Uit het dagboek van een landjonker 20 Nora. Op de villa regeeren de dochters, dat nieuwtje was al aanstonds na het „incident" door de heele gemeente verspreid. Alleen maar, wie van de beide dochters het hoogste gezag uitoefende, dat bleef voorloopig onbekend. En toch was het van het grootste belang, dit te weten te komen. Want zelden zou men twee zusters ontmoeten, zoo verschillend in manier van doen en in karakter. Nora, de oudste, is een en al zachtheid en goedheid. Zij is mooi, ofschoon de tropenzon iets van de frisch- heid van haar gelaatskleur heeft geroofd. Zij heeft het bleek-gele teint van hen, die lang in Indië zijn geweest, maar al wie haar ziet, wordt onmiddellijk veroverd door den oprechten, helderen blik van haar oogen. Nora is altijd eenvoudig gekleed, in stemmige jurken, een donkergrijs complet of een bruine geribde regenjas. Zij gaat iederen morgen naar de H. Mis en bijna even zoo vaak te Communie. Heel haar wezen drukt het stempel uit van vroom heid, offervaardigheid en liefdevol medeleven met anderen. Geheel anders, schijnt het, is haar zusje Ria. Dat is een jong ding van ik denk negentien jaar. Zij is mooier dan Nora, heeft een frisch, goed gevormd gezichtje, waarin twee oogen staan, die de menschen een beetje brutaal, en een beetje spottend en een beetje trots aankijken. Ze is al vroeg van Indië naar Europa gekomen reden ook, waarom haar gelaatskleur zoo helder en frisch is gebleven en zij is in een duur, voornaam pensionaat opgevoed. Ria is veel eleganter gekleed dan Nora, haar geheele verschijning, haar manier van doen, heeft een volkomen anderen toon dan bij haar oudere zuster het geval is. Vaak ziet men Ria in een licht zomertoiletje, of, op jongensachtige manier gekleed in een witte blouse en kort wit broekje, een tennisracket onder haar arm, door 't dorp naar R. fietsen. Een enkelen keer ook, voor zoover de schaarsche benzinebedeeling het toelaat, rijdt zij in de Lancia voorbij het kasteel en gluurt nieuwsgierig naar binnen. Ik heb langen tijd in dubio verkeerd, of ik de familie van Buren een opwachtingsvisite zou gaan maken. Ik ben een tegenstander van kennismakingen met menschen, waarvan men met zekerheid kan voorspellen, dat men ze later niet meer zal willen ontmoeten. Een dergelijke loutere formaliteit is zonder zin. Maar tochhet is nu eenmaal een familie traditie in ons geslacht, dat men zich stipt heeft te houden aan de voorgeschreven conventie. En daaren boven, ik moet eerlijk bekennen, dat ik toch ook wel een beetje nieuwsgierig was om de twee jonge meisjes te leeren kennen. Ik hoop niet, dat Annie dit leest, en och, ik had ook heusch niet de minste bijbedoelingen, enkel en alleen een beetje nieuwsgierigheid. En zoo heb ik dan op een middag belet gevraagd en ben naar de villa getogen. Ik werd er uitbundig dat is het ware woord uitbundig ontvangen. Het had een visite moeten zijn van tien minuten, een kwartier hoogstens, en waarachtig, ik ben er anderhalf uur gebleven. Ik kón eenvoudig niet weg komen. Het was wel wat gênant, want eerst werd me een kop thee opge drongen, hetgeen, bij een kennismakings visite, absoluut een zonde is tegen de conventie. Ik had den indruk, dat het er vooral om begonnen was, mij het nieuwe zilveren theeservies te laten zien. Toen ik de thee op had, die ik uit een zeker medelij met de menschen niet had willen weigeren, en toen ik dus opstond om te vertrekken, werd ik letterlijk door den heer van Buren op mijn zetel terug geduwd. Neen, neen, ik zou en moest dit nog bekijken en dat. Ik kreeg alle mogelijke kostbaarheden onder de oogen juweelen, schilderijen, houtsnijwerk uit Birma, zijde uit Voor-Indië en gesmeed zilver uit Siam. Maar vooral bijouterieën. En ik werd warempel gebruikt als taxa teur. Hoeveel zou nu zoo'n parel waard zijn, en zoo'n saffierf Een baron weet van zulke dingen meer dan ik, gaf de heer van Buren nobel toe. Ik deed willekeurige schattingen en op een onverdacht oogenblik liet ik me ontvallen, dat ik ook in Indië was geweest. Het was of de hemel over me losbarstte. Zoowel mijnheer als mevrouw vielen op me aan, alsof ik een lang verloren zoon was. Mijnheer maakte van de algemeene verwarring gebruik om me de kamer uit te loozen en mee te voeren naar zijn wijnkelder. Of ik zooiets wel eens had gezienT Nou, het was een flinke kelder, dat moet ik zeggen, maar niet te vergelijken met dien van het