HET OlIDE MUSKET
Het verhaal van een erfstuh
door
Johan M. van Mamelen
11
p den hoek van onze straat was vroeger
het winkeltje gevestigd van Jacob Haag
man. Nog niet zoo lang geleden, want
pas sinds een paar jaren is het winkeltje,
met de heele rij huizen aan weerskanten van de
straat incluis, verdwenen, opgeruimd ten behoeve
van het verkeer.
„Tabak, sigaren en postbehoeften," luidde het
opschrift van de winkelruit en wie er binnentrad,
kon niet vermoeden, dat er nog iets meer te koop
was. Voor de jongens en meisjes uit de buurt bezat
het winkeltje echter nog een heel bijzondere aan
trekkelijkheid. Want de huiskamer daarachter had
Jacob Haagman tot een soort rariteitenkabinet
ingericht, dat herinneringen bevatte aan zijn zee
mansloopbaan.
Het behangsel aan den wand ging bijna geheel
schuil onder Indische slendangs, Japansche waaiers
en kunstig gevlochten Cliineesche matten; boven de
deuren hingen speren, krissen en oude pistolen en
dan ook nog een griezelig, harig iets, dat in zijn ver
schrompelden staat een gedroogde boschspin moest
heeten, maar dat het meest op een oude pruik leek
en dat wij daarom met jeugdige fantasie „den scalp
van Buffalo Bill" hadden gedoopt.
Het pronkstuk van die rariteitenverzameling was
evenwel een oud musket. Het was een zwaar, on
handig wapen, met een verroesten loop en een paar
ingekorven jaartallen in de kolf. Elk ding in die vol
gepropte kamer had zijn geschiedenis, maar na zoo
veel jaren ben ik ze vrijwel allemaal vergeten. Wel
herinner ik mij nog dat het musket het eigendom was
geweest van Jacob's grootvader en ook, dat ik als
jongen een goeden dag had, als ik het even in han
den mocht nemen. Niet alleen omdat ik mij dan ver
beelden kon een echte soldaat te zijn, maar ook om
dat ik er een echt jongensachtig, maar onridderlijk
genoegen in vond, een van mijn buurmeisjes er mee
te bedreigen, dat doodsbenauwd was voor zoo'n echt
geweer.
Dit zijn de herinneringen aan het oude musket,
die me in den loop der jaren min of meer vaag bij
bleven. Zij kregen pas weer kleur en nieuw leven,
toen ik op zekeren dag, jaren later, een keurig
geschreven briefje ontving van 'n zekere jongedame
die ik mij nog herinneren kon als het kleine, zwart-
oogige ding, dat jarenlang naast ons had gewoond.
Jacob Haagman was al eenigen tijd dood en hij had
al zijn curiositeiten verdeeld onder zijn vriendjes en
vriendinnetjes van weleer. Mij had hij het oude
musket nagelaten en als ik zoo goed wilde zijn de
vriendelijke executrice-testamentair te berichten,
hoe zoo'n ding het beste verzonden kon worden, dan
zou zij prompt zorgen, dat mijn erfdeel ongeschon
den in m'n bezit kwam.
Een paar weken later hing het oude musket op
mijn jonggezellenkamer. Maar het was niet 't eenige,
dat ik uit mijn geboorteplaats had meegebracht. Een
waardevoller bezit nog was het portret van een
zwartoogige jongedame, die al niets meer wist van
de angsten, die ik haar vroeger met het onbruikbare
musket had aangejaagd. Wél kon zij zich mijn be
staan nog vaag herinneren en ik zorgde er wel voor,
dat die herinnering niet opnieuw sleet. Een jaar
later reeds waren we getrouwd en betrokken we een
bovenhuis in de stad. Het oude musket, dat ons had
bijeengebracht, kreeg een plaats in de kleine hal,
boven den kapstok en als we bezoekers hadden,
konden ze nooit nalaten er een blik naar op te slaan.
„Hó, een oud musket! Die zie je ook niet veel
meer.
En een enkele vriend voegde er in een romanti
sche opwelling wel eens aan toe: „Als zoo'n museum
stuk eens spreken kon, zeg. Het zou wel interessant
zijn over die lang vervlogen tijden eens iets te hoo-
ren.
Het oude musket zóu spreken.
„Han, Maandag gaan we de hal schoonmaken,"
zei Ans op zekeren dag. „Kun je dan meteen dat
oude geweer eens onderhanden nemen? De loop ziet
roodbruin van het roest...."
Ik beloofde het, een beetje afwezig. Mijn hoofd
was in die dagen vervuld van heel andere dingen.
