7
a
de goddelijke diensten verricht werden, niet alleen
te mijnen behoeve, maar ook van hen, die in de
omgeving wonen."
Het is van belang dit te weten, omdat hierin de
verklaring ligt van den bouw der R.K. kerken in
Ruurlo, Lochem en het naburige Kranenberg: deze
werden in de vorige eeuw gesticht door een freule van
Dorth, nazaat van evengenoemden Willem Hendrik.
Evenmin maakt de Wildenborch aan den weg van
Vorden op Lochem den indruk, dat hij een bewogen
verleden achter zich heeft. Op eenigen afstand van
het huis doet de afwisseling van accacia's, berken,
dennen, beuken en eiken de nabijheid van een
belangrijk huis vermoeden en wanneer de zwer
vende liefhebber van het eigen land het met klimop
begroeide rechthoekige huis ziet en de, in zijn midden
er gedeeltelijk voor gelegen, ronde, roode toren hem
opvalt, dan geeft hij er zich geen rekenschap van,
dat hier eens een machtig roofslot stond. Zijn ligging
te midden van vrijwel ongenaakbare moerassen, zijn
grachten, wallen en driedubbele, poort waren voor
een aanvaller niet gemakkelijk te overwinnen
moeilijkheden. De opvallende toren schijnt een
overblijfsel te zijn van een der poortgebouwen;
behalve de overwelfde kelders en een wapensteen
met het wapen der heeren van Wisch herinnert niet
veel meer aan het bewogen verleden. En toch was
het misschien deze poorttoren, die getuige geweest
is van de benarde episode, waarop de bezetting
het oogenblik reeds voor oogen stond, dat zij, door
den honger gedwongen, de poort zou moeten openen
voor de gewapende burgers van Deventer, die in
1490 den Wildenborch opvorderden.
De bezetting redde zich echter door
een list. Het eenige varken, dat
nog over was, werd bij herhaling
aan het schreeuwen gebracht, zoo
dat de belegeraars, die alleen in
uithongering een middel tot over
gave zagen, en in de meening ver
keerden, dat er varkens geslacht
werden, misleid en misnoegd af
trokken.
In 1780 kwam de Wildenborch
te koopde kolonel en kapitein ter
zee Damiaan Staring werd de eige
naar; hij was de eerste van een
reeks van heeren, die het land dienden door weten
schap en kunst. Zijn zoon immers was de bekende
dichter, zijn kleinzoon de landbouwkundige en geoloog,
terwijl de tegenwoordige eigenaar mr. A. Staring in
deze voor wetenschap en kunst blijkbaar inspireeren -
de omgeving zijn kunsthistorische studies beoefeut.
Het dichtst bij de kom van het dorp Vorden ligt
het huis of kasteel Vorden, dat al meer dan een halve
eeuw geledgn Craaudijk's bewondering trok om het
prachtig geboomte, dat het vervallen, maar zeer
schilderachtige oude huis omgaf. Id zijn „wandelin
gen" (Haarlem, 1876) betreurt hij, dat het oude goed
uit een aantrekkelijke verwildering werd verlost en
de charme van het verweerde oude slot moest wijken
voor herstellingen, welke noodig geworden waren
doordat de toenmalige eigenaar het ging betrekken.
Wel was ook hij er van doordrongen, dat hierdoor het
Ken hoek van het kasteel Vorden in een weelderige
omlijsting van groen.
behoud van 't kasteel verze
kerd werd. En thans, lezer,
herhaalt zich de geschiede
nis, want 't oude huis ligt
daar rustig, maar onbe
woond in zijn boomrijke
omgeving; wij weten het,
dat, wanneer de stap van
den kasteelheer niet regel
matig binnen de vertrekken
weerklinkt en zijn waak
zaam oog niet geregeld het
oude slot gadeslaat, dat
dan langzaam maar zeker
het verval intreedt en stel
selmatig zijn ondermijnend
werk verricht. Laten wij
hopen, dat het nooit zoover
komt, want dan zou ons
land een nog vrij zuiver
rot ons gekomen middeleeuwsch „huvs" moeten mis
sen. Wat wij thans van den weg van Ruurlo op Vor
den geneigd zijn voor den voorgevel aan te zien is eigen
lijk de achtergevelbrug en ingang zijn hier tijdens
de reeds genoemde restauratie aangebracht. Om het
gebouw gaande zien wij den oorspronke 1 ijken voor
kant: twee vleugels, haaks op elkaar gericht, om
sluiten twee zijden van een voorplein, dat vroeger
met een ringmuur en ophaalbrug was afgesloten.
Een veelhoekig torentje met een kunstig gemetselde
trap ligt in den hoek tusschen beide vleugels, terwijl
op den buitenhoek een toren op rechthoekig grond-
Hei kasteel ie Vorden omstreeks 1743, naar een aquarel van J. de, Beyer.
plan en met 'n zadeldak gedekt, is uitgebouwd. Ten
deele dagteekent het gebouw nog uit de XlVde
eeuw; herstellingen van na de verwoestingen van
1374 en 1580, alsmede het traptorentje van het begin
der XVIde eeuw en de restauratie van 1873 tvpeeren
het monument.
Wanneer en door wien het kasteel is gebouwd is
niet bekend. In het jaar 1372 wordt er het eerst
melding van gemaakt, hoewel men moet aannemen,
dat het reeds eerder bestond. Twee jaar later verne
men wij, dat eenige leden van het stadsbestuur van
Deventer „met een aanzienlijk getal burgers en stads-
schutten, die verscheidene donrebussen medevoer
den," naar Vorden optrokken en het huis verwoest
ten. Waarom dit geschiedde is evenwel niet bekend.
