DE TRIOMF DER WELSPREKENDHEID
De vacantie is voorbij
DE MAN IN HET
DONKER
Als men het dorpsplein betrad, dat beschaduwd
werd door het bladerdak van eeuwenoude
linden, dan was de tweede winkel rechts de
affaire van Toon Bakels. Het was een fleurig
oud winkeltje, aan de eene zijde geflankeerd door de
deftige sociëteit „Ons Genoegen", aan de andere
zijde door de zooveel gemoedelijker uitspanning
„De vette os". Een roestig uithangbord met een
hardgeel geschilderden vogel, die ornithologisch
onmogelijk thuis te brengen was, verried duidelijk
genoeg wat daarbinnen te koop was: „Handel in
zangkanaries, kooien en zangzaad," vermeldde de
winkelruit ten overvloede en daaronder met kleinere
letters: Toon Bakels.
Toontje heette hij in de wandeling. Toontje was
populair in het dorp. Die populariteit dankte hij
echter niet aan zijn kanaries, maar aan een bijzondere
gave: de gave der welsprekendheid. Zooals hij voor
de vuist weg kon spreken, kon geen mensch anders
het in den omtrek. Zelfs de burgemeester, de notaris,
of de dokter niet. Als hij een vergadering toesprak,
dan sleepte hij in het vuur van zijn welbespraaktheid
zelfs de onverschilligsten mee en het lag dus voor de
hand, dat er geen vereeniging bestond in het dorp,
of hij was bij acclamatie tot voorzitter ervan gekozen.
Toontje was president van de kanariefokvereeniging
„Tot nut en genoegen", voorzitter van „Zanglust",
voorzitter van de carnavalsvereeniging, voorzitter
van enfin, van nog wel een tiental andere clubs en
vereenigingen meer, die tot nut en vermaak van de
streekbewoners dienden. En voornamelijk hieraan
had Toontje zijn populariteit te danken.
De winkel van Toontje hing propvol vogelkooien.
In alle soorten en prijzen prijkten ze aan den wand.
Maar zijn voornaamsten handel dreef hij in het heilig
dom daarachter en op zolder. Daar hingen zijn be
roemde Saksers, mitsgaders nog een paar andere
zanglustige kanariepietrassen. Hier was hij dag en
nacht aan het experimenteeren met het veredelen en
kruisen van jong fokbroed. De levende resultaten
verkocht hij aan de liefhebbers, en liefhebbers, waren
er bij de vleet. En dus kon Toontje behalve op de
gave der welsprekendheid nog prat gaan op een
bloeiende zaak en een aardige nering.
floor Roel Meesters
had hij zijn improvisaties over alles en nog wat tot
diep in den nacht in de muziektent voortgezet.
Toen bespeurde hij eindelijk dat zijn gehoor allang
ingeslapen of huistoe was en had hij er met een af
keurend hoofdschudden van af gezien nog langer
paarlen voor de zwijnen te werpen.
Het liep al tegen den middag, toen hij ontwaakte.
Ontwaken kon men het eigenlijk niet noemen, maar
het leek er althans op. Zijn tong was droog, zijn stap
onvast en zijn hoofd wat beverig. Zóó verrichtte hij
wat altijd 's morgens zijn éérste werk was: hij ont
sloot de winkeldeur, opende de brievenbus en haalde
de post te voorschijn. Er was dien morgen slechts één
brief en dat was eigenlijk nog geen brief. Het was een
gedrukte circulaire, netjes in een envelop gestoken
en geadresseerd aan den heer A. Bakels te Dorps
huizen.
Toontje keek met een lodderoog naar het adres,
zette zich aan tafel en begon te lezen. Toen hij aan
het eind was begon hij opnieuw, en toen nog eens en
nog eens. Totdat er eindelijk een zonderlinge ver
andering over hem kwam. Er drong een traan in zijn
oog en bevlekte het papier. Een tweede en een derde
traan volgde. Toontje kreunde, griende. Minuten
lang, totdat hij eindelijk eenigszins tot zichzelf kwam.
Toen stond hij op, begon zich te kleeden, sloot den
winkel. .Zijn gezicht stond somber en zijn oogen
gloeiden van een fanatiek vuur. Zoo verscheen hij
aan het huis van Klaas Holder, den omroeper en
klokkeluider van het dorp.