kasteel. En de voorraad was zonder smaak en kennis samengesteld. Allemaal duur goed, maar zonder overgangen, zonder variatie. Bijna geen Chateauwijnen, de Bordeaux' uitsluitend uit de duurste prijsklassen, en onder de Bourgognes alleen de zwaarste, geen enkele lichtere soort. En alles Fransch. Geen Spaansche, geen Italiaansche, geen Hongaarsche wijn Uit Duitschland alleen de algemeen be kende Rijn- en Moezelwijnen en niets van de veel te weinig bekende Duitsche roode wijnen, die voortreffelijk zijn. Onder het gedistilleerd ook alleen maar Hollandsche jenever. Ik moet toegeven, een keur van merken, maar ook hier ontbraken de wodka, de aquavite, de sliwowitch, dus alle buiten- landsch gedistilleerd, die men toch in een werkelijk exquisen kelder niet mag missen. Ik zei er maar niets van, om hem niet teleur te stellen, en ik prees de voorkeur voor Hollandsche jenever als een blijk van zijn vaderlandsliefde. Onmiddellijk greep hij een losse kruik van een der oudste duurste merken, sleurde me mee naar boven en zette me a bout portant een borrel voor. „Neen, heusch, mijnheer," begon ik. „Maar waarachtig wel," viel hij me in de rede, „u komt hier niet levend vandaan, voor we samen een paar paitjes hebben gedronken. Wat zeg jij, Alice F' wendde hij zich tot zijn vrouw, die waarschijnlijk in haar jeugd Alie heeft geheeten. „Zijn we beiden oud-Indischgasten of niett O zoo, en „skole" zeggen de Denen." Ik had intusschen gelegenheid de twee meisjes een beetje te bestudeeren. Nora zat rustig op haar stoel en keek naar buiten. Waarschijnlijk merkte zij weinig of niets van al de drukte om haar heen. Het leek of zij zat te mediteeren. Een enkele maal had zij mij aangekeken, en ik was ontroerd geweest door den zachten, bijna verdrietigeu blik van haar oogen. Ria zat op haar stoel heen en weer te schuiven. Het was duidelijk, dat het gedoe van den heer van Buren haar mateloos irriteerde. Zij had op kostschool manieren en fatsoen geleerd, ze wist, dat bijna alles wat haar vader deed of zeide tegen de conventie indruischte. Ze had graag voornaam gedaan met den voornamen gast, die ik ten slotte was, en zij verachtte de manier van optreden baars vaders, zonder appreciatie van de goedhartigheid en jovialiteit, die daarin toch ook waren opgesloten. Het liefst zou ze het tooneel hebben verlaten, maar ze liet dit na, waarschijnlijk om nieuwe uitbarstingen van luidruchtigheid van de zijde haars vaders te voorkomen. Ik moet zeggen, dat ik verademde, toen ik goed en wel buiten stond. Dat is eens, maar nooit meer, dacht ik. Op den terugweg naar het kasteel kwam Sjuul, die een boodschap had gedaan in het dorp, me achterop. Ik vroeg hem naar het nieuws uit Heselbacli en toen kreeg ik een verhaal over de eenige persoon uit het gezin, dat ik zoo juist verlaten had, die mijn volle sympathie bezat, en die mij door wat ik te hooren kreeg nog liever werd. De lezer herinnert zich zeker nog het incident met Frans van Couwendaal, die door mevrouw van Buren ten onrechte voor den dief van twee zilveren kande laars was aangezien. Men moet weten, dat de van Couwendaals tot de rijkste en meest geachte boeren in Heselbach hebben behoord. Zij stammen uit wat men noemt een voorname boerenfamilie, die echter de laatste tientallen jaren steeds armer geworden is. Zij hebben bunder na bunder en beest na beest moeten verkoopen. De vader van Frans heeft niet meer dan een klein boerderijtje, waar nauwelijks voor hemzelf en de drie dochters voldoende werk is. En daarom gaat Frans uit werken. Hij is een ont wikkelde jonge boer, een flinke knappe kerel om te zien, die het hart op de rechte plaats draagt. Wel had Nora, zooals men weet. hem gevraagd den volgenden dag terug te komen, maar Frans liet zich na het incident op „Berg en Dal" niet meer zien. Daar was hij te trotsch voor. Toen is Nora van Buren zelf naar het boerderijtje gestapt en zij heeft Frans met haar zachte, lieve stem om vergeving gevraagd voor de beleediging, die haar ouders hem hadden aangedaan. Voor die nobele geste is de boerentrots van Frans van Couwen daal bezweken en hij is tuinman geworden op de villa. Slechts één voorwaarde heeft hij gesteld: hij zal alleen bevelen aannemen van Nora. En zoo heeft de oudste dochter van Buren de leiding op zich genomen over de tuinen en de bos- schen van villa „Berg en Dal".

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 20