EEN TUINTJE MET
WIJNSTOKKEN
7
„Ik denk het ook niet," zei hij barsch.
door Jarina Callos
Gerechtsbode Poulos,
keurig in uniform
en met ijdel behagen
zijn klein zwart siïorretje
streelend, nam het oude
mannetje, dat hij hem in
de wachtkamer zat, met
een vernietigenden blik op.
Zóó'n grienenden huilebalk
liad hij het scheepvaart
gerecht nog nooit voorge
leid; hij had nooit geweten
dat er bij de kustwacht
zulke oude besjes werkzaam
waren.
Het mannetje op de bank,
zenuwachtig aan zijn Kleve
rige uniformpet frunni
kend, verhief weer zijn
klagende stem.
„Ik bezweer het, edelachtbare, ik ben net zoo
onschuldig als een pasgeboren kind. U kunt iedereen
op het eiland vragen, of de oude Melfrides ooit maar
een seconde te laat op zijn post is geweest. Ernstig
plichtverzuim; hoe kunnen ze het zeggen? Een
ongeluk was het, zoowaar als ik hier zit, edelachtbare.
En dat dit mij nu juist moet overkomen. Volgend
jaar zou ik met pensioen gaan. We zouden in de
buurt van Egina gaan wonen, mijn vrouw en ik.
We hadden aï een aardig huisje op 't oog, precies
geschikt voor ons tweetjes. Met 'n stukje grond er
achter voor honderd wijnstokken. Dat is altijd mijn
vurige hoop geweest voor den ouden dag: een klein
eigen huisje met 'n honderd wijnstokken. Maar nou
zal er wei niets van komen. Wat denkt u ervan,
edelachtbare.
Bode Poulos keek verveeld naar de deuren van de
zittingszaal. „Ik denk het ook niet," zei hij norsch.
GHaude Melfrides zuchtte. Het was de eerste maal,
dat hij op liet vasteland kwam en hij vond de men-
sclien in de stad allesbehalve vriendelijk.
De duistere, halfverwarde gedachtengang van den
ouden Melfrides werd plots onderbroken door het
gerinkel van een schel.
„Jouw beurt," zei bode Poulos en met knikkende
knieën kwam de oude overeind van de bank. Hij
werd naar binnen geduwd en bevond zich in een
klein zaaltje met een groene tafel in hot midden
en banken aan den wand. Achter de tafel zaten
drie hoeren.
„Kom nader!" hoorde hij den middelsten heer op
bevelenden toon zeggen,-maar hij was zoo beduusd,
dat het bevel niet terstond tot hem doordrong.
„Hoor je niet wat mijnheer de president zegt?"
beet Poulos hem toe, terwijl hij hem een duw gaf.
Schoorvoetend strompelde hij daarop naar de
tafel, met zijn vette pet onder zijn arm.
„Je bent Glaude Melfrides, vuurtorenwachter van
Hydra?" begon de president.
„Jawel, edelachtbare," antwoordde hij nederig.
„De kustwachtinspecteur van Nauplia heeft een
klacht tegen je ingediend wegens dronkenschap en
ernstig plichtverzuim," hernam de president op
strengen toon. „Voorbijvarende schepen rappor
teerden eergisteravond, dat het kustlicht niet
brandde. Toen daarop een motorboot naar het eiland
uitvoer en bij den vuurtoren aanlegde, vonden ze je
slapend op den vloer en op de tafel stond een flesch
rum. Zijn dat de feiten niet?"
„Ja...jawel, edelachtbare," stotterde Melfrides. „Ik
lag te slapen, dat is juist. Maar de flesch was leeg."
„Juist, den inhoud had je opgedronken. Je was dus
beschonken. Dat is een zeer ernstig feit. Ten gevolge
van dit plichtverzuim heeft het vuur van Hydra
van negen uur 's avonds tot drie uur 's nachts niet
gebrand, waardoor ernstig gevaar voor het scheep
vaartverkeer-kon ontstaan. Een oude man, die al
zooveel jaren in dienst van de kustwacht meeloopt,
moest zich zijn verantwoordelijkheid beter bewust
zijn. Dronkenschap in dienst en grof plichtverzuim
worden gestraft met onmiddellijk ontslag."
