A.rtA
Nu blijkt opeens
dat Papkind
heusch wel haast
kan maken!
„Sou de Haogenaor te bezichtige weze?" vraagt
Overstappie zich af.
De Hagenaar, eens onbetwistbaar de meest sjieke
verschijning van de lieele compagnie, is in dienst
gebleven. Hij draagt nu op zijn mouw het witte
driehoekje van den opbouwdienst, een embleem, dat
straks door een blauw koordje zal worden vervangen.
Maar in ons oude kwartier is hij niet te vinden, er
is trouwens niemand te vinden, want doodseli en
verlaten ligt de oude villa daar, net als op den eersten
morgen, toen onze sergeant-kwartiermaker deze
eens zoo voorname behuizinge ontdekte.
Papkind is van z'n fiets gestapt.
,,'t Ziet er gek uit, hoor," zegt hij.
Hij heeft gelijk, liet verlaten gebouw maakt een
onwezenlijken indruk. We hebben dit huis gekend
vol leven en bedrijvigheid. Achter de groote midden
ramen was de sergeant-majoor aan 't wapperen met
z'n paperassen, bij het hek stond de schildwacht, er
waren corveeërs in de weer met zwabbers en harken,
heelemaal rechts zat de kapitein de rapportjes te
lezen en liep de sergeant-toegevoegd heel gewichtig
met z'n mappen heen en weer, er werd geëxerceerd
en gepoetst, er was theorie, in de cantine zaten de
klaverjassers en klotsten de ballen van het oude
biljartje..
„Se benne d'r fandoor," constateert Overstappie.
„Afijn, ik sal fan die Haogenaor wel hoore waor se
naor toe benne. We staone, om soo te segge, in korres-
pondensie met mekaor. Kom op, Papkind, gao nog
's effe op dat fietsie sitte, dan salie we sien of we je
in Aomersfoort kenne krijge." En hij spreekt de
verwachting uit, dat Papkind thans z'n tempo 'n
weinig zal willen opvoeren.
Doch dat doet Papkind niet. Waar is al die haast-
goed voor? En als ze straks Amersfoort door zijn, dan
wil Papkind beslist 'n middagdutje doen in het bosch.
„Hoe bestaot 't! Dikke Papkind as Schoone Slaop-
ster!" hoont Overstappie, doch hoe hij ook te keer
gaat, Papkind is niet tot andere gedachten te brengen.
Ze rijden door de bosschen van Birkhoven, ze door
kruisen Amersfoort, ze bewonderen de fraaie Koppel
poort, maar dan geeft Papkind er voorloopig den
brui aan. Zoodra hij een koel plekje ziet, stapt hij af.
En noodgedwongen stoppen ook zijn beide tocht-
genooten.
Wimpie laat zijn veldflesch eens rondgaan.
„Kouwe thee.,'" zegt hij. „Die heb ik nog uit de
verwoesting gered."
Want wat is het geval? Wirnpie's moeder had in 'n
blaadje 'n recept gevonden om thee-extract te maken.
„Wonder-thee" noemden ze dat, den heelen winter
kon je met één flesch toe. En zoodra dat bekend
raakte, kwamen allerlei tantes en nichten met hun
theevoorraad aanzetten. Die wilden óók van dat
recept profiteeren.
„De heele familie kwam d'r an te pas," vertelt
Wimpie. „De heele keuke sting fol oomes en tantes.
Me faoder was met twee neefjies an 't roere, me
moeder stond de theeblaodjes een foor een door te
knippe en ik most steeds maor weer naor de drogist
om allerlei spulle te haole.
Na 'n dag zwoegen was de wonderthee eindelijk in
kannen en kruiken. Ponden suiker waren er in ver
werkt en zoowat het theerantsoen voor twee volle
maanden. Aan het aldus ontstane extract zat 'n
tamelijk raar smaakje, maar de familie troostte zich
met de gedachte, dat men in den loop van den winter
aan dien smaak wel wennen zou. Doch zoo ver zal het
niet komen. Het grootste kwantum van de wonder
thee zat in een thermosflesch, die, volgens voor
schrift, werd bewaard in een koele kast. Maar opeens,
midden in den nacht, werd de buurt opgeschrikt door
een formidabelen knal: de stop was van de flesch
gesprongen
„Dan was die thee gaan gisten," meent Papkind
„Laot je kiste!"
rijmt Wimpie. „Giste
noemt ie dat, de heele
kast sting fol schuim.
't Was 'n komplete
ruwine.
Hoe dit zij, in de
flesch was nog'n restje
v van de wonderthee
overgebleven, doch, naar
't algemeen gevoelen
van de heele familie,
was de smaak er niet
op vooruitgegaan. Toen
een aangetrouwde
tante de veronderstel
ling opperde, dat 't mengsel nog niet voldoende
getrokken was, had men 't extract nog eens
'n uurtje flink laten doorkoken. Doch ook deze
bewerking was den smaak niet ten goede gekomen,
'n Haastig bijeengeroepen familieraad besliste ver
volgens, dat de thee alleen aan visite zou worden
voorgezet, doch een eenvoudige proefneming leerde,
dat deze oplossing geen practische waarde had. Want
visite, die eenmaal de wonder thee had gedronken,
kwam nooit terug en zoo raakte de flesch niet leeg.
