JE KDNT NOOIT WETEN door Hendrik Hieferinek 24 Zóó'n mooi meisje was Gerry Plantijn niet, dat men er haar armoede voor zon vergeven en vergeten. En heel zeker kon niemand voor zien, in dien uithoek van een provincie, waar zij een kleurloos en onbewogen leven leidde zij, de wees, die door een bedaagde tante in huis was genomen dat zoo'n schitterende toekomst haar wachtte. Ze leidde liet, gewone dorpsleventje. Ze was thuis, ze kwam net van huis of ze ging naar huis. Ze ging naar een feestje, als er eên was, maar dc jongelui maakten geen ruzie om haar gunsten. Ze trok er Zondagsmor gens met een tennisracket op uit en deed haar best nogal in den strijd tegen vrouwelijke mededingsters met forscher spieren. Kortom, dit scheen haar lot: zoo'n saaie jeugd te doorleven als zooveel eenvoudige meisjes leven en dan snel te vervallen in een middel baren leeftijd zonder glans of heerlijkheid. Wat niet wegneemt wie haar had gadegeslagen met oogen van teederlieid, zou haar knap en lief heb ben gevonden, met haar zuivere teint en haar frisschen mond, en die twee heldere oogen, zacht van blik, doordat er een beetje droef besef van gemis in waasde. Ze. was aardig, in alle opzichten aardig, maar ze muntte nergens in uit. Ze was muzikaal begaafd en werd dus lid van den Kunstkring en meldde zich aan bij een dilettanten-orkestje. Maar de piano, de viool en de harp waren bezet, dus vroeg men haar, of ze klarinet wou spelen. Ze leerde klarinet, en ze leerde het goed. Ze leerde er heel haar ziel in uitspreken. Maar er was niemand, die het aanvoelde. En klagen deed ze nooit. Ze trok een paar oude handschoenen aan en deed kalm het nederigste huis houdelijke werk. Ze deed niet de minste moeite om anders te schijnen dan anderen. Toen ze vierentwin tig was, en geen raad wist van de grauwheid en de verveling, kwam ze op het idee, het land uit te gaan. Een neef van haar had in Indië heel aardig carrière gemaakt. Nu had hij geschreven, dat hij op zoek was naar een secretaresse een kwiek meisje wou hij hebben, met een ordentelijk verstand, en liefst „een beetje aantrekkelijk voorkomen" ook. Gerry had ge dacht: „Dat zou wel iets voor mij zijn!" gp ze had geschreven: „Kunt u mij niet gebruiken?" In den tijd, dat zij op antwoord moest wachten, liet zij haar verbeelding heerlijk op hol slaan. Zij peinsde en droomde over een neef van een jaar of dertig, een heel gewoon manneke, voorzoover ze wist, maar. moest hij door zijn avontuurlijk leven niet opmerke lijk, en in zijn voordeel, veranderd zijn? Het komt voor, dat je „goede reis, en succes!" toewensclit aan een bleek en bedeesd kantoorjoggieen als je hem terugziet, is 't een stevige bruine knaap, een nieuw mensch, een baas en een cowboy. Gerry had geen portret van dien held; maar zij wou hem toch graag beter leeren kennen en dus begon ze zijn handschrift te bestndeeren. En zij maakte daar geen half werk van. Ze kocht een boekje over graphologie, studeerde er een tijdje in en begon toen, met het boekje ernaast, het schrift van haar neef uit te pluizen, tot 't kleinste stipje en kommaatje toe. Zij deed ontdekkingen. Blijkens zijn schrift was de neef een man met groote wilskracht, maar tegelijk iemand met ware goedheid des harten en een fijn gevoel. Oudanks die prettige eigenschappen wachtte hij lang met terugschrijven: eerst vier maanden nadat Gerry geschreven had, kreeg zij antwoord. De stout moedige ontdekker van nieuwe werelden gaf te ken nen, dat hij liever geen familie in dienst nam. Dat ging nooit goed op den duur. Gerry bestudeerde dien nieuwen brief met een vergrootglas en deed nieuwe ontdekkingen. Ja, beslist die lange neerhalen, afbellend en spits eindigend, openbaarden een trek van kwaadaardigheid; die leelijke hoofdletter, en die, en die.dat waren sporen