„Ontslag, edelachtbare?" vroeg Melfrides klagend.
„Maar ik was heelomaal niet dronken, edelachtbare.
Fk had slechts een scheutje rum van m'n ouwe vrouw
meegekregen. Omdat ik in het water had gelegen....'
De president onderbrak hem met
een ongeduldig gebaar. „Dat maakt
geen verschil, veel of weinig. Je
was zoodanig onder den invloed,
dat je niet in staat was je dienst
naar behooron te verrichten. Heb
je anders niets tot je verdediging
aan te voeren?"
Glaude Melfrides schudde ver
slagen zijn hoofd. „Neen, edelacht
bare. Alléén dat ik niet dronken
was. Ik zweer het." Er trilde
plotseling verontwaardiging in zijn
stem. „En dat ik sliep, dat kwam
omdat ik in het water was ge
weest.
„Dat kun je ons gemakkelijk
wijsmaken. Daarenboven, je had
dan maar niet in het water moeten
gaan."
„Dat moest ik wél, edelachtbare.
Mag ik het u even vertellen? De
inspecteur wilde me niet gelooven,
maar ik zweer, dat ik de waarheid
spreek. U zon het de menschen
van Custos kunnen vragen.
De president keek even van zijn
papieren op. „Custos, dat bad
plaatsje op Hydra? Goed, vertel op, maar maak
het kort.
Glaude Melfrides stak zijn vette pet van zijn eenen
arm onder den anderen en rechtte zijn gebogen rug.
„Zóó is het gegaan, edelachtbare. Ik had den
heelen middag krabben gevischt tusschen de rotsen
en tegen zes uur wilde ik naar huis gaan. Ik had tijd
genoeg, om half negen hoefde ik pas op den vuurtoren
te zijn. Met een vol net op mijn rug ging ik op weg.
Toen ik 'n minuut of tien geloopen had, passeerde ik
een paar dames met kinderen, die aan het water zaten
te spelen. Een paar andere kinderen spartelden in
het water rond. Ik was hen al een eind voorbij, toen
ik plotseling bespeurde, dat een van die kinderen in
gevaar verkeerde. Hij kou wel zwemmen, maar hij
had zich te ver uit de rotsen gewaagd en ik ver
wachtte elk oogenblik, dat de stroom hem mee zou
trekken.
De dames schenen niets van het gevaar te ver
moeden, waarin de jongen elk oogenblik kon komen
te verkeeren. Maar ik wist er alles van, want ik ken
de kust op mijn duim. En
dus bedacht ik me niet
lang. Ik ben wel oud, maar
nog sterk voor twee en ik
kan zwemmen als een rat.
Ik wierp mijn net neer,
deed mijn bovenkleeren uit
en sprong in zee. En op
hetzelfde oogenblik zag ik
den jongen verdwijnen. De
dames zagen het ook, want
zij gilden, en dat waS het
laatste wat ik van hen
hoorde. Ik zwom en toen
ik zoowat honderd meter
uit de kust was, zag ik
den jongen weer boven
komen. Hij schreeuwde en
ik schreeuwde terug, dat hij
zich zoo rustig mogelijk
moest houden. Hij dreef
zes meter van me af een
paar flinke slagen en toen
had ik hem bij zijnharen...."
Glaude Melfrides had zijn
relaas met vuur voorgedragen, maar toen hij ben
strakken blik van den president opving, ging hij op
bedaarder toon voort„Nou, edelachtbare, hoe ik hem
aan den kant kreeg, weet ik zelf niet meer. Maar ik
was doodmoe, toen ik weer vasten grond onder mijn
voeten had. De dames huilden en de jongen ook. maar
hij mankeerde niets. En een van de dames zei, dat ik
uit Nauplia nog wel iets van haar zou hooren. Daarop
ben ik naar huis gegaan, om me te verkleeden. Ik
heb gegeten en ben naar den vuurtoren gegaan. Ik
was koud en rillerig en mijn vrouw gaf me een
scheutje rum mee. Niet meer dan een scheutje;
ik zweer het. En toen overkwam me dat ongeluk,
edelachtbare. Om kwart voor negen klom ik de
trap op naar de lichtkamer om de lamp te ont
steken en daarboven kreeg ik opeens een raar gevoel.