„Wel, Toontje, goed geslapen?" vroeg Klaas.
„Gaat wel," zei Toontje met een grafstem. „Maar
ik heb iets óm te roepen voor je. Hedenavond ver
gadering van de kanariefokvereeniging „Tot nut en
genoegen" in „De vette os". Aanvang precies acht
uur. De leden worden dringend verzocht allemaal
trouw en op tijd op te komen."
Klaas noteerde het en sukkelend en hoofd
schuddend zocht Toontje zijn weg naar „De vette os",
om een beetje op zijn verhaal te komen.
Prompt om acht uur werd Toontje dien avond door
zijn behulpzame vrienden boven op het biljart
Natuurlijk kent u het
driedaagsche volksfestijn,
dat men in ons land pleegt
aan te duiden als „het
carnaval". In die dolle
dagen was Toontje als rede
naar op zijn best. Een enkel
glaasje spraakwater was
voldoende om de sluizen
der welsprekendheid on
middellijk te openen en
was de stroom eenmaal in
beweging gebracht, dan
huppelde en repte hij zich
net zoolang voort, tot
Toontje's tong dubbel
sloeg en hij geen boe of bah
meer kon zeggen. Het
waren de drie vroolijkste
dagen van het jaar in zijn
leven, waarvan hij de ple
zierige herinnering nog lang
naproefde en waarin hij als
redenaar zijn schoonste
triomfen vierde.
Zijn laatste triomf zal
echter nooit meer over
troffen worden. Niemand
twijfelt eraan en Toontje
zelf wel het minst. De ge
schiedenis viel voor op den
derden dag van het laatste
carnaval. Den laatsten dag.
Toontje was dien morgen
opgestaan met een lood
zwaar gevoel in zijn hoofd.
Tot ver voorbij het slui
tingsuur had hij in „De
vette os" op het biljart
staan speechen dat de
stukken ervan af vlogen,
zooals het heette, en toen
de sterke arm er ten slotte
en wij bereiden ons voor op langere avonden. Geen zwerftochten meer door bosch of hei,
geen aangename verpoozing in het groene gras onder een schaduwrijken boom. Maar
elk jaargetijde heep zijn eigen bekoring: buiten wordt het guur en onplezierig, maar
binnen kunnen we nog genoeg vinden om ons prettig bezig te houden. En wat is dan
onze beste kameraad? Een vriend, die tot ons spreekt zonder ons te hinderen met een
te harde stem, een vriendin, die niet het laatste woord wil hebben, maar 't toch heep
Een roman immers, en wel een roman van de Kennemer Serie, die met zooveel zorg
uitsluitend voor onze lezers wordt gekozen. Ditmaal zijn urij echter bijzonder trotsch op
onze keuze, want wat urij aanbieden is een boeit, dat slechts zelden gevonden, doch dik
wijls gezocht wordt: „weer eens iets heel anders." Het is
door John Ferguson
Ij et verhaal draait om een moord maar merk
waardig genoeg is nóch 't slachtoffer, nóch
de moordenaar degene, die de sym/pathieke be
langstelling van den lezer trekt. Schrandere
koppen zoeken den moordenaar maar de
vraag, die ons boeit, is niet: wie is de daderf
Wat ons boeit, dat is het levenslot van iemand,
die, zooals wij weten, volstrekt de dader niet
is; iemand die ook door de speurders nauwe
lijks verdacht wordt.
Sterk boeit ons het lot van „DEN MAN IN
HET DONKEK" en dat van zijn geheim
zinnige helpster of medeplichtige of vrouwelijke
compagnon, of hoe we 't noemen moeten
Het is een genoeglijk, menschelijk boeiend boek
niet griezelig, ondanks den moord en de
misère, niet koel-redeneerend, ondanks 't speu
ren naar misdadiger, niet sentimenteel, on
danks het teere kiemen van een vreemde liefde,
van zouden we willen zeggen, zinspelend op
de betiteling „De man in het donkervan
een liefde in het duistere weg.
