hij was nu natuurlijk een beetje over stuur." „Ja.ja.knikte Henriëtta. „Maar het féést," zei Betsy streng. „Het féést is georganiseerd. Het is betaald. Het feest moet gevierd worden." „Het feest," snikte Henriëtta. „Ik had zoo'n mooi masker.en die eenige neus van jou, Bets.en oom Hein had palmen besteld om de zaal te ver- Wordt vervolgd

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 22