De toenmalige heer was Berend van Vorden; uit
zijn huwelijk met Bertha van Dorth was een dochter
geboren, die het goed bracht in het geslacht van
Haekfort. In 1387 belooft Wolter van Voorst en
Keppel Vorden was n.l. een leen van 't kasteel
Keppel aan Berend van Vorden, dat na zijn dood
Vorden op zijn kleinzoon Jacob van Haekfort zal
vererven. Een vraag blijft het, of nu Berend van
Vorden of een der eerste heeren uit het geslacht van
Haekfort het verwoeste slot weer hebben opgebouwd.
Veel historische bijzonderheden zijn van 't kasteel
Vorden niet bekenddit wil echter niet zeggen, dat
het leven er altijd ongestoord doorging. In de tweede
helft van de XVIde eeuw vererfde het goed aan het
Groningsche geslacht Ripperda, dat blijkens een
kroniek in Vorden goed aardde; een dezer Ripperda's
kreeg oneeniglieid met den toemnaligen heer van
het Medler, hoewel de kroniek van hen zegt, dat zij
„veel te samen quamen en teerden, sonder krackeel
met den anderen te hebben." Aan 't gezellig samen
zijn kwam toen ook een eind, want zegt de kroniek:
„Het huis te Vorden is van den Engelsehe soldaten
A° 1580 geplondert ende Ripperda met der woon
getogen na Vrieslant, ende aldaor eenige yaeren
verbleven". De laatste feiten hielden verband met
den tachtigjarigen oorlog, waardoor vanzelf geen
plaats meer was voor minder belangrijk krakeel
van naburige kasteelheeren.
Terloops hebben wij kennis gemaakt met den
naam van Haekfort; een naqm, welke ver buiten de
grenzen der gemeente Vorden, waar het in den loop
Huize „de Schaffelaer"dat vroeger Hacfordt of üaeekjoirde heette.
der jaren gewijzigd stamslot nog ligt, bekendheid
heeft verworven. Om de gelijkluidendheid met den
naam van een ander geslacht, dat eerst onlangs is
uitgestorven en zijn bakermat mogelijk had op de
Veluwe, waar de Schaffelaer, die vroeger Haec-
foirde heette, gelegen is, meen ik van beide nog iets
te moeten zeggen.
De meest bekende vertegenwoordiger van het
Vordensche geslacht is wel geweest de omstreeks
1475 geboren Berend van Haekfort, die in zijn
jeugd het vaderlijk kasteel ontvluchtte en gedurende
langen tijd 'n zwervend leven leidde met een blinden
liereman,en ook als schoenmakers
jongen dienst heeft, gedaan. Door
zijn vader ontdekt, werd hij aan 't
hof van den hertog van Gelder ge
bracht. Van den eenen kant bleef
Berend zijn ouden reisgenoot ge
trouw, want toen deze, niet meer
in staat zijn brood te verdienen,
zich bij den jonker liet aandie
nen, liet Berend, volgens het ver
haal, voor hem een vertrek bou
wen zonder vensters, waar hij tot
zijn dood verzorgd werd; van den
anderen kant ontwikkelde Berend
zich in de nieuwe omgeving tot
een man van zijn standen van beteekenis,
waarbij zijn neiging tot het avontuurlijke hem in
staat stelde, stoute ondernemingen tot een goed
einde te brengen. Hertog Karei kreeg in hem een
kranig officier, een goed bestuurder, een onder
handelaar bij den vredeshandel. Toen keizer Karei V
in 1544 Gelderland bij zijn overig gebied inlijfde,
was het gedaan met het oude hertogdom en met
Berend's militaire loopbaan; de keizer kende hem
een jaarlijksch pensioen toe.
Uit het andere geslacht van Haefort stamde waar
schijnlijk de uit de vaderlandsche geschiedenis
bekende Jan van Schaffelaer. In den kerktoren van
Barneveld had de kabeljauwsche ruiterhopman den
17en Juli 1482 met achttien anderen zich verschanst
tegen de hoeksgezinde Amersfoorters en Xijkerkers.
De belegeraars beschoten den toren hevig met hunne
bussen, de belegerden wilden zich bij verdrag over
geven, maar de andere partij wilde er niet van weten
eer Van Schaffelaer naar beneden zou zijn geworpen.
Dit weigerden de belegerden, maar Van Schaffelaer,
om zijn spitsbroeders te redden, wierp zich van den
torentrans; hij viel niet dood. maar werd door de
hoekschen afgemaakt.
Uit bewondering voor dqze daad van zelfopoffering
zou de eigenaar van het huis Haefort of Haeckfoirde.
een bloedverwant van Jan, zijn woonhuis om
gedoopt hebben in „de Schaffelaer". Vast staat, dat
dit huis reeds voor het midden der XVIIde eeuw
onder den liuidigen naam voorkomt.
Hoewel liet imposante gebouw, dat in de vorige
eeuw in den stijl der Engelsehe gothiek is opgetrokken,
geen monument van geschiedenis genoemd kan
worden, valt het toch te betreuren, dat het voort
bestaan er van onzeker is, daar niet alleen de lasten
aan de bewoning verbonden een belemmering
vormen, maar vooral omdat in dit geval in een zeer
korte spanne tijds tot driemaal toe successiebe
lasting betaald moest worden. Tegen dergelijke
aderlatingen is het gezondste grondbezit niet
bestand. Het ware te wensehen, dat de overheid
op een even redelijke als verstandige wijze voor
zieningen trof om te voorkomen, dat het Nederland-
sehe volk beroofd wordt van zijn in ruimen kring zoo
gewaardeerde landgoederen