DE TERUGKOMST
VAN OOM JURRIAAN
22
Vervolg van blz. 19
aangekondigd werd, dat met ingang van 17 November
de veerdienst Enkhuizen-Stavoren wegens ijsgang
gestaakt zou worden, en trachtte mij te herinneren,
welken datum wij nu hadden.
Maar al even later hoorde ik voetstappen achter
mij.
„Wel, mijn waardefvroeg diezelfde geaffecteerde
stem.
Ik bleef star naar de bekendmaking van den
ijsgang kijken en gaf geen antwoord.
„Wel, spreek eens opt"
Ik neuriede zachtjes.
„Zeg, mannetje.
Ik knikte al neuriënd vaag met mijn hoofd, vol
beklag voor den veerdienst Enkhuizen-Stavoren.
Maar nn verloor hij zijn geduld en gaf mij met
zijn wandelstok drie tikjes tegen mijn mouw.
Ik keek om, nam zijn nijdig gezicht in oogen-
schouw en klopte mijn jas af.
„Zeg, man," blafte hij. „Ik zei iets tegen je."
„Pardon," zei ik. „Zoekt u iemand!"
„Ik sprak tegen jóu."
„Ik ken u niet."
„Ik zou wel eens van je willen weten
„Ik kén u niet," herhaalde ik. „Alleen mijn vrien
den noemen me jij en jou. En als u het tegen mij had,
wilt u misschien onthouden, dat ik uw waarde niet
ben en ook geen mannetje."
Hij was een oogenblik uit het veld geslagen en
staarde me verbaasd aan. Ik keek zoo verwaand
mogelijk terug. Hij had me niets anders misdaan
dan dat hij óók op oom Jurriaan's koffers loerde en
dat hij me op een, laat ons zeggen, onbeschaafde
manier aansprak. Toch had ik een hekel aan hem,
alsof hij me iets ernstigs had aangedaan, alsof hij
mijn grootste vijand was.
„Wat wil je van met" vroeg hij.
„Wat wil jij van mijt" vroeg ik.
„Je keek me vreemd aan."
„Jij keek vreemd terug."
„Je bevalt me niet."
„En jij mij niet."
„Je hebt iets in den zin
„Mijnheer," sprak ik nu afgemeten, „wanneer u
mij nog langer lastig valt, laat ik u door den ambte
naar uit het lokaal verwijderen."
De ambtenaar zag er op dit moment heelemaal
niet naar uit, dat hij van zins was, iemand te verwij
deren. Hij was juist verdiept in de ernstige bezigheid
om zijn stempelkussen met een spons tot nieuw leven
te wekken.
„Man," siste de danseur of misschien was hij
wel een oplichter „man, ik wó&rechuw je. Ik zal
je...
Maar ik luisterde niet meer naar wat hij zou en
hij sprak het niet uit want op dit oogenblik
zwaaide de deur open en drie mannen betraden de
localiteit: een groote, zwarte man en twee kleine
witte mannen. Het waren Solomon en twee witkielen.
De danseur zweeg en lette niet meer op mij. Ik
zweeg en lette niet meer op hemen toen nu ook de
ambtenaar zijn bril beter bevestigde om zijn blikken
eenigszins verschrikt op den nieuwen klant te kunnen
richten, was Solomon het middelpunt van de belang
stelling. Hij schreed, statig, groot, dreigend vooruit
tot hij de toonbank bereikt had.
„W..welt" vroeg de ambtenaar.
„Me's lookin' for the bags," zei Solomon.
„Wóblieft"
„Hurry, ah've got no time."
De blauwkiel haalde zijn schouders op, de witkie
len grinnikten. En nu was de danseur mij voor. Hij
schoot met een sprong naar de toonbank en zei:
„Meneer komt voor de achttien koffers uit Parijs."
„Hoor es," zei de beambte, „ik heb er genoeg van.
Al waren het honderd koffers uit Parijs en al stuur
den ze nog meer nikkers op me af, ik geef ze niet
zonder bewijs. En nóu alsjeblieft...."
Hij knikte, wierp zich op zijn lessenaar en bonsde
zonder de minste voorbereiding een stempel neer,
ten einde duidelijk te maken dat het hem ernst was.
„Hij vraagt naar het ontvangstbewijs," legde de
danseur Solomon in het Engelsch uit.
„Hulit" vroeg Solomon. „What d'ye meant"
„Receipt, ticket,
proof," verduidelijkte
de danseur.
Solomon knikte en
begon zijn zakken te
doorzoekenal zoe
kend stalde hij ver
schillende beziens
waardige documenten
voor zich uit leege kauwgumzakjes, leege siga
rettendoosjes, kassabons, tramkaartjes, bioscoop
biljetten, rekeningen en dergelijke.