Financieele moeilijkheden van mijn firma, 'n drei
gend ontslag of minstens een gevoelige salarisver
laging, de ophanden zijnde komst van een nieuwen
wereldburger en de extra-uitgaven, die zoo'n ge
wichtige gebeurtenis meebrengt; kortom, ik had
zorgen en dat oude musket hing mij niet in den weg.
Maar vrouwen zijn vasthoudend als het haar
voorjaarsdroom, de schoonmaak betreft. Een paar
dagen later bezweek ik voor Ans' aandrang, beklom
het trapje en haalde het musket van den muur. De
vochtige lucht van de keuken, die een uitweg zocht
door de hal, had inderdaad 'n roodbruinen aanslag op
de zwart ingeroeste metalen deelen achtergelaten.
„Ziezoo," zei Ans tevreden, „ik heb een paar
kranten op de keukentafel uitgespreid en schuur
papier en petroleum zijn bij de hand. Als je het geval
dun insmeert met vaseline, dan ben je voor een tijd
van dat poetsen af. Intusschen ga ik even een bood
schap doen.
Het was een gure voorjaarsavond en in de keuken
was het weldadig warm. Ik nam het oude musket op
mijn knieën en bekeek het nog eens, zooals ik het
reeds tientallen malen bekeken had. De zware houten
kolf vertoonde talrijke deuken, butsen en krassen en
nauwelijks lieten de jaartallen zich nog ontcijferen.
Ans, enthousiast proper, had de houten lade en de
kolf van 't musket zoo vaak met boenwas behandeld,
dat men er zich wel in spiegelen kon.
Het was stil in huis, zoo stil, dat ik het suizen
hoorde van m'n eigen bloed en toen ik mijn oogen
even sloot, geloofde ik plotseling het oude musket te
hooren spreken.
„Ja, dat zag je zooeven goed. Felix heet ik."
„Ik weet het," zei ik glimlachend. „Ouwe Fik
noemde Jacob Haagman je altijd."
„Weet je ook wat het woord beteekent?"
„De gelukkige, geloof ik. Een merkwaardige naam
voor een geweer."
„Misschien hoopte de man, die me dien naam gaf
en inkerfde, dat ik hem daarmee geluk zou aanbren
gen. Soldaten waren vrijbuiters in dien tijd en nogal
bijgeloovig, weet je. Heb je gezien, hoe mijn kolf
gehavend is? Weet je hoe dat komt? Als het erg heet
toeging in zoo'n gevecht, dan namen ze het geweer bij
den loop en sloegen er met de kolf op in. En de kop
pen waren in dien tijd even hard als tegenwoordig,
vriend."
„Ik heb het wel eens gezien op een oude prent,"
antwoordde ik.
„Ah, juist! Nou, en zooals je het daar gezien hebt,
ging het er mééstól in een gevecht aan toe. Heb je de
jaartallen kunnen ontcijferen in mijn kolf?"
Ik knikte en zei: „Zeventiennegenentachtig."
„Weet je er iets van?"
„Bestorming van de Bastille," beaamde ik. „De
Fransche revolutie. Barricaden in Parijs. Danton,
Marat, Robespierre.
„En achttientwaalf?"
„Napoleon. De veldtocht naar Rusland, Moskou.
De Beresina."
„Prachtig. Je schijnt nog aardig wat van de ge
schiedenis te hebben onthouden, al ben je allang van
de schoolbanken af. Zie je, alle veldtochten waaraan
de man deelnam, die me droeg, teekende hij met zijn
mes aan in de kolf. Aehttiendertien is je natuurlijk
ook niet onbekend?"
„Leipzig. Volkerenslag."
„En nou de laatste nog. Achttienvijftien....?"
„Waterloo, Wellington, Blucher, Oranje, Sint
Helena.
„Precies. Ja, ik heb heel wat meegemaakt, vriend.
En ook de man, die op mij vertrouwde.
Ik liet de opmerking onbeantwoord. Er was me eên
vreemde gedachte ingevallen, die me minutenlang
bezig hield.
„Waarom spreek je niet meer?"
„Ik. ik vroeg me af, wat zoo'n oud musket wel
waard zou zijn als curiositeit," zei ik eindelijk.
„Ah. wou je me verkoopen?"
„Als ik 'n dertig, veertig gulden voor je kon
krijgen.
„Waarom?"
