5
zelf een oplossing van de moeilijkheid voorstelde.
„Ik zal hier blijven logeeren," zei hij, „en ik zal u al
mijn geld enzoovoorts in bewaring geven. Als ik geen
geld heb, kan ik niet weg."
Hij haalde zijn zakken leeg en legde den inhoud op
tafel: zeven pond achttien shilling en vier pence
met zijn retourkaartje op het eene hoopje; zijn hor
loge met ketting, zijn zakmes en nog een paar voor
werpen op een tweede. Jim stelde voor, dat hij ook
zijn schoenen af zon geven, maar dat vond de vader
niet noodig.
„Dat was dat," zei de heer Evans, terwijl hij
alles in zijn eigen zakken borg. „Na jullie trouwen kun
je 't terugkrijgen."
Zijn stemming ging vooruit naarmate de avond
vorderde. Toen zij het avondmaal hadden gebruikt
en zijn pijp brandde, werd hij bijna vroolijk; en de
koelheid van zijn dochter was de eenige schaduw
op den overigens heel prettigen avond.
„Ze houdt zich nog een beetje koppig," zei haar
vader, toen ze boven was. „Ze wil je laten voelen,
dat ze je zoo maar niet vergeeft. En ik moet eerlijk
zeggen: je hebt 't er naar gemaakt, maar enfin, wat
voorbij is, is voorbij, vind ik maar."
Den volgenden dag was juffrouw Evans zooveel
bijgetrokken, dat het werkelijk leek, of het vermoeden
van haar vader juist was geweest. Aan de middag
tafel, in de arbeidspauze van haar vader en haar
broer, bediende ze den gast zoo royaal, dat de twee
andere mannen ruimschoots tijd overhielden om hem
te zien eten. En toen hij zijn hand over zijn' glas hield,
goot ze een halve pint kostelijk hier, dat de anderen
best gebliefd hadden, zijn mouw in.
Zij was den lieelen middag niet thuis, maar bij de
thee zat ze naast Carter en opgewekt nam ze deel aan
het gesprek over haar huwelijk. Ze zei Bert tegen
hem en als hij heimelijk onder de tafel haar hand
drukte, trok ze die niet terug.
„Ik begrijp niet, dat je hem niet dadelijk herkend
hebt," zei haar vader. „Je hebt anders óók je oogen
niet in je zak."
,,'t Is dom van me," zei Nancy. „Maar ik bén
sorns dom."
Wederom drukte Carter haar hand en toen hij met
teederheid in haar oogen keek, ontving hij een blik
terug, die hem nadenkend stemde. Die blik was te
koel en berekend, om echte genegenheid uit te druk
ken; sterker nog: na een volgenden blik twijfelde
hij, of er wel van genegenheid sprake kon zijn.
,,'t Is weer echt zooals vroeger, Bert," zei juffrouw
Evans, met een eigenaardig lachje. „Weet je nog wat
je zei dien middag, toen ik dien heeten lepel tegen je
nek hield?"
„Of ik 't weet!" was het antwoord.
„Nu, wat dan?" vroeg het meisje.
„Ik zég 't geen twee keer," antwoordde Carter
vastberaden.
Hij werd aan nog meer episodes herinnerd onder
dien maaltijd, maar met wat handigheid en een
zoogenaamd slecht geheugen sloeg hij er zich vrijwel
doorheen. II ij was heel aardig over zichzelf tevreden.
toen Nancy, afgeruimd hebbende, naast hem kwam
zitten met haar hand in de zijne. Haar broer zat te
brommen, maar de vader, in wien nog niet alle gevoel
gestorven was, keek naar hen met groöte voldoening.
Carter had beide handen bemachtigd en zat aller
liefste complimentjes te fluisteren, toen zij iemand
hoorden, die voor de open deur bleef staan, zoodat
ze snel vaneen weken.
„Middag, meneer Evans," zei een jonge man, zijn
hoofd naar binnen stekend. „Hé, Bert! Als je me
nou
„Hé!" zei Carter opstaande, met gehuichelde
opgetogenheid.
„Ik dacht, dat je zoek was," zei de jonge man.
Hij kwam. binnen en greep zijn hand. „Ik dacht al.
dat ik je nooit meer terug zou zien. Wel, wel, is me
dat een verrassing! ,1e kent Joe Wilson toch zeker
nog wel?"
„Ja natuurlijk," zei Carter. „Ik herkende je direct,
Joe."
Hij schudde Joe Wilson met vurigheid de hand en
na even geaarzeld te hebben, naar 't scheen, nam Joe
een stoel en begon hij over vroeger te praten.
„Als je één dingetje maar niet vergeten hebt, Bert,'
zei hij eindelijk.
„Wat dan?" vroeg Carter.
„Dat halve pondje, dat ik je geleend heb," zei
Wilson.
Na zijn eersten schrik hield Carter zich alsof hij
zich bezon en Wilson noemde bijzonderheden van
tijd en plaats, waartegen Carter niets in kon brengen.
Ilij keek naar den heer Evans, die nog steeds als zijn
bankier fungeerde, en na een korte aarzeling ver
zocht hij hem,'t bedrag uit te betalen. Daarna vlotte
het gesprek niet zoo goed meer en toen 't weer eens
wat lang stil bleef, vertrok de heer Wilson fluitend.
„Nog dezelfde aardige kerel," zei Carter luchtig,
toen Joe weg was. „Nog geen sikkepitje veranderd."