Het was of <fe toren stond te schudden onder mijn
voeten en toen ik een steuntje wilde zoeken aan den
wand, viel ik plotseling neer. En daar hebben ze
me 's nachts gevonden. Maar dronken was ik niet,
edelachtbare. Het was een ongeluk
De oude Melfrides schrok van den blik, dien de
president op hem gevestigd hield. Zijn wenkbrauwen
waren gefronst, op zijn voorhoofd lagen diepe rimpels
en hij keek hem tusschen zijn halfgesloten oogleden
aan, alsof hij tot op den bodem van zijn ziel wilde
lezen.
„Die dame kwam van Nauplia?" vroeg hij plotse-
iing.
„Jawel, edelachtbare," zei Glaude Melfrides.
„Weet je ook hoe zij heette?"
„Mevrouw Paridos, zei ze. En die jongen heette
Leon en dat was haar zoontje.
De onheilspellende uitdrukking verdween als bij
tooverslag van het strenge gezicht van den presi
dent. Hij keek links en rechts de beide heeren aan
en begon eensklaps te lachen. De anderen lachten
ook, zelfs bode Poulos mengde zich in het vroolijke
koor. Glaude Melfrides stond beduusd. Lachten ze
hem uit, geloofden ze hem niet?
„Vraag het maar eens in Custos, of ik u belieg!"
schreeuwde hij verontwaardigd, maar met een
handgebaar legde de president hem het zwijgen op.
„Wij gelooven je onvoorwaardelijk, Glaude Mel
frides,'! zei hij op bijna hartelijken toon. „Het
scheepvaartgerecht spreekt je vrij van de beschul
diging. Je kunt naar huis gaan. En het blijft bij wat
die dame tegen je heeft gezegd - spoedig zul je
meer van die moedige daad hooren.
Zij lachten weer, doch thans om zijn verbluft
gezicht en bode Poulos nam hem bij zijn arm en
leidde hem de zaal uit. In de wachtkamer liet hij
hem weer los.
„Vrijgesproken? Heb ik dat goed gehoord? Kan
ik dus weer gewoon aan het werk gaan en wordt
mijn pensioen mij niet afgenomen?" vroeg Glaude
Melfrides in één adem door.
„Geen sprake van," verzekerde Poulos plechtig.
„Gelukkig," lachte Glaude Melfrides vroolijk.
„Ik had het anders benauwd, edelachtbare. Als je
je heele leven lang naar een eigen huisje hebt ver
langd! En ik had die honderd wijnstokken al gekocht.
Prima bloei van dit jaar.
.Honderd wijnstokken, zeg je.
De edelachtbare Poulos sloeg bijna dubbel van
plezier. „Man, schei toch uit," zei hij hiklachend.
„Wat zijn nu honderd wijnstokken voor een man,
die plotseling beroemd is geworden? Weet je wel.
„Ik ben nog sterk voor twee en kon
wemmen als een rat."
wie die jongen was, dien je hebt gered? Niemand min
der dan de kleinzoon van hoofdrechter Paridos, den
rijksten en machtigsten man van heel Peloponnesus.
Dezelfde man, die je zooeven heeft vrijgesproken.
Man, zwijg over je honderd wijnstokken. Let eens
op mijn woordeneen heelen wijnberg zal hij met
pleizier voor je koopen.
MEDEDEELING
In verband met de wijziging van de wet op de
omzetbelasting moeten wij onzen weekabonné's
met ingang van het volgend nummer voor elk
exemplaar, naast den gebruikelijken prijs van
12Yz rent. voor omzetbelasting 1 cent in rekening
brengen, lie tarieven voor kwartaalabonnementen
zijn eveneens met de belasting verhoogd.
DE Dl EEC TIE