Raden Hardjodiringgo, de leider van het ensemble, wiens optreden als causeur en als danseur (zie onze foto's III en X) het evenement van de gamelan-demonstratie is, opent met de sembah, als hij zich komt voorstellen aan 't publiek (zoo ook doen de srimpi's voor hun adellijken toeschouwer, den sultan of soesoehoenan) en beëindigt met hetzelfde gebaar, als gestyleerden groet, den dans. Anderen meenen in dit laatste te zien 'n teeken van dank aan de goden, die zijn optreden met een goeden afloop begunstigd hebben. Een godsdienstige achtergrond bij tooneelspel of dans valt eveneens te onderkennen bij bestudeering der ge heimzinnige teekens op aangezicht of masker. Zoo lette men bij onzen danser op de tatoueering tusschen de wenk brauwen. Ook bij de dansmaskers of topèng ontbreekt dit nimmer: het is het z.g. „nama", een secteteeken bij de topèng, afkomstig van een herkenningsteeken bij de Hindoo's. Bij de Boeddhistische en Hindoe-priesters vinden wij hetzelfde. In hoeverre de Javaanscke dansers met deze tatoueering een mystieke gedachte etaleeren, daarover tasten wij in het duister. v.d.B. X. Men lette op den bijzonderen stand van hand en vingers van den danser: de rechtervingertoppen aan de kri»i de linieer op de knie in spreidstand. VIII. De loerah-kendang bespeelt de trom en geeft daarop het dansrhythme aan en het tempo: dit geschiedt met de vlakke hand. De speler, die geen koperinstrument bespeelt, maar aan een trom klanken ontlokt, is de loerah gending (of kendang) Men zie hiervoor foto VIII. De kendang geeft het tempo aan en accentueert bij een dansbegeleiding de beweging van den danser of van de danseres. De trommelvellen zijn verschil lend van grootte, zoodat 't instrument, met de beide platte handen bespeeld, verschillende klanken, echter geen bepaalde tonen, kan voortbrengen. Het bespelen van de kendang is terug te brengen op combinaties van een vijftal primaire aanslag-nuances; deze vijf elementaire slagwijzen zijn niet overal gelijk. Zij vertoonen kleine verschillen naar de landstreek. Vandaar o.a. de ver schillende benaming aan het hof van Djokja en Solo. En zoo belanden wij in gedachten in de Vorstenlanden op Java en kunnen wij, wanneer de danser ten tooneele verschijnt, eenige van diens houdingen en gebaren begrijpen, indachtig de alom vermaarde srimpidansen en wajang- wong-voorstellingen aan het Javaansche hof. IX. De opstelling van het gamelan-orkest, met den danser en tegen-danser op s den voorgrond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 4