bladeren van de tabaks planten beschermen tegen den wind, waar ze erg ge voelig voor zijn. „Ik ver bouw dit jaar maar een stuk of vier verschillende soorten, maar er zijn wel jaren geweest, dat we dertig soorten uitzaaiden." „Is het verbouwen van tabak in de afgeloopen jaren niet erg onvoordeelig geweest!" vroegen we. „Nou, we hebben slechte jaren gehad, héél slechte, maar ach, als we maar ge noeg hadden om van rond te komen, waren wij al tevreden." Geruimen tijd kijken we naar het „oogsten" van de tabak. Ongeloofelijk han dig zijn de zoons van den boer. Zij plukken snel en toch voorzichtig de groote, vettige tabaksbladeren, de heele rij, van 't middenpad tot aan de haag. Dan keeren zij terug naar het pad en leggen de geplukte bladeren op een hoop. Hebben zij een deel van het veld be werkt, dan dragen zij de geurende groene stapels naar de droogschuur. Is er zoo een deel van den oogst binnen, dan zet de heele familie zich op lage bankjes neer. De bladeren worden dan „gebost". Eén sorteert er de bladeren in groote en kleine, een ander steekt ze bij de hoofdnerf op lange puntige stokken. Merkwaardig snel gaat dat. Op het bankje vóór den sorteerder worden de groene bladeren ge stapeld en dan geeft deze snel en vlug met een vlijmscherp mesje een lange kerf over de dikke nerf heen. Daardoorheen steekt dan de stok. Is zulk een stok, ongeveer anderhalven meter lang, gevuld met dicht tegen elkander aangeschoven bladeren, dan wordt hij naast de andere opgehangen in de rekken, die zich in het ruime dak van de schuur bevinden. En daar drogen zij; in den wind, die door de kieren blaast. Weer later, als zij bruinig verkleurd zijn, worden zij in staande rekken gebracht en weer door de zon en den wind gedroogd. En ten slotte worden zij in „bussels" saamgevoegd, soort bij soort. In het najaar komen dan de handela ren, die den oogst voor de fabrieken opkoopen. De bodem, de zon, de wind en de planten hebben dan hun plicht vervuld, de fabriek neemt hun taak over. De planter intusschen begint weer met zijn zor gen voor den nieuwen aanbouw. Van de niet- „ontharte" planten, die wild op konden schieten, tot twee meter hoogte vaak, en waarin het zaad zich vrij kon ontwikkelen, worden de zaadbollen genomen, die vervolgens onder broeikassen in vochtig- bruine aarde worden gelegd, om tot vóór ontkieming te komen. In Maart worden dan opnieuw de velden bezaaideen nieuwe oogst kan rijpen. Zoo gaat het werk op de velden rusteloos voort. Besluiten wij dit korte overzicht niet zonder nog iets te hebben verteld van wat er nu met de tabak gebeurt in de fabriek. Daar arriveert de oogst dus van de plantages, tot nu toe in hoofdzaak van de buitenlandsche, doch weldra wellicht ook van de Nederlandsche velden. Zij wordt daar gemêleerd met andere soorten, ten einde het door de rookers gewenschte aroma te verkrijgen, wordt vervolgens ge vocht en naar de kerverij gebracht. Hiér wordt de tabak gesneden, ten minste dé shag-, rook- en pruimtabakken. Grof ge sneden wordt pruim-fijn gekerfd shag- tabak. Vandaar gaat zij in de droogtrom- mels, waarin zij tot een bepaalde temperatuur wordt verhit, tot verwijdering van de beruchte „kwade dampen". In een Het plukken gaat verbazend mei in zijn werk. De arbeiders slaan de geplukte bladeren behendig hun beenen, zoodat zij hun handen koelmachine wordt zij dan gezuiverd en gekoeld en zij is gereed, op de ver pakking na. En nu de sigaren. Ja, dit is eigenlijk een hoofdstuk apart en daarom moeten wij het wel zéér in vogel vlucht behandelen. Het binnenwerk van de sigaren bestaat uit, of liever: be staat tot nu toe uit over- zeesche tabak. Uit Havana, Brazilië en Java. Om dit binnenwerk legt de vaar dige hand van den sigaren maker het binnenblad, weer uit andere tabak bestaan de, en, ten slotte volgt het gewichtige dekblad, voor kenners het herkennings middel voor de goede sigaar. We hebben geruimen tijd dit „groeiproces" van de sigaar staan bekijken en we moeten u ge tuigen; het is een kunst. Vervolgens gaan de sigaren in hun verschillende soorten (geperst en niet-geperst) en in allerlei vorm De tabaksplant, gereed voor den eersten pluk. De onderste bladeren dienen voor het binnenwerk van sigaren, dan komt het dekblad en hoogerop aan den stengel de pruimtabak. De plukkers bewegenzich van het middenpad naar de haag, rij voor rij, en keeren dan naar hun uitgangspunt terug, waar zij den oogst op een hoop leggen later wordt de pluk naar de droogschuur gebracht, (Eigen opnamen) naar de sorteerderij. Een tabaks-kunstenaar sorteert daar de sigaren feilloos in roode, vale en lichte siga ren en verpakt ze in de kistjes. Ook dit is vak werk van de eerste soort, waarvan we u als leeken niet meer durven vertellen. En ja, ten slotte gaat dan de „versche" sigaar in de droogkamers. Zoo is in het kort en onvolledig geschetst, wat er in de fabriek ge schiedt. Van plant, beter nog, van zaadje tot sigaret, sigaar, rook- of pruimtabakhet is een heele weg, een interessante weg enwat weinigen zich tot nu toe realiseerdenhij kan van phase tot phase in het eigen land gevolgd worden! Het gezin van den tabaksplanter aan den arbeid in de droogschuur. Links ziet men het kerven, rechts het sorteeren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 3