Nancv keek hem aan, maar zei niets. Zij wendde
haar blik naar een heer van middelbaren leeftijd, die
om den rand van de deur heen gluurde, guitig kieke
boe spelend met den argeloozen Carter. Toen hij er
eindelijk in geslaagd was, diens opmerkzaamheid tot
zich te trekken, kwam hij binnen en posteerde hij
zich, een beetje hijgend van het vermoeiende spel,
met uitgestoken handen voor Carter.
Fred Carter gaf hem een hand. „Hoe gaat 'tf"
vroeg hij met een gedwongen lachje.
„Je bent warempel nog kna*pper dan vroeger,"
zei de heer, op een stoel neervallend.
„Jij ook," zei Carter. „Ik zou je haast niet her
kend liehben."
„Enfin, ik hen blij, dat ik je weer eens zie," hernam
de ander, op een meer bescheiden toon. „We zijn
allemaal blij, dat je terug bent, en als de bruidstaart
wordt rondgedeeld, hoop ik, dat er voor Ben Front
ook een stukje hij is."
„Jij komt 't eerste aan de beurt, Ben," zei Carter
gauw.
Prout stond op en gaf hem nog eens een hand. „Zoo
zie je, hoe je je in de menschen kunt vergissen." zei
Srf
Wr:,**
-.ra
il ij, toen hij weer ging zitten. „Er hoeft maar een
kleinigheidje te gebeuren en we beoordeelen onze
medemensohen verkeerd. Toen je zoo plotseling ver
dween, vier jaar geleden, zei ik tegen mezelf: Nou,
Ben, zei ik, reken maar gerust, dat je die twee pond
kwijt bent."
Het lachje verdween van Carter's gezicht en er
kwam een zekere gedwongenheid over het heele
gezelschap.
„Twee pond?" zei hij ontoesehietelijk. „Welke
twee pond?"
„Die twee pond, die ik je geleend heb," zei Prout,
merkbaar met tegenzin.
„Wanneer?" spartelde Carter nog tegen.
„Dat weet je toch wel? Dien avond, toen we hem
samen op de pier tegen zijn gekomen," sprak juf
frouw Evans, met volkomen natuurlijkheid.
Carter schrok even en keek haar aan, in 't geheel
niet op zijn gemak. Het lachje om haar mond en de
triomfantelijke glans in haar oogen waren hem een
openbaring. Hij wendde zich naar meneer Evans
en vroeg hem, zoo kalm als hij maar kon, de schuld
vooi' hem te vereffenen. Meneer Prout stond te
wachten, met trekkende vingers.
„Enfin, 't is je eigen geld," zei Nancy's vader,
onwillig een beurs uit zijn broekzak trekkend. „En
je moet je schulden natuurlijk betalen; maar...."
Hij legde twee pond op tafel, maar schoot recht
van verbazing, toen meneer Prout het geld weg
griste en hals over kop de kamer uitholde. Ook zijn
zoon keek verbaasd, maar de andere twee hielden
zich heel gewoon. Carter was nu op het ergste voor
bereid en zijn stem klonk volkomen rustig, toen hij
order gaf tot betalingen aan nog drie heeren. die zich
dien avond vertoonden en eischen indienden, waaraan
juffrouw Evans steun verleende. Toen de laatste
schnldeischer vertrokken was, kwam*de heer Evans,
die stukje voor stukje zijn zelfheheersching had ver
loren, naar Carter toe. Ilij overhandigde hem zijn
horloge en ketting, een beetje kopergeld en het retour-
gedeelte van zijn spoorkaartje.
„Bij nader inzien geloof ik, dat we je maar liever
kwijt zijn," sprak hij, zwaar ademend. „Je zit
natuurlijk overal zoo in de schuld. Weet je, wat jij
bent? Een klaplooper. Een schuimer!"
Hij wees naar de deur; Fred Carter-deed tweemaal
zijn mond open om te spreken, en faalde; toen strom
pelde hij in de richting, waarheen Evans wees.
Nancy keek hem met een vreemden blik na.
,,'t Kwaad loont zijn meester," zei ze, minzaam
berispend.
„Vaarwel," zei Carter, en bij de deur bleef hij staan.
,,'t Is je eigen schuld," hernam juffrouw Evans,
door een prikje van haar geweten gekweld. „Als je
niet beweerd had, dat je Bert Simmons was, en als je
niet zoo vrijpostig Nan had gezegd, alsof je me al
jaren kende, had ik 't niet gedaan."
,,'t Is heelemaal niet erg," zei Fred Carter.
,,'t Spijt me alleen maar, dat ik Bert Simmons
niet hen. Goedendag."
„Spijt ine alleen maar...." zei Evans, die had
geluisterd met een open mond van
verbazing. „Wacht eens! Nu de
waarheidBen je Bert Simmons,
ja of nee?"
„Nee," zei Carter.
„Natuurlijk niet." zei Nancy.
„Dus die schulden waren niet
van jou?"
„Ze waren van niemand," zei
Nancv. ,,'t Was alleen maar om
hem te straffen."
Evans uitte 'n zonderlingen kreet
en honkte naar de deur. „Dat
geld haal ik ze wel weer af," bul
derde hij, „al moet ik ze onderste
boven houden om 't uit hun zak
ken te schudden. Jij blijft hier
zoolang."
Hij holde naar buiten en Jim
volgde hem, met,'t strakgewrongen
gezicht van een man, die moedig
gevaren gaat trotseeren.
„Je vader zei, dat ik bier moest
blijven," zei Fred Carter, en hij
kwam een stap verder de kamer in.
Nancy keek naar hem op, door
baar wimpers heen. „Wou je soms
liever weg?" zei ze, heel zacht.
EEN VERFRISSCHEND BAD