DE TERUGKOMST VAN OOM JURRIAAN BELANGRIJKE NEDEDEELING! 22 Vervolg van blz. 19 „Dat spreekt toch vanzelf!" „Dank je voor het aanbod, Peter. Ik kan wel op mijzelf passen. Wil je even aan dat touw trekken?" Hij deed het niet, hij trok niet aan dat touwhij haalde diep adem om iets te gaan zeggen, en daarom trok ik aan het touw. „Twee keer," beval oom Jurriaan. Ik trok twee keer. „Misschien, oom Jurriaan," zei Peter intusschen beminnelijk, „kent u uw familie nog niet goed, en de weldadige vereenigingen, die van uw aankomst op de hoogte gesteld zijn. Ik waarschuw u Hier zweeg hij even, want de schuifdeur ging open en Solomon, aangelokt door het dubbele bel- signaal, verduisterde den doorgang. „Waar wilde je me voor waarschuwen?" „Dat u. dat u. sprak Peter Adriaanszoon met een scheeven blik op Solomon, „dat u weinig plezier van uw vacantie zult hebben. „Dank je voor de waarschuwing. Nu zal Solomon je uitlaten. Solomon!" plafond af, hij ging rechtop zitten en keek mij aan, en ik zag belang stelling in zijn oogen. „Men zegt," zei hij, „dat er geld zit in oude meesters. Wil je zeggen, dat je voordeelig iets kunt koopen?" ;eld voor geeft." „See this gentleman out." „Yesser." „En. maar. protesteerde de danseur. „Goeden dag, Peter. Het was me heel aangenaam je te ontmoeten. Tot ziens." „Cuin'on," noodigde Solomon uit. „En hij dan? En hij dan?" riep Peter Adriaanszoon in wanhoop. „Hij blijft nog even, met hem heb ik nog. hoe noemt men dat hier ook weer? Appeltjes te doppen, geloof ik." Solomon legde een groote, zwarte hand op Peter's opgestopten schouder en deed hem daarmee twee, drie passen opschuiven in de richting van de deur. Een ander zou hierdoor misschien den moed ver loren hebben, maar Peter Adriaanszoon scheen den zijnen er door terug te krijgen. „Goed, goed, uitstekend. Ik wil mij niet opdringen, beste oom," sprak hij glimlachend. „Alleen. ik twijfel er geen moment, aan of u zult mij nog noodig hebben. Hier is mijn kaartje. Mijn telefoonnummer staat er ook op. Ik ben ieder oogenblik tot uw beschikking. Ik sympathiseer met u, oom Jurriaan. Alleen terug in een veranderd vaderland. Ik twijfel niet of u zult binnenkort mijn aanbod nog aannemen - het blijft natuurlijk van kracht. En ik waarschuw u voor dien.... eh. meneer." Dat was ik. En nu zat ik weer alleen tegenover den gewaarschuwden oom Jurriaan, terwijl we van de trap en de gang het wegstervend geluid der stemmen hoordon; Peter Adriaanszoon, die naar een Engelschen term van „mijn waarde" scheen te zoeken, en Solomon's doffe bas, die keer op keer herhaalde: „Cum'on. Oom Jurriaan staarde mijmerend naar het plafond met do gele vlekken en scheen mijn aanwezigheid vergeten te zijn. „Eh-ehum," zei ik. „O ja," zei hij, zonder van houding te veranderen. „Ik kwam dus om geld vragen," begon ik brutaal. „Jij kwam om geld vragen," knikte, de millionnair. „Het-bevalt me, dat je eerlijk bent. Wat is je beroep?" „Schilder." „Huisschilder „Kunstschilder." „Wat moet je met geld doen? Huur betalen? Eten koopen? Met je meisje uitgaan?" „En als dat eens zoo was?" aarzelde ik. „Dan krijg je het niet," zei liij kortaf. „Improduc tieve uitgaven die geven geen rente." „Hoeveel rente zou u vragen?" „Hangt af van de soliditeit, van de belegging." „Waarmee bent u millionnair geworden?" vroeg ik nieuwsgierig. „Met van alles. Door uit te kijken. Met mijn her sens. Wat is jc aanbod?" „Hebt u wel eens in kunst gehandeld oude meesters bijvoorbeeld?" waagde ik. „Oude meesters? Hm. Weet jij iets te verdienen met oude