DE HERBERG IN HET
SPESSARTWOUD
door
Wilhelm Hauff
HHÜÜ
6
Het was de eerste en de laatste maal geweest,
dat met het slechte weer Van Zollern zijn
zoontje mee uit rijden nam, want daar hij
gehuild en geschreeuwd had toen de paar
den in draf gingen, hield hij hen» voor een verwijfd
jongetje, waar niets bruikbaars van te maken was.
Hij had ook voortaan niets voor hem over en zoo
vaak de jongen, die veel van zijn vader hield, op
zijn knieën wilde gaan zitten, weerde hij hem af en
riep: „Weet ik al! Gekheid."
Vrouwe Hedwig had alle booze luimen van haar
gemaal gaarne verdragen, maar zijn onvriendelijke
houding tegen het onschuldige kind krenkte haar
vreeselijk: zij werd verschillende malen van schrik
ziek, als de sombere graaf den kleine wegens een of
ander gering vergrijp hard gestraft had en eindelijk
stierf ze, in haar beste jaren nog, door haar personeel
en de geheele omgeving, maar het meest nog door
haar zoon betreurd.
Van nu af aan wendde zich de graaf nog meer van
zijn zoon af: zijn min en de huiskapelaan moesten
hem maar opvoeden en hij keek heelemaal niet meer
naar hem om, nadat hij kort
daarop met een rijk meisje trouwde,
dat hem na een jaar een tweeling,
twee jonge graven, schonk.
Kuno's liefste wandeling was een
tocht naar het oude vrouwtje, dat
hem eens het leven had gered. Zij
vertelde hem altijd veel van zijn
gestorven moeder en hoeveel goeds
die gedaan had. De knechten en
meiden waarschuwden hem dik
wijls, dat hij niet zoo vaak naar
vrouw Feldheimerin, zoo heette de
oude vrouw, moest gaan, want dat
ze een heks was, maar de jongen
was niet bang, want de slotkape-
laan had hem geleerd, dat er geen
heksen bestonden en dat het verhaal
van zekere vrouwen die konden
tooveren en op een bezemstok door
de lucht reden niet op waarheid
berustte. Wel zag hij bij vrouw
Feldheimerin allerlei dingen, die hij
niet kon begrijpenhet kunststukje
met de drie centen, die ze zoo
handig in den buidel van zijn vader
gemikt had, herinnerde hij zich nog
heel goed, ook wist ze allerlei
zalven en drankjes te bereiden,
waarmee ze menschen en vee genas,
maar het was niet waar, dat ze een
onweerspan had, die ze maar boven
het vuur hoefde te hangen om het
te laten donderen. Zij leerde den
jongen graaf velerlei nuttige zaken,
bij voorbeeld allerlei middelen voor zieke paarden,
een drank tegen hondsdolheid, een heel bijzonder aas
voor visschen en vele andere practische dingen.
Vrouw Feldheimerin vormde ten slotte zijn eenig
gezelschap, want zijn min stierf en zijn stiefmoeder
bekommerde zich niet om hem.
Naarmate zijn broeders grooter werden, leidde
Kuno een nog treuriger bestaan zij waren namelijk
zoo gelukkig bij den eersten rit niet van het paard
te vallen en de graaf van Zollern hield hen dus voor
verstandige jongens, die ten minste ergens voor
deugden, reed eiken dag met hen uit en leerde hen
alles wat hij zelf wist. Zoodoende leerden ze echter
niet veel goeds; lezen en schrijven kon hij zelf niet en
zijn beide voortreffelijke zoons mochten daar ook hun
tijd niet mee verknoeien, maar toen ze tien jaar
waren, konden ze net zoo vreeselijk vloeken als hun
vader, maakten met iedereen ruzie en leefden met
elkaar als hond en kat en alleen wanneer ze iets
tegen Kuno in het schild voerden, panden ze samen.
Hun moeder maakte zich er niet erg bezorgd om,
want zij beschouwde het als een uiting van gezond
heid en kracht, wanneer de jongens met elkaar
vochten, maar een knecht vertelde het eens op een
dag aan den ouden graaf en die antwoordde welis
waar: „Weet ik al. Gekheid," doch nam zich voor
een middel te bedenken, waardoor hij kon beletten,
dat ze elkaar zouden doodslaan, want de bedreiging
van vrouw Feldheimerin, die hij in zijn hart voor een
heks hield: „Nu,we zullen eens zien welk deel van
uw erfenis een hertegulden waard is," zat hem nog
steeds dwars. Eens op een dag, toen hij in de om
geving van het slot op de jacht was, vielen hem twee
bergen op, die wat hun vorm betreft als het ware
geschapen waren om een kasteel te dragen en hij be
sloot meteen met den bouw te beginnen. Op den
eenen berg verrees het slot Schalksberg, dat hij naar
den kleinste van de tweelingen zoo noemde, omdat
deze wegens zijn rare streken al lahg den bijnaam
„kleine schalk" gekregen hadhet andere slot wilde
hij aanvankelijk Herteguldensberg noemen om de
juist op dit oogenblik kwam graaj Kuno over de ophaalbrug gereden....
heks te hoonen, daar zij zijn erfenis nog niet eens een
hertegulden waard had geacht, ten slotte koos hij
echter het eenvoudiger Hertenberg en zoo heeten
beide bergen nog tot op den huidigen dag.
