OVERSTAPPIE
l\ FRIESLAND
ai
r
14
Hoe bestaot 't," zegt
Overstappie veront
waardigd. „Nee, Jil
les, schei d'r maor mee uit,
die bokkenezentaol fan jou
leer ik nooit."
„Jou moete goed luus-
tere," tracht Jilles hem te
overreden. „Vooruut, een,
twee, drieFrysk bloed,
tsjuch op! Wol nou 'ris
brüze en siede...." en
voor den zooveelsten keer
zet de brave Jilles het
Friesche volkslied in, z'n
harmonica davert door het
huis. Doch welke hartbrekende pogingen Over
stappie ook aanwendt, het succes is slechts matig.
Kennelijk is de radde Amsterdamsche tong niet
zoo snel te wennen aan de inheemsche klanken
van „it heitelan". Neen, Jilles geeft het maar op.
Dat Overstappie 't niet leert, is minder, maar dat
ook Mientje zich zoo'n slechte leerlinge betoont.
Zal het dan zoover met Jilles komen, dat hij in z'n
eigen huis Hollandsch moet praten Dat is in heel
Tietjerksteradeel nog nóóit vertoond.
De taalmoeilijkheden echter daargelaten, het be
valt Overstappie best in Friesland en ook z'n reis-
genooten Papkind en Wimpie voelen zich wonderwel
op hun gemak in het kleine dorpje.
„Die Frieze falie me hard mee," moet Wimpie
verklaren.
,,'t Benne reuze-goosers," oordeelt ook Overstap
pie. „En ik had nog wel gedacht dat d'r liier mensche
eters woonde."
Dat Wimpie zich zoo goedgunstig
uitlaat, heeft z'n goede grondendoet
hij in heel Tietjerksteradeel geen ge
weldige zaken met z'n vermaarde
Gauwgladscheermesjes? Overstappie
daarentegen heeft hier geen zakelijke
belangen, zijn uitspraak is dan ook
vólkomen oprecht.
Tja, dat is een eigenaardige his
torie met die Friezen. In een grijs
verleden zijn er dikwijls heele ex
pedities Hollanders, met een graaf
voorop, naar hot Friesche waterland
getogen, maar meestal kwamen de
heeren niet ver. En de ontvangst, hun
door de vrijheidslievende
Friezen bereid, was veelal
van dien aard, dat er heel
wat grafelijke soldeniers
van zoo'n tocht nooit
terugkeerden. Sindsdien,
zegt men, wordt in Holland
beweerd, dat de Friezen
stugge menschen zijn.
Hoe dit zij, Friesland is
een mooi land en er valt
veel meer te zien dan de
Amsterdammers hebben
gedacht. Jilles ontpopt
zich als een geweldig gast
heer, hij heeft voor het
Hollandsche gezelschap
zelfs 'n heele rondreis in
elkaar gezet. Na twee nach
ten in de bedstee is Pap
kind volkomen over z'n
rheumatiek heen en moet
hij weer op de fiets klim
men. Jilles en Mientje gaan
op de tandem mee en zoo
trekt het gezelschap naar
Leeuwarden, waar ze in het
museum aan de Twee-
baksmarkt het zwaard van
Grooten Pier, het oude por
selein en de geweldige bot
ten van lang gestorven
Friezen bewonderen.
„Die opa's fan Jilles
Zooals onze lezers meten, ver
toeft Overstappie drie dagen
in Friesland, maar hij met
Papkind en Wimpie een
bezoek brengt aan Jilles en
Mien tje, de jonggehumden. Er
mordt 'n tocht gemaakt naar
Sneeken daar beleeft Wimpie
een hachelijk avontuur.
waore pootige knaopies,"
meent Overstappie.
In Franeker zien ze
het kunstige planetarium
van Eise Eisinga, den kon
digen klokkenmaker, die
met eindeloos geduld z'n
fijne radertjes in elkaar
zette. Ze komen in Win-
sum, in Wiewerd, in Lutke-
wierum en meer van die
doipjes met wonderlijke
namen en ten slotte voert
de tocht naar Sneek, de
I stad van de drabbelkoek
en de fraaie Waterpoort.
Sierlijk welft het oude gebouw zich over het
water. Papkind raakt in vervoering, hier moet hij
een foto maken! En al gauw dromt de jeugd om hem
heen, allemaal willen ze „oppe foto".