Toen alles op de toonbank lag, lichtte hij zijn
dophoed een eindweegs op, krabde zijn kroeshaar,
en ging op de weegschaal zitten. Hij woog honderd-
vierentachtig pond en liet het aan den danseur over
om het lang-begeerde bewijsje uit zijn archief te zoe
ken. Ik sloop naderbij, met de flauwe hoop nog een
werkzaam aandeel in de gebeurtenis te hebben, maar
ik was te laat. Nog voordat ik de toonbank bereikt
had, sloeg mijn vijand er met zijn wandelstok een
dringenden roffel op en zwaaide het papier omhoog.
Ik verliet het terrein van mijn nederlaag, maar ik
gaf den strijd nog niet op. Toen de witkielen naar
buiten kwamen met de eerste koffers, volgde ik hen
naar den vrachtauto, die onder de kleine overkap
ping stond te wachten. Aan het feit, dat oom Jurriaan
een vrachtauto had gehuurd om zijn bagage te laten
halen, kon je maar weer zien, hoe rijk hij wel was en
hoe doortastend.
Ik klemde mijn kiezen op elkaar. Ik verborg mij
zoo goed en zoo kwaad als dat ging achter een post
auto en spande mijn hersens wanhopig in om te
bedenken, hoe ik straks de koffers zou kunnen volgen.
Ik kon nu alvast den rijweg oversteken en een taxi
nemen, maar ik had het tientje, dat er nog van mijn
beleeningen over was, thuis laten liggen en zou de
taxi niet kunnen betalen. Ik konik konik
kon verder niets bedenkenen juist toen ik besloten
had, het er maar op te wagen en een onbetaalde
taxi te nemen, kwamen de witkielen terug van hun
tweeden en laatsten loop. Ook Solomon droeg nu
twee koffers. En de danseur droeg een hoededoos
en een city-bag. Hij ging zelfs zoo ver, dat hij hielp
bij het opladen. Ik begreep, dat de auto weg zou
zijn, voordat ik den overkant zelfs maar bereikt
kon hebben.
Solomon diepte een gulden uit zijn vestzak op,
liet hem een keer uit zijn zwarte hand opspringen
en wierp hem toen den witkielen toe. Aangezien zij
met deze wijze van betalen niet vertrouwd waren,
lieten zij hem klinkend voor hun voeten neervallen.
„Slong, fellere," knikte Solomon en hij maakte
zich gereed om naast den chauffeur te gaan zitten.
„Héé-héé," riep een van de witkielen, en de andere
riep: „Dat gaat maar zóó niet!"
„Wat moet je nog!" vroeg de danseur.
„Het waren achttien colli," zei de eene.
„En het gaat voor tien cent per stuk," verduide
lijkte de andere.
„We hebben er vier zelf gedragen," wierp de
oplichter tegen.
„Maar het wdren er achttien," hield de eene vol.
„What's up!" informeerde Solomon.
Dit zag er uit of het iets prettig tijdroovends zou
worden, en als het dat geworden was, zou ik nog
tijd gehad hebben om een taxi te nemen. Maar
het leek wel, of de danseur geen zin had in tijd-
roovende dingen, het leek wel of hij op wilde
schieten
„Hier," zei hij kort. „Het is een onbeschaamdheid,
mijne heeren, maar hier heb je je zin" -en hij wierp
hun, even vriendelijk als Solomon, 'n tweeden gulden
toe. En daarna wurmde hij zich zonder meer naast
den neger en den chauffeur in de kleine cabine en
sloeg het portier achter zich dicht.
De witkielen raapten mompelend ieder een gulden
op. De motor startte. Ik wischte me het wanhoops-
zweet af. Maar toen de auto in beweging kwam en,
snel optrekkend, het plein opreed, greep ik de laat
ste kans, die me nog gegeven was ik bukte me,
nam 'n formidabelen aanloop achter de snel-rijdende
koffers van oom Jurriaan aan en slingerde me, met
de beste gymnastische prestatie die ik ooit verricht
heb, er naast in den laadbak.
