m SOLIDOX ji ALS WE ALLES WISTEN.... TEGEN TANDSTEEN 27 floor H. R. Melling Er wandelden twee agenten den Hoogen Dalweg langs. Zij keken over 't hek van een voortuin en zagen een bedaagden man, die bezig was de stoep van een groote villa stofschoon te bezemen. „Morgen, meneer Janseling," riep de eene agent. De oude heer knikte. „Morgen, agent!" De agenten liepen door. Zoodra ze buiten gehoor waren, begon de eene te mopperen. „Dat zijn nou de lui, waar niets aan te verdienen valt," zei hij. „Hoe vind je 't, dat zoo iemand zelf zijn stoep veegt?" „Wat zou dat?" zei de ander. „Wou je 'm ervoor op den bon zetten?" „Maak nou geen gijntjes, Kees. Daar heb je toch geen slag van. Heb je me z'n naam hooren noemen? 't Is de bekende Janseling. Dat is z'n eigen villa en hij zwemt in 't geld. Maar hij is zóó gierig, dat hij geen cent voor personeel uit wil geven. Snap je me nou? Hij kan wel twintig lui nemen om z'n stoepen te vegen. Maar nee hoor hij doet alles zelf. Om nog maar méér te potten. De heele buurt spreekt er schande over." Intusschen stond meneer Janseling, in een zij kamertje van die groote villa, een telefoonnummer te draaien. Zoolang hij niet spreekt, kunnen we even terugzien langs zijn levensweg. Toen hij, een jaar of zestig geleden, op de wereld kwam, had de naam Janseling al een goeden klank in handelskringen. Ze hadden een theezaak, die al onberekenbaar lang van vader op zoon was over gegaan. Janseling de jongste genoot een deftige, royale, degelijke opvoeding. Hij kreeg lessen en boeken en een eigen bankrekening. Te zijner tijd trouwde Janseling. Met een deftig meisje. Niet precies adel, maar 't schéélde niet veel. Een meisje met zes voornamen, en een moeder die zich voelde, en familie was van dié en dié. Na een half jaar vol wittebroodsweken buitenslands keerde het jonge paar naar Amsterdam terug. Ze hadden van pa Janseling een huis op de Keizersgracht ge kregen, maar alras vond 't jonge vrouwtje de Keizers gracht zoo „kantorig" ze wou buiten wonen, op een villa. Dat kwam toen net in de mode. Zij zochten, en hun makelaars zochten. En einde lijk vonden ze die schitterende villa aan den Hoogen Dalweg, waar die twee agenten dien ochtend langs kwamen. Zoodra meneer en mevrouw Janseling die villa zagen, zeiden ze tegen elkaar: dat moeten we hebben, 't Was voor ze geknipt. Groot, geriefelijk, mooi en voornaam. En in Bloemeveen. Maar er zat, gelijk aan zooveel mooi schijnende dingen, een haakje aan. 't Huis maakte deel uit van een groot landgoed, en 't mocht, krachtens 't een of andere testament, niet verkocht worden. Wel ver huurd. Maar dan voor niet minder dan 99 jaar. En de huur zou f 1200 per maand moeten bedragen. Niet meer en niet minder. Een gek geval natuurlijk, zoo'n testament. Maar 't zal wel geldig geweest zijn voor de wet, denk ik. Of misschien vonden de erfgenamen 't de moeite niet waard om er werk van te maken, dus lieten ze 't maar zoo. Zoodat ze misschien even gek waren als 't testament. Hoe 't ook zij, meneer Janseling kon 't huis niet koopen. Hij pleitte en smeekte en bood een fabel achtig bedrag. Hielp allemaal niets. Aan dat testa ment viel niet te peuteren. Maar hij wou 't huis toch hebben. Dus huurde hij 't voor 99 jaar, tegen een huur van f 1200 per maand. Op 't geld kwam 't niet aan. Hij was zoowat vijf endertig, toen zijn vader stierf toen kreeg hij de zaak, die al zóóveel jaren gebloeid had. Hij was gezond, en met problemen van de zaak maakte hij zich niet moe. Was alles zoo gebleven, dan.... dan niets. Dan was dit verhaaltje óók nooit ontstaan. Maar onge lukkig voor meneer Janseling 't blééf niet zoo. Er kwam verandering, toen zijn vrouw stierf. En daarna blééf 't aan 't veranderen. Janseling verwaarloosde zijn zaak. Dat ging een heelen tijd goed, want de zaak had een ouden naam, en liep dus zoowat vanzelf. Maar toen kwam, uit den een of anderen hoek, opeens de concurrentie, en kort daarop, uit een anderen hoek, de crisis. Al wat duike len kon, duikelde, en Janseling duikelde mee. 