Het is een boek van verrassingen, die de per
sonen in 'f boek precies evenzeer treffen als
den lezer en beiden zullen wel eens zeggen
eigenlijk had ik 't kunnen begrijpen
Een innemend boek dus een boek, waarin
de lezer plezier zal hebben. Een ingenaaid
exemplaar kost zooals gewoonlijk slechts 30 cent,
terwijl een fraai gebonden boek voor f 1.
verkrijgbaar is. Bestellingen kunt u opgeven
aan onze kantoren, agenten en bezorgers en bij
den boekhandel. Franco toezending per post
geschiedt na ontvangst van 40 cent rssp. f 1.15
voor een genaaid of een gebonden boek aan ons
hoofdkantoor te Haarlem. Dit bedrag kunt u
overmaken per postwissel of storten op post
rekening 142700 van Panorama te Haarlem.
geheschen. Ze waren er allemaal en Toontje was niet
de eenige, die spraakwater op had. „Ik open deze
vergadering met een welkomstgroet," stak hij met
meer plechtigheid dan anders van wal en daarmee
zette hij de sluizen van zijn spreekwoordelijk gewor
den welsprekendheid wijder open dan ooit te voren.
Wat er dien avond allemaal gebeurde, behoeft geen
uitvoerige vermelding. Het was de laatste avond van
het carnaval en er gebeuren wel meer gekke dingen
in de wereld. Slechts weinigen wisten het zich
trouwens later nog te herinneren en Toontje wel het
minst van allen. Hij werd pas wakker rond het mid
daguur. Hij kwam zijn bed uit en zijn eerste werk
was weer de winkeldeur te openen. Oudergewoonte
wierp hij een blik naar links en rechts én naar de
lucht en toen gingen zijn oogen pas goed open. Hij
keek en keek nog eens en toen dacht hij aan een
zinsbegoocheling. In de linden om het dorpsplein
zaten tientallen kanaries, oude en jonge, Sak
sische en andere beroemde rassen en zongen het
hoogste lied.
„Bepaald een nachtmerrie," mompelde Toontje
onthutst. Maar toen hij den notaris het plein zag
oversteken en de schaftfluit hoorde van de wasscherij
in de buurt, twijfelde hij eraan, of hij het wel bij het
rechte eind had. Hij ging naar binnen, strompelde
de kamer in en keek naar de wanden. Alle kooien
stonden open, alle kanaries waren verdwenen
Hij holde naar den zolder, maar ook hier werd hij niet
zooals anders verwelkomd door vroolijk gezang. Zijn
kostbare pietjes waren gevlogen.
„Da's een laffe streek!" tierde Toontje, plotseling
zoo nuchter als had hij van geen carnaval geweten.
„Da's m'n broodwinning, m'n liefhebberij. Maar dat
laat ik er niet bij zitten. Wie 'm dat geflikt heeft, zal
d'r van lusten.
Driftig greep hij naar zijn jas, maar juist kwam
Klaas de Graaf binnen, de secretaris van „Tot nut
en genoegen". Hij keek uit zijn oogen als een aan
zegger in het land van de eeuwige jeugd.
„Heb-ie het gezien buiten?" bulderde Toontje hem
toe. „Ze hebben al mijn pietjes laten vliegen. Die.
die. Weet jij er misschien iets van?"
Toontje plofte bijna uit
elkaar van woede.
Maar Klaas was heele-
maal niet verbaasd. Hij
knikte, en nogal somber
voor zijn gewone doen.
„Niet alleen jouw pietjes,
maar alle pietjes van de
club," zei hij treurig. „Ja,
ik weet er alles van, Toon
tje. Weet je niet meer van
die vergadering gisteravond
in „De vette os"?"
„Neen," schudde Toontje
zijn ongewassclien hoofd.
„Nou, daar heb-ie drie
uur aan één stuk door zóó
verschrikkelijk aandoenlijk
over het zielige lot van
gekooide vogels gesproken,
dat er geen oog meer
droog was. En met alge-
meene stemmen hebben we
na afloop op jouw eigen
voorstel besloten alle pietjes
te laten vliegen en de ver
eeniging te ontbinden
Toontje verstijfde. „Te
ontbinden.
„Ja," knikte Klaas. „En
de kas hebben we toen
maar frisch gemaakt.
Toen Toontje's verbijs
terde blik op de tafel viel,
vond hij een afdoende,
ofschoon geenszins bevre
digende verklaring voor de
zinsverbijsterende gebeur
tenissen van den vorigen
avond. Het was een circu
laire van de dierenbescher
ming, die hem tot dezen
ongehoorden triomf der
welsprekendheid had gem
een eind aan had gemaakt, spireerd.