Tijdens dien rondrit door Friesland blijkt het, dat
Jilles geweldig veel familie heeft en als het Holland
sche gezelschap 't eigenlijk goed begrijpt
pakt de jonggehuwde echtgenoot deze ge
legenheid aan om z'n vrouwtje aan z'n
Vol trots toont Friesche
Jilles z'n Hollandschen
gasten de fraaie Water
poort te Sneek
verwantschap te vertoonen. Ontelbare „kopkes
thee met 'n klontsje" moeten onderweg worden
verorberd en in Sneek heeft Jilles ook nog twee
verre neven en 'n oudoom wonen. Ondanks alle
protesten moet ook dit rijtje nog worden afgewerkt.
„Ik heb anders al ooms genoeg gezien vandaag,"
meent Mientje.
„Jou inoete goed begriepe, we zijn nou tóch in de
buurt," zegt Jilles slim.
De verre neven intussclien zijn niet thuis, die
moeten dan maar wachten tot er weer eens ijs is.
„Wat dan?" vraagt Mientje vol bange voorgevoe
lens.
„Dan gaan we oppe skaats," zegt Jilles glunder.
„Hm," zegt Mientje slechts. Ze herinnert zich den
kouden mobilisatiewinter nog maar al te best. Toen
heeft Jilles wanhopige pogingen aangewend z'n
aanstaande bruid de kunst van het schaatsenrijden
bij te brengen. Doch veel succes had dit streven niet.
Neen, als het aan Mientje ligt, komt er nooit meer
vorst, want dan wordt haar brave Jilles opeens erg
fanatiek.
„En nou nog offe die eene oudoom en dan gaone
we naor 't Sneeker meer," zegt Overstappie, Per slot
van zaken moet hij morgen weer naar Amsterdam
terug en hij wil Friesland niet verlaten, zonder iets
van de beroemde meren te hebben gezien.
Die. oudoom heet Romke, net als de jeugdige
broer van Jilles, en't schijnt een krasse baas te zijn.
Al ver in de zeventig is hij, maar nog steeds leest oom
Romke zonder bril. En 's winters op het ijs maakt
hij menig jongkerel beschaamd.
„We moest'n oom Romke 's verrass'n," bedenkt
Jilles en die verrassing had hij zich zóó gedacht: hij
zal zich met Mientje voorloopig wat achteraf houden
en dan moet kleine Wimpie maar vast aanbellen!
„Reuzenbak," prijst Wimpie. „En wat mot ik dan
segge?"
„Jou bedenke maar wat," zegt Jilles luchtig.
„Laot ie liever anbelle en dan hard wegloope,"
oppert Overstappie. „Da's nóg lolliger! Of laoto we
eerst voor Wimpie erreges '11 feestneus opsnorre."
Doch van dit alles wil Jilles niets weten,
precies zooals hij het bedacht heeft moet
het gebeuren. Wimpie moet maar gewoon
aanbellen.
„En as die ooine dan nijdig wordt?" be
denkt Wimpie nu.
Dan zal Jilles wel gauw te voorschijn komen
om de situatie te redden. Heusch, Wimpie
heeft niets te vreezen. DaAr is het huis.
„Je mot 't sellef wete," zegt Wimpie. Als
Jilles nu eenmaal zulke
merkwaardige opvattingen
van humor heeft, hij houdt
zich er buiten. En dan stapt
Wimpie op de deur af,
die Jilles hem aanwijst.
Romke Hynxtama, staat
er met zwierige krullen op
het naambordje.
En zoo staat Jilles nu
met Mientje om den hoek,
Papkind en Overstappie
bewonderen als argelooze
toeristen een oud geveltje
en Wimpie trekt aan de
bel tot er in huis opeens
een geweldige klok begint
te luiden. Eerst gebeurt er
'n heelen tijd niets, maar
eindelijk klinken in de
gang sloffende schreden.
En dan slaat Wimpie
haast steil achterover, want
in de deuropeningverschijnt
oom Romke en hij is een
reus met 'n kalotje op en
'n lange steenen pijp in de
hand, wel twee hoofden
steekt hij boven kleinen
Wimpie uit. Tja, wat moet
Wimpie nu zeggen?
„Wat kommejou doen?"
vraagt oom Romke en zijn
stem is zoo luid, dat het
wel duidelijk is, dat de
oude Fries flink doof is.
„D'r komt 'n neefie.
stottert Wimpie. Waar
blijft die malle Jilles nu?
„Ik begriep 't al," zegt
oom Romke nu onverwacht,
H.RotgahJ