OVERSTAPPIE
gaat met H impie en
I»u gpli rit nit
visschen
lb
Op den trouwdag van Jilles en Mientje werd een
afspraak gemaaktdrogist Puypkrijdt zou eens
naar Amsterdam komen om onder leiding van
Overstappie en Wimpie voor 't eerst van zijn leven
de hengelsport te beoefenen. WelnuPuypkrijdt
houdt de twee Amsterdammers aan hun woord
en maakt al spoedig z'n opwachting. En succes
heeft hij óók!
Hoe bestaot 't," zegt Overstappie. „Nee, Puvp-
krijdt, da's nou werkelijk 'n tikkie over-
dreve
Overstappie heeft gelijk. Wel beeft hij op den
trouwdag van Jilles eu Mientje den drogist uitgenoo-
digd voor een vischtocht en hem aangeraden reeds
bij de keuze van 't costuurn 'n weinig rekening te
houden met den aard van een dergelijke tijdpassee-
ring, doch nu heeft Puypkrijdt dien raad toch wel 'n
beetje al te serieus opgenomen. Want zooals hij daar
in de groote hal van 't hoofdstedelijk Amstelstation
de loketten passeert, ziet de eerzame drogist er
werkelijk opvallend uit in z'n oliejas en met 'n leefnet
van formidabele afmetingen. En ten overvloede heeft
hij nog een zuidwester op óók! Al die mooie spullen
zijn gloednieuw en dat maakt, dat Puypkrijdt er
heelemaal niet uitziet als een echte hengelaar. Hij is
veel te mooi en herinnert al te veel aan een prospectus
van een luxe-magazijn voor vischsport-artikelen.
Twee oude bekenden zijn aanwezig om den ge
legenheidshengelaar te verwelkomenOverstappie,
die juist zijn vrijen middag heeft en het voormalige
hospitaalsoldaatje Wimpie, die penningmeester is
van het roemruchte vischcollege D.L.B. (De lollige
brasem) en deswege een groot aandeel zal hebben in
de eerste vorming van den hengelaar Puypkrijdt.
Want, hoe sportief onze drogist er ook uit moge zien,
een hengel heeft hij nog nooit in z'n hand gehad.
In het nieuw-zakelijke interieur van Amsterdams
modernste station is Puypkrijdt een verschijning, die
allerwegen de aandacht trekt, doch de drogist aan
vaardt die belangstelling als een soort hulde, die de
hoofdstad nu eenmaal aan aanzienlijke bezoekers
betuigt. Want per slot van zake, in zijn dorpje
behoort de drogist tot de notabelen. Is hij niet voor
zitter van de plaatselijke Vereeniging tot bevordering
van het vreemdelingenverkeer, oprichter en kam
pioen van de kegelclub „Gooi-lust", gemeenteraadslid,
fokker van tentoonstellingsgeiten, lid van diverse
commissies tot voorbereiding van het feest ter viering
van het zevenhonderdvijftigjarig bestaan van zijn
dorpje en bovendien blokhoofd van de lucht
bescherming? Het is niet de eerste de beste, die daar
de hoofdstad binnenstapt! Als Puypkrijdt iets
doet, doet hij het goed. En daarom is, nu hij voor den
eersten keer van zijn leven zal gaan visschen, zijn
uitrusting tot in alle onderdeelen puik in orde.
Doch hoe tevreden Puypkrijdt zelf over zijn ui
terlijke verschijning mag zijn, de commissie van
ontvangst denkt er eenigszins anders over.
„Mot je die ouwe seeroover sien!" foetert
Overstappie.
„Kompleet Dorus Rijkers," oordeelt Wimpie.
„Bang foor swaor weer, Puypkrijdt?" informeert
Overstappie. „As je nog lang met die suidwester
rondloopt, krijg je fast 'n sonnesteek. Wat sie je d'r
uit, man! Jij denkt minstens, dat we d'r met 'n
haringlogger op uit trekke. Wat dacht je feitelijk dat
we ginge fange. Walvissche soms?"
Doch neen, aan dezen merkwaardigen zoogdieren-
vorm heeft de nieuwbakken hengelaar niet gedacht,
zijn verlangens gaan meer uit naar 'n fikschen snoek.
„Mot je hoore! Die komt foor 't eerst fan se leve
achter se stopflessche met motballetjes en soethout
fandaon en wil meteen al achter de snoeke an sitte.
Hoe bestaot 't!" En Wimpie gooit, als deskundige,
al meteen roet in 't eten
door te verklaren, dat de
Juli maand zich heelemaal
niet leent tot snoekvisschen.
„D'r benne om deze tijd
fan 't jaor geeneens snoeke,"
vertelt hij.
„Wat zullen we nou heb
ben?" barst Puypkrijdt los.
„Benne d'r geen snoeke? En
waar benne ze dan wél?"
Tja, waar de snoeken zijn,
weet Wimpie ook niet, vast
staat dat nog nooit 'n hen
gelaar 's zomers een snoek
heeft gevangen, althans voor
zoover die hengelaars als lid
zijn ingeschreven van „De lollige brasem". Nee, dat
snoekvisschen moet drogist Puypkrijdt voorloopig
uit z'n hoofd zetten. Als hij misschien laat inden
herfst nog eens komt, kan Wimpie hem wel 'n paar
goede plekjes wijzen.