van een middelmatigen geest; en dan die ophalen aan 't eind, die terug- krulden dat waren bewijzen van eigengereidheid en zelfzucht! Nee, 't was maar goed, dat zij van zóó iemand niet afhankelijk werd. Aldus gaf de graphologie haar troost. Zij ging ook het schrift van anderen onder de loupe nemen en zij kreeg menschenkennis. En zij werd overweldigd door een kalm soort pessimisme, waartegen zij zich niet eens meer verzette. Gezichten waren bedrieglijk.. het schrift sprak. Zij onthulde, wat er achter schrift trekken school, en vond onwaardige neigingen, dwaze ijdelheidjes, lafheid, hebzucht. „en schrijf <hL_Lü. a Geleidelijk werd het bekend in hot stadje, dat zij do zielen der menschen doorzag in den spiegel van hun schrift. Zij verwierf er een zekere vermaardheid door. Haar stadgenooten begonnen haar adviezen in te, winnen, vriendinnen vooral, die wel graag de karakters van jonge mannen zouden doorgronden. Zoo kreeg zij tal van minnebrieven te lezen, die niet aan haar gericht waren. „Nu moet je me toch eens vertellen, wat je van hem vindt. Je kunt gerust alles zeggenje hoeft niet op je woorden te passen. als je er maar niet, met anderen over spreekt." Ze kreeg steeds grooter klandizie. De jongelui kregen den angst en kwamen bij haar, om hun brieven te laten keuren, vóór zo die afstuurden. Menigmaal was hot gecamoufleerd schrift en kwamen de teksten uit brievenboeken confectie-uitdruk- kingen, propvol ridderlijkheid, energie, teederheid en artistieke neigingen. En de letters waren met schoolsche hand geteekend. Maar zij liet zich niet foppen. Valsch geld nam zij niet aan. „Ga daar eens zitten," beval zij nu eens zoo gauw moge lijk dit blaadje vol. 't komt er niet op aan, wat je schrijft't eerste hot boste, dat je te binnen schiet „Maar waar is dat,. „Doet er niet toe. Hier," ging zij lachend voort, „schrijf nu een minne brief. net zooals je 't meent; als je maar goed denkt aan haar, die je liari bekoort, komen de woor den vanzelf. De klant ging eerlijk zijn best doen. „Geachte mejuffrouw. Ik loop al een heelen tijd rond met plannen, om u te zeggen, wat ik in 't diepste van mijn hart voel. Aangezien ik zoo zelden gelegenheid krijg, u on der vier oogen te spreken, vertrouw ik maar aan het papier toe. „Zoo. Nu hier je hand- teekening," beval Gerry. „De handteekening en de strepen en krullen, die er bij komen, zijn voor mij 't voornaamste." Haar clientèle breidde zich uit. Er kwamen zelfs ernstige mannen, ja, strompelende oudeheeren, die hoe kón hetnog steeds niet wijs genoeg waren om weg te weten in hun eigen zaken. De klanten vroegen naar uitvoerige rapporten, volledige en nietsont ziende persoonsbeschrijvingen, 's Avonds wezen de buren naar een raam, waarachter een onvermoeide lamp brandde. Daar zat juffrouw Plantijn grapho logie te studeeren en in practijk te brengen Op een dag bestond de post voor Gerry's tante eens niet lieelemaal uit circulaires en rekeningen. Er was een brief bij, verhalend over 't aanstaande huwelijk van een barer jeugdige bloedvorwanton, Maria Helena van Huiveren. Opgewonden holde zij naar Gerry, die met het oog van een kenner een bladzijde van den brief overzag. „Gewone menschelijke vriendelijkheid, trots, intellectueele armoede...."' „Dat komt er allemaal niemendal op aan," gaf haar tante ten antwoord. „Intellectueele armoede.... dat kan uitkomen! Maar materieele rijkdom dat weet ik wel zeker! Ze vragen, of je bruidsmeisje wilt zijn. Je bent nog nooit in Den Haag geweest, is 't wel? Als ik jou was,nam ik 't vast en zeker aan." Gerry nóm het aan. Zij maakte een japonnetje en ging aan 't pakken. Een week in Den Haag logeeren dat was een ding van belang. Voor die vreemde menschen waren al haar kleeren en sieraden weer nieuw. Met, buitengewone zorg pakte