Een slagerejongen, die het zag, juichte me toe, een
dame gilde, een agent maakte booze gebarenje zou
bijna denken, dat zooiets niet mag, maar de auto
ging nog juist langs een verkeerslicht dat al op geel
stond en een agent, die zijn stopbord al aan het
draaien was; hij passeerde met een haarbreedte lijn
vijfentwintig, die juist den hoek om kwam, en schoot
toen den Nieuwe Zijds Voorburgwal op. Wij schenen
haast te hebben. De eerste bocht gooide me bijna
weer op straat, de tweede smeet me over vijf koffers
heen, de derde deed een hoededoos op mijn hoofd
storten. Op het fluweelen kussen van een veerende
taxi leert men niet, welke moeilijkheden het dage-
lijksehe verkeer oplevert, maar tusschen achttien
koffers in den houten laadbak van een bejaarden
vrachtauto gaat men er zich een tairiylijk helder
beeld van vormen. Het was mij althans onmogelijk
om een draaglijke houding te vinden, tot een plotse
ling remmen ter hoogte van het postkantoor mij
ligplaats deed kiezen op een hutkoffer, die zwaar
en soliede genoeg was om eenige waarborg en hou
vast te geven voor de toekomst. Ik kon niet anders
doen dan mij daar zoo stevig mogelijk aan vast
klampen en er verder het beste van hopen, want
iedere poging om op te staan moest ik bekoopen met
een zware valpartij, die ook voor oom Jurriaan's
bagage niet heilzaam kon zijn. Daar lag ik dus en
kortte me den tijd met me af te vragen,waar we heen
zouden gaan. Hotel Schiller, Carlton, Amstelhotel....
We hotsten het Spui over, het Singel langs, dan, met
een ruk, de Leidschestraat in. Voor geen van die
hotels was dit de kortste weg. Americain misschien,
maar ook Americain gingen we voorbij. Ik gaf het
op, in de stellige overtuiging, dat ik het wel zou
merken.
Ik merkte het maar weinig later, want met een
schok, die me over den grond deed tuimelen, stopten
we voor een gewoon huis in de Jan Luykenstraat.
Nu moest ik handelen, ondanks de tuimeling,
ondanks mijn verbazing. Ik sprong uit den laadbak,
nam nog 'n tweeden sprong en zocht dekking achter
een van de sprietige boomen; maar noodig was dat
niet, want Solomon en de oplichter en de chauffeur
hadden het veel te druk om op me te letten. De
chauffeur belde haastig aan en liep toen weer terug
om de anderen te helpen met het uitladen. Ze ver
dwenen zelfs naar het inwendige van den wagen en
begonnen daar allereerst aan den hutkoffer te sjorren,
gelukkig zonder te merken dat hij nog warm was,
en onderhielden zich daarbij in het Amerikaansch,
school-Engelsch en Amsterdamsch.
„Thiz iz a big-un," zei Solomon.
„Very heavy," betuigde de oplichter.
„Een senuwe-ding," oordeelde de chauffeur.
Dit gaf mij een prachtige kans. Zij merkten niet,
dat ik op de stoep ging staan. Zij merkten niet, dat
een sproetig dienstmeisje open kwam doen en dat
ik haastig langs haar heen naar binnen glipte.
„Wat moest ut" vroeg het dienstmeisje ver
baasd.
Ik trok haar den deurknop uit de handen en
duwde de deur dicht.
„Ik moet mijnheer Kandel spreken," zei ik, „die
hier juist aangekomen is."
„Wie kan ik zeggen dat er ist"
„Peter Paul Kandel."
Zij snoof en ging naar boven; ik bleef wachtend
in het portaal staan en las het waarschuwingsbordje
„Voeten vegen" en keek naar de namaak-batik-
doeken met wajangpoppen en voelde mijn hart
bonzen.
„Of u maar effe boven wou komen," vroeg het
meisje, „trap op en eerste deur links."
Nu, terwijl ik traag de trap met den versleten
looper besteeg, werd het bonzen van mijn hart
ondraaglijk. Maar het was nog niet zoo luid of ik
hoorde weer bellen, ik hoorde Solomon's stem en de
stem van den chauffeur en ook het geaffecteerde
geluid van den danseur, dat zei:
„lk moet mijnheer Kandel spreken, meisje. Vlug
alsjeblieft. En zeg hem maar, dat mijn naam is:
Peter Paul Kandel."
Ik voelde even de neiging om de trapleuning te
omknellen en langzaam op den rood-met-grijs-
gestreepten looper ineen te zijgen. Ik was nog buiten
adem van de ren- en hospartij met den vracht
auto, opgewonden van de achtervolging der koffers,
geschokt door de ontdekking, dat de oplichter-
danseur mijn naam gebruikte om zich aan te dienen
ik was op dit moment zeker niet in de juiste stemming
om van aangezicht tot aangezicht met mjjn oom
Jurriaan te komen staan. En door al die gewaarwor
dingen heen sloop nog de bijna benauwende ver.
bazing, hoe het mogelijk was, dat een Amerikaansch
millionnair hier zijn intrek nam, hier, in pension
„Mnseumzicht", waar de geur van groentensoep
door de kale gangen waarde en waar nieuwsgierige
vrouwengezichten om deurhoekeu gluurden wanneer
er iemand de trap op kwam.
Wordi vervolgd