„Zoo, dus geen snoek vandaag," zegt Puypkrijdt
na deze vischtechnische uiteenzetting en hij zwaait 'n
beetje moedeloos met z'n net. „Tja,wat doen we dén?"
„Visch genoeg," meent Wimpie. „Er zijn karpers
en baarzen, er is witvisch in allerlei soorten en dan
heb je nog de voorns, de brasem.
„En anders gaone we seekakelobbusse fange!"
snijdt Overstappie het dispuut af. „En nou motte we
weg weze, manne. D'r komt hier 'n kompleete oploop.
Allemaal de schuld fan die malle suidwester, de
mensche denke dat d'r 'n opeluchtvoorstelling komt
fan Op Hoop fan Sege. Hiero, ouwe seehehl, op 't
foorbalkon.
En zoo rijdt het gezelschap weg. Voor alle zekerheid
houdt Puypkrijdt nu zijn fonkelnieuwen zuidwester
toch maar liever in z'n hand.
De, eerste lessen
Terwijl de tram langs den wolkenkrabber op het
Daniël Willinkplein rijdt, is het eerste onderricht al in
vollen gang. Puypkrijdt verneemt, dat je, om voorn
te vangen, een licht tuigje noodig hebt en het aas
niet heelemaal op den bodem moet laten hangen.
Baars moet je altijd onder 't kroos zoeken en wordt
het best gevangen als de lucht bewolkt is. Maar voor
den schuwen brasem heeft Wimpie een speciale theo
rie opgebouwd, die thans door alle leden van de visch-
club D. L. B. in de practijk getoetst wordt en de
eerste resultaten zijn reeds zeer opmerkelijk te noe
men. Het gaat zooje mengt wat geweekt brood door
zand en je maakt van je dobber een zinker, dat is een
Zooals de eerzame Puypkrijdt de loketten van het Amstelstation passeert,
ziet hij er werkelijk opvallend wit met z'n oliejas, z'n zuidwester en z'n
gewéldig leefnet.
drogist. Waarvoor heeft hij anders dat net meege"
.nomen? Dat moet vanavond vol zijn als hij in zijn
nieuwe waardigheid van hengelaar in zijn dorp terug
komt. Heeft hij niet in zijn onschuld zoowat de heele
kegelclub op een vischmaal genoodigd? Snoeken van
twintig pond heeft hij beloofdEn z'n vrouw had
al zoo'n mooi recept met peterseliesaus.
„Alles wat ik vang krijg je mee naar huis," belooft
Wimpie grootmoedig. En die vangst zal heusch niet
tegenvallen, want het gezelschap zal vandaag vis
schen op een plek, waar Wimpie nog geen veertien
dagen geleden 'n paar kanjers heeft opgehaald,
ongeloofelijkEn nog minstens twee dozijn klein goed.
Niet voor niets is Wimpie een beroemd prijshenge-
laar! Puypkrijdt moet z'n medaillekast maar eens
zien in „De groote slok", waar het vischcollege op
geregelde tijden in vergadering bijeen pleegt te zijn.
Maar de mooiste prestatie heeft Wimpie toch gele
verd met dien snoek van verleden jaar, bijna 'n
vollen dag is hij bezig geweest om dien knaap op het
droge te krijgen. Tanden als 'n zaag had dat beest en
hij was Wimpie bijna aangevlogen. Zesentwintig
pond schoon aan den haak!
„Liege," mijmert Overstappie. „Dat kenne de
meeste hengelaars niet. Doch de brave Puyp
krijdt is over zijn bangen twijfel heen, hij komt van
avond vast niet met leege handen thuis!
Overstappie als fakir!
Een uurtje later zit Puypkrijdt met z'n fraaien zuid
wester op zeer ingespannen naar z'n dobber te staren.
Eiken keer als het water even rimpelt en het roode
puntje deint, wil hij meteen al ophalen. Met Wimpie
zit hij in een bootje, Overstappie daarentegen blijft
voorloopig op den vasten wal. En die heeft meteen
al succes ook, een flinke baars spartelt omhoog. Iet
dobber, die onder water staat, zoodat alleen 't puntje wat afgunstig kijkt Wimpie toe.
nog maar te zien is. Kan Puypkrijdt dat allemaal
volgen?
„Hm, ja," zegt de drogist en hij kijkt eens naar z'n
net. Het duizelt hem, nooit heeft hij geweten, dat
bij visschen nog zooveel wetenschap te pas kwam.
„Puypkrijdt kan d'r niks om lache," constateert
Overstappie met voldoening.
„Die dacht dat je alleenig maor je snoer in 't wao-
ter hoefde te gooie en dan meteen de heele week
visch ete.
„Maar ik zal toch wel wat vangen?" informeert de
„Als we daér 's gingen zitten," stelt Puypkrijdt
voor.
„Niks d'r fan," beslist zijn leermeester. „Hier
motte we weze." Want op precies die zelfde plek
heeft Wimpie onlangs z'n formidabele vangsten
Het is een mooie dag en het is best uit te houden
aan den waterkant. Er waait een zoel windje, dat het
riet doet ruischen. Eindeloos strekt de groene polder
zich uit met hier en daar een kerktorentje. Puypkrijdt
krijgt het benauwd onder z'n zuidwester. En wat