't Was niet veel beter dan broodsgebrek, waar meneer Janseling iri terechtkwam. En toen hij zoo diep geduikeld was, ging hij naar een advocaat, die één dergenen was, die moesten zorgen voor naleving van het testament een van zijn huisbazen dus. „Meneer Scheemda," vertelde hij rustig, „ik ben al mijn geld kwijt. En ik zie geen kans, er ooit weer bovenop te komen. Ik zal 't u maar ronduit zeggen: als u mijn huur afsloeg van f 1200 per maand op f 1200 per jaar, zou ik nog geen schijn van kans zien, om 't te betalen." De advocaat luisterde zonder 'm in de rede te vallen. „Ik heb mijn trots, meneer Scheemda," ging Jan seling voort. „Ik vertel u dit, omdat ik wel móét. Maar als 't kon, had ik graag, dat u 't stilhield. Mis schien kunt u me zoolang in 't huis laten blijven als huisbewaarder. Zoolang u 't niet aan een ander verhuurd hebt. Ik zou 't een uitkomst vinden. U moet anders tóch iemand nemen, en dien zoudt u moeten betalen. Ik kost u niets. Personeel heb ik niet, en ik sta alleen. Vindt u goed, dat ik als huisbewaarder in mijn huis blijf?" De Raad van Testamenthandhavers vergaderde er den volgenden dag over. Janseling in rechten aan spreken zou niets opleveren, daarover waren ze 't eens. Ten tweede hadden ze medelijden met den ouden man en gaven ze hem wel graag zijn zin. Ze verhuurden 't pand wel weer. En inderdaad, er kwamen veel kijkers. Maar die ongenadige f 1200 per maand schrikte iedereen af. De villa heeft nog steeds geen nieuwen huurder. Nu keeren we terug naar Janseling, want hij begint door de telefoon te praten. „Dus er is geen nieuws, meneer Scheemda? Ik kan nog hier blijven als huisbewaarder? Dank u vriende lijk meneer. U benteen heele hulp voor me geweest." Hij verbreekt de verbinding. „Zal ik je eens wat vertellen?" zei de tweede agent. „Die ouwe heer is niet goed bij z'n hoofd." De eerste agent schudde zijn hoofd. Zéér klaar blijkelijk was hij 't met zijn collega niet eens. „Nee, Kees, die plank sla je mis. 't. Is doodgewoon een f„oo«i fabrikaat 1,178 HiVi«"nLEAM en MAAKT Hoeveel mensen hebben niet vertrouwd op het fraaie, witte uiterlijk van hun tanden? Zij dachten, dat zij gezonde tanden hadden en ontdekten dan, dat deze aan de achter kant waren bedekt met tandsteen. U kunt niet vertrouwen op het fraaie uiterlijk van Uw tanden U moogt hierbij niet „oordelen naar de bedrieglijke schijn". Solidox Tand pasta houdt niet alleen de tanden schitterend wit, maar bovendien vrij van het gevreesde tandsteen. Het is wetenschappelijk aan getoond, dat Solidox Tandpasta, door haar gehalte aan Suljoricinoleaal (Nederlands Octrooi 19178), het tandsteen, de voor naamste oorzaak van tandbederf, verwijdert en voorkomt. Solidox maakt met tandsteen bezette tanden weer prachtig wit en vrij waart deze tegen nieuwe tandsteenvorming. En de werking van Solidox is zo zacht, dat zij het gevoelige glazuur van Uw tanden in het geheel niet kan schaden. Begin nog heden Uw tanden te verzorgen met Solidox. Gebruik Solidox 's morgens en 's avonds ga twee maal per jaar naar Uw tandarts dan kan U er zeker van zijn, dat Uw tan den even gezond zijn als zij er uitzien Solidox houdt Uw gebit gezond en prachtig wit cent per tube voldoende voor 60* poetsen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 27