De oude graaf was oorspronkelijk van plan geweest
zijn oudsten zoon Zollern, den kleinen schalk
Schalksberg en den ander Hertenberg na te laten,
maar zijn vrouw rustte niet voor hij zijn testament
veranderd had
„Die domme Kuno," zoo noemde zij den armen
jongen, omdat hij niet zoo wild en uitgelaten was als
haar zoons, „die domme Kuno is bovendien rijk ge
noeg door hetgeen hij van zijn moeder geërfd heeft en
moet hij nu ook nog het mooie en rijke Zollern heb
ben? En krijgen mijn zoons dan alleen maar elk een
slot, waar slechts wat bosch bij hoort?"
Vergeefs bracht de graaf haar onder het oog, dat
men Kuno niet van zijn eerstgeboorterechten mocht
berooven, zij huilde en twistte zoo lang tot de graaf,
die zich anders door niemand de wet liet voorschrij
ven, ter wille van den lieven vrede toegaf en in het
testament den kleinen schalk Schalksberg, Wolf, den
grootsten tweelingsbroer Zollern en Kuno den
Hertenberg met het stadje Balingen vermaakte. Kort
daarop, nadat hij deze beslissing genomen had, werd
hij zwaar ziek. Tegen den dokter, die hem zei, dat
hij weldra zou sterven, zei hij: „Weet ik al," en den
slotkapelaan, die hem aanmaande zich op zijn dood
voor te bereiden, antwoordde hij„Gekheid," en hij
stierf dus zooals hij geleefd had, als een groot zondaar.
Zijn stoffelijk overschot was nog niet bijgezet of
de gravin kwam met het testament te voorschijn en
zei tegen Kuno, haar stiefzoon, dat hij maar eens
moest bewijzen, hoe geleerd hij was en zelf na kon
lezen wat in het testament stond, namelijk, dat hij
in Zollern niets meer te maken had. Zij verheugde
zich met haar zoons over het groote vermogen en de
beide kasteelen, die zij hem, den eerstgeborene,
afhandig gemaakt hadden.
Kuno schikte zich zonder mismoedigheid in de
beschikking van den gestorvene, maar met tranen in
zijn oogen nam hij afscheid van het slot, waar hij
geboren was, waar zijn goede moeder begraven lag en
waar de goede slotkapelaan en in de buurt vrouw
Feldheimerin woonden. Het kasteel Hertenberg was
weliswaar een mooi, statig gebouw, maar het was
hem er te eenzaam en te leeg en hij werd bijna ziek
van verlangen naar Hohenzollern.
De gravin en de tweelingbroe
ders, die nu achttien jaar waren ge
worden, zaten op een avond op een
balkon en keken omlaag in het
dal, toen zij een prachtig uitge-
dosten ridder te paard naar
boven zagen komen met een kost
baren draagstoel, gedragen door
twee muildieren,welke gevolgd werd
door verscheidene knechten. Zij
trachtten een tijdlang te raden, wie
dat wel kon zijn, toen eindelijk
de kleine schalk ui (riep„Dat is
niemand anders dan onze broeder
van den Hertenberg."
„Die domme Kuno?" vroeg de
gravin verwonderd. „Hé, die wil ons
misschien de eer aandoen ons bij
zich uit te noodigen en dien mooien
draagstoel heeft hij voor mij meege
bracht om me mee te nemen naar
Hertenbergwerkelijk, zooveel
vriendelijkheid en hoofscliheid had
ik niet achter den domuien Kuno
gezocht, maar de eene beleefdheid
is de andere waardlaten we omlaag
gaan naar de poort om hem te ont
vangen en zet beiden een vriendelijk
gezicht, misschien geeft hij op Her
tenberg nog een geschenk, jou een
paard en jou een harnas en de
juweelen van zijn moeder heb ik al
lang zoo graag willen hebben."
„Ik wil niets van Kuno cadeau
hebben," meende Wolf, „en ik zet
ook geen vriendelijk gezicht. Wat mij betreft mag
hij onzen vader zaliger weldra volgen, dan zouden
wij Hertenberg erven en alles wat er bij hoort en we
zouden u de juweelen voor een redelijken prijs
verkoopen."
„Zoo, jij deugniet," zei zijn moeder boos, „zou ik de
juweelen van je moeten koopen? Is dat je dank, dat
ik je Zollern heb bezorgd? Nietwaar, Schalk, ik krijg
de juweelen cadeau?"
„Alleen de dood is gratis, moeder," lachte haar
zoon, „en wanneer het waar is, dat die juweelen meer
waard zijn dan menig kasteel, dan zullen we niet zoo
gek zijn ze u om uw hals te hangen. Zoodra Kuno
de oogen sluit, rijden we naar zijn slot, deelen de zaak
en mijn deel van de juweelen verkoop ik. De meest
biedende krijgt ze."
Onder dit gesprek waren ze bij de poort van het
kasteel gekomen en met moeite verkropte de gravin
haar woede, want juist op dat oogenblik kwam
graaf Kimo over de ophaalbrug gereden. Toen hij
zijn stiefmoeder en zijn beide broeders gewaar werd,
hield hij zijn paard in, steeg af en groette hen be
leefd. Want ofschoon ze hem veel leed berokkend
hadden, bedacht hij, dat het zijn broeders waren en
dat zijn vader van deze booze vrouw gehouden had.
„Ach, dat is aardig om ons een bezoek te brengen,"