Si
EEN WARM VEST MET
LANGE MOUWEN
SPORTKOUSEN
1
Voor meisjes van ong. 9-11 jaar
EEN PAAR STEVIGE
Een dergelijk modelletje is juist daarom zoo
practisch, omdat we liet niet alleen als
truitje, maar op koudere dagen ook over een
jurkje als vest kunnen dragen. De aangegeven kleu
rencombinatie van blauw met wit en rood voldeed
buitengewoon goed, maar natuurlijk is deze ook
voor wijziging vatbaar.
Maten. Bovenwijdte ong. 72 cm; lengte ong. 42 cm
mouwlengte ong. 45 cm.
Benoodigdheden: ong. 200 gram lichtblauwe twee-
draads kant- of crêpewol, een paar restjes roode en
witte wol, 2 lange aluminium breinaalden met knop
nr. 2y2. een haaknaald nr. 2%, en 7 fantasieknoopen.
HET RUGPAND
W e zetten 110 st. op en breien hierboven 24
naalden steeds afwisselend 2 r. verdr., 2 av. (r.
boven r. en av. boven av.); daarna breien we verder
in tricotsteek (alle heengaande naalden r. en alle
teruggaande naalden av.). Aan het einde van de 41e
en 42e, 57e en 58e, 73e en 74e en 89e en 90e naald
zetten we er 1 st. bij op (118 st.).
Voor de armsgaten kanten we aan het begin van de
115e en 116e naald "4 st. af aan en het begin van de
117e tot en met
130e naald 1 st.
(96 st.).
De 131e en alle
volgende naalden
breien we weer
steeds afwisselend
2 r. verdr., 2 av.
Voor de schouders
kanten we aan het
begin van de 163e
tot en met 17Ce
naald 5 st. af; de
overige 26 st. kan
ten we bij de vol
gende naald inééns
af voor den hals.
HET LINKER
VOORPAND
We zetten 66 st.
op en breien hier
boven voor den
boord eerst 24 naal
den steeds afwisse
lend 2 r. verdr., 2
av.; daarna breien
we verder in tricot
steek, doch de laat
ste 20 st. van de
heengaande en de
eerste 20 st. van de
teruggaande naal
den blijven we
in boordpatroon
breien.
Aan het einde
van de 42e, 58e,
74e en 90e naald
zetten we er 1 st.
bij op (70 st.).
Voor het armsgat
kanten we aan het
begin van de 115e
naald 5 st. af en aan
het begin van de
117e, 119e, 121e,
123e, 125e, 127e,
129e en 131e naald
1 st. (57 st.), terwijl
we de 131 e enalle vol -
gende naalden weer
geheel in boord
patroon breien, dus
steeds afwisselend
2 r. verdr., 2 av.
Voor den hals
kanten we aan het
begin van de 146e
naald 12 st. af, aan
het begin van de
148e naald 2 st. en
aan het begin van de 150e, 152e, 154e, 156e, 158e,
160e, 162e en 164e naald 1 st. Voor den schouder
kanten we aan het begin van de 175e, 177e. 179e,
181e, 183e, 185e en 187e naald 5 st. af.
HET RECHTERVOORPAND
breien we op dezelfde, doch tegengestelde wijze.
Alleen moeten we er nu de knoopsgaten inbreien;
dit doen we door bij de 9e, 31e, 53e. 75e, 97e,'
119e en 141e naald den 7en tot en met lOen st. af
te kantenbij de volgende naalden zetten we deze st.
er dan weer bij op.
DE MOUW
We zetten 54 st. op en breien hierboven 22 naalden
steeds afwisselend 2 r. verdr., 2 av., daarna breien
we verder in tricotsteek. Aan het einde van de 45e,
46e, 67e, 68e, 91e, 92e, 105e, 106e, 117e en 118e
naald zetten we er 1 st. bij op (64 st.). Voor den kop
kanten we aan het begin van de 157e en 158e naald
8 st. af en aan het begin van de 159e tot en met
178e naald 1 st.; daarna breien we verder zonder
minderen, terwijl we bij de 193e naald afkanten.
We persen nu de verschillende deelen luchtig onder
een voclitigen doek op en naaien ze in elkaar; in den
kop van de mouw maken we vier plooien. Langs den
hals haken we twee toeren vasten en wel één met de
witte en één met de roode wol.
Nu borduren we de voorpanden met de roode en
witte wol; de witte zigzaglijn en de roode nopjes
voeren we uit in kettingsteek; de roode ankers in
steelsteek. Ten slotte festonneeren we de knoops
gaten, terwijl we op het linkervoorpand de knoopen
naaien. Bij ons modelletje gebruikten we witte
knoopen met een rood ankertje.
MAAT 35-37
Ook de jongere garde, die in den regel ontzettend
veel slijt, moet nu zuinig omspringen met haar
voorraad kousen; indien we nog wol bezitten,
is het aan te bevelen juist voor haar van een stevige
wolsoort één of meerdere paren sportkousen te
breien. Het sportieve model, waarvan wij hieronder
de beschrijving laten volgen, is zoowel voor jongens
als meisjes geschikt.
Benoodigdheden: ong. 150 gram vierdraads sport-
of kousenwol, 4 breinaalden zonder knop nr. 10/0
en wat machinegaren in de kleur van de wol.
We zetten 80 st. op, en wel 28 st. op de le naald,
24 st. op de 2e naald en 28 st. op de 3e naald (daar
we nu in de rondte gaan breien, spreken we van
toeren; iedere toer bestaat dus uit 3 naalden) en
breien hierboven eerst 12 toeren 1 r., 1 av., (r. boven
r. en av. boven av.); daarna breien we alle toeren
averecht (het ruitmotief werken we er later pas op).
We minderen bij den 27en, 35en, 43en, 51en, 59en,
67en, 75en, 83en, 91en en 99en toer, door bij deze
toeren den 2en en 3en st. van de le naald te zarnen
te breien, terwijl we daarna den toer uitbreien tot
op 3 st. na, dan 2 st. te zamen breien en nog 1 av.
(60 st.). Hebben we in totaal 110 toeren gebreid, dan
beginnen we met den grooten hiel; hiervoor zetten we
de eerste 15 st. van de le naald en de laatste 15 st.
van de 3e naald op éen naaldde overige st. ver-
deelen we voorloopig over 2 naalden. Boven de naald
met de 30 st. (die midden boven de minderingen
voor de kuit liggen) breien we nu als volgt, terwijl
we ter versteviging van den hiel het machinegaren
meebreien
le naald: 1 r., 1 av., 26 r., 1 av., 1 r.
2e naald: averecht.
Deze 2 naalden herhalen we nog 8 maal (we moeten
er op letten, dat de r. kant boven komt), waarna
we beginnen met den kleinen hiel.
le naald: 16 r., een overhaling (1 st. afhalen, 2 st.
te zamen breien en den afgeh. st. over den gebr. st.
halen), 1 r., oinkeeren.
2e naald: 4 av., 2 st. av. te zamen breien, 1 av.,
omkeeren.
3e naald: 5 r., een overhaling, 1 r.. omkeeren.
X