ze haar rose mousselinen japonnetje in én al haar studiemateriaal der graphologie, de boeken en de verzameling hand schriften. Heel haar bagage kwam haar uitstekend te pas, behalve haar graphologisch materiaal. Nauwelijks was zij in Den Haag, of zij begreep, dat zij niet haar wetenschap buiten haar eigen plaatsje niet veel beginnen kon. De handschriftenstudie bleef dus rusten. Maar overigens rustte Gerry niét. In en buiten het huis der familie van Huiveren leidde zij acht dagen lang een loven van weelde en pleizieren. Het gezin bestond uit den vader en de, moeder, de aanstaande bruid, en een zoon, die Karei heette, en het leven en de menschen met critisch en gewoonlijk ontevreden oog bekeek. Hij toonde niet den minsten smaak voor familiefeesten en snakte merkbaar naar het einde van dien rumoerigen tijd. Hij was Gerry als cavalier toegewezen en kweet zich van zijn plichten met een knorrig soort hoffelijkheid. Den avond voor den huwelijksdag riep zijn zuster hem apart. „Ga eens gauw mee, Karei. Wil je eens lachen? Ik ben even op Gerry's kamer geweest. ik wou in 't bureau een ivoren briefopener opzoeken, dien wou ik mee op reis nemenen weet je, wat ik gevonden heb?" Karei ging mee, en zag. Maria Helena May liet zo zich noemen had een stapeltje brieven gevonden. En zij had even gekeken, onwillekeurig. En nu keken May en Karei samen, willekeurig. „Geachte mejuffrouw. Ik heb al een heelen tijd met het plan rondgeloo- pen. „Sta mij.toe, u op het papier te bekennen wat mijn tong uooit durfde uitsprokendat ik u liefheb. „Als ik je oogen zie glanzen van goedheid, doet het mij pijn, dat ik zwijgen moet, en dat ik die oogen niet kussen mag. Het was een flink stapeltje brieven. En ze waren stuk voor stuk behoorlijk onder - teekend. „Heb je ooit zoo'n massa minnebrieven bij elkaar gezien?" riep May uit. „En allemaal van andere mannen.Zoo zie je, hoe je je vergissen kunt in die kalme meis jes van buiten!.... Is 't niet héérlijk? Ik wist wel, dat je je krom zou lachen." Karei lachte zich echter volstrekt niet krom. Hij stond kaarsrecht, en hij peinsde. Hij zag de twee oogen van Gerry voor zich, en 't was waar ze glansden van goedheid.... Hij was een dier menschen, die geen landschap kunnen bewonderen, als ze niet vooruit van anderen hebben gehoord, hoe mooi 't is; die het eerste den naam van den schilder trachten te ontcijferen als ze voor een schilderij staandie 's morgens, als de krant er is, pas weten, hoe ze het tooneelstuk van den vorigen avond vonden. Hij had Gerry nooit genoeg aangekeken, maar nu voelde hij, dat ze ongemerkt in zijn hart was geslopen. Hij had haar niet bijster interessant gevonden, een meisje, niet zoo heel jong meer, waar blijkbaar geen mensch zin in had. Maar nu zag hij, dat de mannen om haar vóchten Toen Gerry terugkwam van haar wandeling, blo zend en opgewekt, vond hij haar een engel van een meisje. En zij mocht hem óók wel, dacht hij en toen zij hem inderdaad wel bleek te mogen, voelde hij zich onuitsprekelijk gevleid. Zoo vond de kleine Gerry Plantijn, in de meest volmaakte onschuld, den echtgenoot, op wien zij al niet eens meer hoopte. Ze was er in 't begin een beetje verwonderd over en nooit heeft ze begrepen, waarom Karei zoo ontzaglijk -hoewel vleiend jaloerscli was. Er mocht haar geen man te na komen. Het geheim was veilig. En evenmin bestond er gevaar, dat Karei te weten zou komen, hoe hij zich door den schijn had laten misleiden. Want sinds Gerry zich verloofd had, was het uit met haar nasporingen in de diepten der graphologie. Het handschrift van haar man had haar. ééns en voor al geopenbaard, dat hij een domoor was. De jongelui kregen den angst en kwamen bij baar om, hun brieven te laten keuren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 24