meesters?" „Ja. Als u me er het geld voor geeft." Hij wendde nu eindelijk zijn blikken van het „Ja. Als u me er het „Goed wat is liet?" Ik deed mijn best, om me ook oen beetje Ameri- kaansch te gedragen en antwoordde dus kort„Van Goyen. Ik moet honderd gulden hebben." „Hoeveel is er mee te verdienen?" „Dat moet ik afwachten." „Hoe kun je bewijzen, dat het een Van Goyen is?" „Dat kan waarschijnlijk geen mensch bewijzen. Maar hij ziet er zoo uit, dat er met geld en goede woorden wel een certificaat voor te krijgen is. En is dat niet te krijgen, dan is het nóg een mooi, antiek schilderij, dat altijd goed te verkoopen is." „En kun je dat bewijzen?" „Neen. Daar heb ik mijn oogen en mijn kennis voor." „Ik wil het zien." „En dan?" vroeg ik. „Dan doen we het samen. Jij verzorgt het schil derij en het certificaat. Ik verzorg den verkoop. Jij krijgt vijfentwintig procent van de winst. Het schil derij wordt mijn eigendonf." Ilij sprak snel en beslist, alsof hiermee de zaak voor hem was afgedaan, maar ik had een gevoel in mijn hoofdhuid alsof mijn haren zich tot krullen balden. „Ikik kwam als familielid, niet als zaken man," zei ik. „Ik ben niet van plan in kunst te gaan handelen, ik wil alleen maar eens één keer genoeg geld in handen krijgen om een studiereis te maken en een tentoonstelling te houden en er bovenop te zijn. Daarom vraag ik u honderd gulden, en die wil ik u desnoods met een woekerrente terugbetalen. Maar ik doe niet met iemand samen, en vijfentwintig procent is me te weinig. Ik heb er al de zorgen van, ik heb het schilderij ontdektik heb het zoo goed als in mijn bezit, en nu dénk ik er niet aan om het grootste deel van wat er mee te verdienen is voor een paar onnoozele tientjes aan u over te dragen. Ik ben ten slotte een familielidik dacht, dat u er mis schien aardigheid in zou hebben om me een eerlijke kans te geven." „Ik heb er ook aardigheid in, zélf een eerlijke kans te krijgen," merkte oom Jurriaan kalmpjes op en op dat moment had hij mijn sympathie ver loren. Geldwolf, schold ik in gedachten. En ik zei hardop „U hebt geen recht op een kans in dit geval; u bent hierin maar een leek, en met leeken handel ik niet meer. Dries Putter heeft het al eens voor me ver knoeid „Wie is Dries Putter?" „Een lief neefje van u u zult hem wel te zien krijgen. Die zou dat ding met me gaan koopen en bedierf den prijs, toen we het al in handen hadden." „Dus je accepteert mijn voorstel niet?" vroeg oom Jurriaan koel. Ik had juist mijn mond geopend om, kwaad en keihard, neen te zeggen, toon Solomon geruischloos naar binnen kwam. „Sum-un callin' for ye on the phone, ser." „Geef maar hier." Solomon sloot de telefoon aan en zoodra oom Jur riaan den hoorn van den haak had genomen, snerpte er een stem doorheen, die ik zelfs op een afstand herkende als die van Henrietta: „0, ben jij daar, Jurriaan? Mijn lieve Jurriaan ben jc nog zoo in de war? Gaat het al een beetje beter, Jurriaan? Weet je wat je moet doen, Jurriaan? Ga nu rustig even liggen, hè, en leg een koud, nat doekje op je hoofd, zeg, dat helpt mij ook altijd zoo goed, ep, lieve Jur riaan, dan kom ik naar je toe en ga heel rustig, héél rustig naast je zitten en houd je hand vast, en dan zul je eens zien „Hoe ben je aan mijn adres gekomen?" onderbrak oom Jurriaan, die met een geduldig gezicht had zitten luisteren. „Hè? Wat? 0hoe. We werden opgebeld. Aardig van je om even op te laten bellen, Jurriaan. Nu weten we tenminste waar je zit, hè? Heel attent. En als je nu. Oom Jurriaan liet haar praten. Hij legde den