n if* De ijskolver, naar een oude gravure van Romein de Hooghe. bepaling, dat „iemand met kolven anderhalve fles wijn verlooren hebbende, zal mogen uitscheiden!" De befaamde rederijkers, de voor- loopers van de amateur-tooneel- onzer dagen, waren ook groote liefhebbers van kolven; na hun bijeenkomsten werden er meestal 'n paar partijtjes gemaakt. Zelfs hadden deze vereenigingen vaak 'n specialen „kolvenaar" of kolfmeester, wiens werkzaamheden in de reglemen ten zorgvuldig werden omschreven. den voorpaal. Krommenie, tijde Zoo'n baan is tw ONZE VADEREN EN WIJ Onze vaderen, zegt men, waren niet sportief, ze hadden de sport nog niet ontdekt. Neen, dan doen wij het beter: we hebben belangstelling voor wielrennen, voor ijshockey, voor zwemrecords en bovenal voor voetbal. Maar dat wil in de meeste gevallen zeggen, dat we er op de tribune naar zitten kijken! Het onsportieve voorgeslacht kolfde in 1792 nog op ruim vierhonderd banen, over het geheele land verspreid. En wat hun verdere sportiviteit betreft: wij voelen ons al lieele zeilers als we 'n beetje kunnen manoeuvreeren met een larkje of 'n B.M., maar zij zeilden naar Indië. Intusschen, kolf is niet dood. Wel begon in de negentiende eeuw de belangstelling te tanen, doch in Noord-Holland heeft men zin voor traditie. Daar, in de Zaanstreek, in Waterland en het Noorderkwar tier, wordt het oude spel nog steeds beoefend, de clubs hebben zich vereenigd in den Nederlandschen kolfbond, waarvan de burgemeester van Groote broek, J. A. Schrijnder, voorzitter is, en in de Sep tembermaand wordt steeds een groote nationale wedstrijd gehouden. Dit jaar te Krommenie namen 26 vereenigingen aan dit tornooi deel, in totaal lieten 229 kolvers zich inschrijven. een overzicht van de baan van de sociëteit „Ons Genoegen" te is den nationalen wedstrijd van den Nederlandschen Kolfbond. nntig meter lang en vijf meter breed. Geheel achteraan ziet u den achterpaal en het eindrabat. Wat houdt het spel nu eigenlijk in? Wel, kolf is een behen digheidsspel van fijne berekening. Gemakkelijk is het niet en vooral is een vaste hand noodig. Om te beginnen maakt u den „uitslag", d.w.z. u slaat den bal met uw kolf van 't begin van de baan naar 't aehtersehot, of, zooals dat ook wel heet, het „eindrabat" en u moet zoo hard slaan, dat de bal naar den daar geplaatsten achterpaal terugkomtraakt u dien paal meteen, dan is 't nog beter. Daarna volgt de „opslag", u slaat den bal zoo hard op den achterpaal, dat hij wederom naar voren rolt, het voorschot raakt en vandaar zoo mooi mogelijk bij den voor- paal komt te liggen. Ook hier geldt hetwordt de voorpaal bij deze gelegenheid óók geraakt, dan is dat nóg mooier. Dan volgt de laatste en meest beslissende slag: de „eindslag". Thans moet u den bal tegen den voorpaal laten kaatsen en wel zoo behendig, dat hij weder om zoo dicht mogelijk bij het achterschot komt te liggen. Deze drie slagen vormen gezamenlijk, zooals de kolvers zeg gen, een „slag" en elke partij telt vijf van die slagen, steeds dus weer bestaande uit drie aparte slagen. Dat klinkt nu wel heel ingewikkeld, in aar de spelregels zijn gauw genoeg te Wie aan den groolen kolf- wedstrijd deelneemt, moet minstens een dag van huis. Maar u ziet, als u succes heeft, komt u in elk geval niet met leege handen terug (Eigen opnamen) De. voetstukken der palen worden regelmatig nat ge houden.. Klaar voor den beslissenden eindslag. Niet te hard, want dan kaatst de bal tegen dit ach terschot te ver terug. Hoe dich ter bij dit schot, hoe meer punten, deze slag oplevert. leeren. Alleen, om een goed kolver te worden is heel wat oefening noodig, vraag het maar eens aan de Noord-Holianders. Kolf voldoet niet geheel aan de oischen die de moderno tijd aan een sport stelt, een succesnummer op de Olympische Spelen zal 't stellig nooit wordenMaar toch, wie de kolven hoort klikken en de ballen over de baan ziet suizen, verheugt zich. Want hior, op de kolf banen van Noord-Holland, wordt de herinne ring bewaard aan het verleden en speelt men nog steeds 't spel onzer vaderen, vol traditie en oer-Nederlandseh. L.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 7