„Ik heb zorgen. En voor veertig gulden zou ik een
hoop dingen kunnen koopen, die me binnenkort van
meer nut zullen zijn dan een oud musket, 't Is maar
een wandversiering en het een of andere prul zou het
op die kale plek in de hal evengoed doen
„Het zou niet erg pieus zijn tegenover Jacob Haag
man, vind je wel? Een geschenk moet je nooit ver
koopen en het allerlaatst wel de eenige gedachtenis
aan een goeden vriend, die gestorven is. Herinner
je je die kamer nog achter het winkeltje?"
„Nog heel goed," antwoordde ik onrustig.
„En hoe vaak je je verveelde op regenachtige
dagen en hem altijd welkom was? En hoeveel moeite
hij zich altijd gaf, om jullie prettig bezig te houden?
En vergeet je al die andere kleine diensten niet, die
hij jullie vaak bewees? Als je in den knoei zat; katte-
kwaad had uitgehaald; een ruit gebroken had;
weet je wel? In negen van de tien gevallen kwam je
vader er niet achter, als je Jacob in je benauwdheid
alles opbiechtte. Je zou een ondankbaarheid plegen
aan zijn nagedachtenis, als je het eenige stuk in je
huis, dat je nog aan hem herinnert, voor een paar
guldens van de hand deed. Je vergeet zeker ook, dat
hij jullie met zijn oude musket bij elkaar gebracht
heeft.
„Ik vergeet niets," zei ik norsch. „Maar ik heb
zorgen, zeg ik nogmaals. En het zou momenteel wer
kelijk een uitkomst zijn, als ik dertig of veertig
gulden.
„Wacht dan ten minste nog even. Besluit niet zoo
overhaast. Misschien is er nog een andere uitkomst te
vinden. De mensch wordt het meest geplaagd door
zorgen, die alleen maar in zijn verbeelding bestaan.
Komt tijd, komt raad, zegt een spreekwoord.
Op dit oogenblik kreeg ik een schok. De deur ging
open en Ans' zangerige stem wekte me uit mijn dutje
en uit mijn droom. Ik schrok zoo van die onver
wachte binnenkomst, dat het oude musket van mijn
knieën gleed en met een krakend geluid op den ter-
razzo-vloer van de keuken terechtkwam.
„Hé, wat is dat?" schrok Ans.
„Niets," zei ik nog half versuft. „Ik heb geslapen,
gedroomd.
„Neen, dat.wees zij op den vloer. „Kijk eens,
wat je gedaan hebt. Het geweer is gebroken, wat
jammer.
Verbluft keek ik op mijn voeten neer. Inderdaad,
het oude musket was bij den greep, zijn zwakste plek,
finaal door den slag in tweeën gebroken. Ik bukte me
en raapte de kolf van den vloer op. En toen sperden
wij allebei plotseling onze oogen wijd open en ont
snapte ons een kreet van verbazing. Uit een diepge-
boorde holte in de kolf vielen talrijke muntstukken.
Ze rink-tinkten, dansten en rolden uit over den
vloer eh toen wij eenigszins van onze verbijstering
bekomen waren en de munten hadden vergaard,
keken wij elkander met een ongeloovigen blik aan.
Het waren gouden souvereinen, gouden thalers en
dukaten, en nog bijna niet versneden. Wel vijftig
bij elkaar: de opgespaarde soldij van een ouden
soldenier van Napoleon's legioenen. Een waarde
van minstens achthonderd gulden.
Natuurlijk had Jacob van die schatkamer nooit
eenig vermoeden gehad. En thans was onze toevallige
ontdekking hem van geen nut meer.
Een haastig onderzoek wees nog uit op welke ma
nier de geheime bergplaats verkregen was. Het bleek
namelijk dat de ijzeren kolfplaat onder aan het mus
ket, die stevig in het hout zat vastgeroest, betrekke
lijk gemakkelijk verwijderd kon worden. En achter
deze plaat, die even spoedig weer bevestigd kon
worden, had de eigenaar van het musket een koker-
vormig gat geboord.
„Natuurlijk is dat geld ons eigendom," moest ik
Ans dien avond wel tienmaal verzekeren, omdat zij
maar niet aan ons fortuintje gelooven kon. Maar ten
slotte liet zij zich toch overtuigen. Het oude musket
hangt nu weer op zijn vroegere plaats, boven den
kapstok. En als thans een van onze kennissen nog
eens verzucht„Als dit musket eens spreken kon",
dan verzekert Ans lachend„Maar het hééft al eens
gesproken, beste. En zijn klankrijke taal heeft ons
zelfs doen besluiten, onzen eersteling met den naam
Jacob te doopen.
En dan vertelt zij deze geschiedenis.