hoorn naast zich op tafel, zonder te letten op den ononderbroken stroom van dun geluid, «lie er piepend uit bleef komen, en vroeg: „Heb jij iemand opgebeld, Solomon?" „Me? No, sir." „En jij?" „Ik ook niet," zei ik, „dat was natuurlijk Peter Adriaanszoon, die u wil laten merken, hoe hard u tegen uw familieleden beschermd moet worden." „Ja," knikte hijhij nam den hoorn weer op en vroeg: „Wat zei je, Henrietta?" een donkere kamer. En dan een nat lapje, en ik zal je hand vasthouden. Laat Betsy maar niet binnen, hoor. Je zou hoofdpijn van haar krijgen. Ze is nu juist op wëg naar je toe, om te zeggen, dat je je klaar moet maken voor het feest vanavond, maar Betsy is zoo druk, hè? Ik kom nu naar je toe, hoor, direct, hoor. Kalm houden, Jurriaan, en laat dien neger wegblijven. Dat lijkt me ook zoo enerveerend, zoo'n zwarten man om je heen. En wat ik zeggen wilde. „Ik heb zaken, Henrietta. Dank je. Het beste," zei Jurriaan Kandel hij hing den hoorn op, keerde zich onbewogen weer naar mij toe en vroeg strak „Dus je accepteert mijn voorstel niet?" „Eh neen," zei ik. „Dan adviseer ik je om naar een woekeraar te gaan." Ik slikte. Ik slikte mijn teleurstelling weg, mijn ontmoediging, ook mijn kwaadheid, en ik vroeg: „Maar. waarom. ..Kijk," zei hij kort, „we kunnen het geval maar op twee manieren bekijken. We kunnen het als een zaak beschouwen: dan doe ik je het voorstel dat iederé goede zakenman je zal doen. We kunnen het ook beschouwen als een leening van den rijken oom aan den armen neef, en dan zeg ik neen. Waarom? Omdatomdat Nu aarzelde hij even, voor het eerst. De blik van zijn oogen werd iets minder strak, de lijnen van zijn gezicht werden milder. „Omdat het niet rechtvaardig zou zijn," besloot hij eindelijk. „Er zijn duizenden jongemannen zónder rijke ooms, en die zijn niets minder dan jij. Jij moet als schilder slagen omdat je een goed, talentvol schilder bent en niet omdat je een oom hebt, die je er bovenop helpt. Ik wil je een raad geven. Wanneer je denkt, dat je een kunstenaar bent en als zoodanig iets kunt bereiken, dan moet je de heele dwaze geschiedenis van dien ouden Van Goyen uit je hoofd zetten, en dan moet je gaan schilderen en niets anders doen dan dat, dan kom je er wel. En wanneer je ontdekt, dat je géén goede schilder bent, dan kun je naar iets anders om gaan zien en dan kunnen we misschien samen zaken doen." Ik was verbluft. Ik voelde, dat hij eerlijk was, dat hij het meende. Het was bijna, of ik een ménsch hoorde praten. Toch probeerde ik het nog eens. „Er is misschien een middenweg," zei ik. „U kunt mij de zaak alleen op laten knappen en ik geef u vijfentwintig procent van de winst Hij schudde het hoofd. „Zoodra ik ergens een aan deel in de winst krijg, wil ik ook zelf de zaak goed in handen hebben of ten minste kunnen controleeren," zei hij, „en dan laat ik me ook niet met een bagatel afschepen. Je hebt mijn voorstel gehoord en je zegt neen." „Ik zeg. neen," beaamde ik verslagen. „Ik denk niet, dat het noodig is dat Solomon je uitlaat." Wordf vervolgd Reeds thans vestigen wij de aandacht onzer lezers op de groote oriis- vraag, die zij in ons nummer van volgende week zullen aantreffen, i*'!,eet' bijzondere opgave, die onze trouwe puzzelaars dit keet kt i/gen voorgezet. Voor inzenders van goede oplossingen worden tal van geldprijzen en waardevolle premies beschikbaar gesteld. Puzze laars, laat u deze kans niet ontglippen, kijkt volgende week uit naar onze groote prijsvraag ma

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 22