Neen, met die wonder-thee was weinig eer te be
halen.
„D'r sat seker 'n drukfout in 't recept," veronder
stelt Overstappie. „Eu wat doene jullie nou met 't
ressie?"
„Da's bij onze onderbure," vertelt Wimpie. „Die
gebruike onze mooie wonderthee om de miere weg te
krijge, die se op hun plaotsie hebbe. 't Helpt reus
achtig, segge se
De grootste ramp is echter, dat de familieleden, die
aan het experiment hun thee hebben gewaagd, nu
hun voorraad terug willen hebben. En dat is alleen
mogelijk als Wimpie en de zijnen zich minstens 'n
half jaar lang alle gebruik van thee willen ontzeggen.
Zoo ziet u, waar het toe leidt, als je méér wil heb
ben dan 'n ander.
„Nee. dan ken je beter doen sooas ik," meent
Overstappie. „Ik ben groente an 't kweeke. Moord dao-
dig, man, mot je me kroppies slao sien. Da's wat foor
jullie, Wimpie. Op dat dak heb je reuse de ruimte
foor 'n komplete suurkoolplantageHoe bestaot 't,
nou legt die dikke Papkind daor toch op se gemak te
maffe.
Papkind verbetert een record
Inderdaad geniet Papkind een verkwikkend
middagslaapje, waaruit hij echter vrij onzacht
gewekt wordt. En als hij eindelijk weer bij zijn
positieven is, gaapt hij eens en verklaart, dat dit
plekje hem uiterst geschikt lijkt om de tent op te
slaan.
„Mot je nou hoore!" krijt Overstappie in wanhoop.
„We motte fandaog nog minstens in Arnhem
komme!"
Van schrik is dikke Papkind klaar wakker. „Arn
hem?" briescht hij verontwaardigd. „Waarom niet
meteen Leeuwarden? Ja, we gaan d'r 'n beetje 'n
non-stoprit van maken! Waarom zullen we ons zoo
uitslooven? We hebben vacantie..."
Dat liedje heeft Overstappie echter dien dag al
meer gehoord.
„Ik sal jou 's effe wat vertelle, lui stukkie mensch!"
begint hij, en hij vertelt inderdaad 'n kwartier aan
één stuk door. En als hij eindelijk uitverteld raakt, is
Papkind zoo door den woordenvloed overdonderd,
dat hij zich tot 'n compromis bereid verklaart. Hij
wil wel fietsen, maar niet heelemaal tot Arnhem.
Als ze er nu eens Wolfheze of zooiets van maken.
Dat is ook 'n heele mooie buurt om de tent neer te
zetten.
„Maor dan ook meteen!" beslist Overstappie.
„Rije, maune!"
En ze rijden. Ze komen door vriendelijke dorpjes
en alles zou goed gaan als Papkind er niet steeds op
uit was om even af te stappen. Dan zit z'n bagage
niet goed, hij heeft 'n stofje in z'n oog, hij wil op
z'n gemak 'n wegwijzer bestudeeren of 'n foto
maken. Neen, Papkind is 'n hopeloos geval voor
iemand, die van opschieten houdt. Overstappie
sakkert aan één stuk door, maar niets helpt. Papkind
heeft vacantie en daarmee uit!
Maar toch beleven Overstappie en Wimpie, als
dien avond eindelijk de tent is opgezet, de voldoe
ning, dat Papkind voor het eerst tijdens de heele reis
beenen maakt. Want als de dikkerd zich tegen
zonsondergang omstandig gereed maakt voor 'n
tegenlichtopname van 'n partijtje dennen, stapt hij
in een wespennest of wat het dan ook moge zijn.
En even later wordt hij achtervolgd door 'n kwaad
aardig gonzende horde!
En nu blijkt opeens dat Papkind heusch wel
haast kan maken, ongeloofelijk, wat loopt hij hard.
„Papkind verbetert alle records," grinnikt Over
stappie.
En zoo krijgt deze eerste kampdag nog een be
wogen slot, maar toch is de stemming uitstekend
als het drietal zich tegen den nacht voor de tent
vereenigt. Papkind heeft zich in z'n deken gerold
en rookt 'n expresselijk voor deze gelegenheid ge
kochte pijp. Hij is in een stralend humeur. Nog
weet hij niet dat hij morgenochtend zoo stijf als
een plank zal wakker worden met pijnlijke scheuten
in z'n rechterschouder
Zoo begint de eerste kampnacht. L.
Zoo begint de eerste kampnacht.
slaperig.