DOOR A. FABER STAND Er was in de familie heel wat over te doen geweest, toen Willy, de jongste dochter van de Van Raevens, zich wilde verloven met Karei Blikmaker. Men moet eerlijk toegeven, het was een vervelend geval. De Van Raevens behoorden van geslacht op geslacht tot de gezeten burgers van het stadje. Willy's vader was er dokter, haar grootvader was er notaris geweest en heel de familie was er trotsch op, dat een Van Raeven in de historie der stad een voorname rol had gespeeld. Nu wilde Willy zich verloven met Karei Blikmaker, boekhouder aan de conservenfabriek, waar zijn vader, thans gepen- sionneerd, jaren lang als arbeider werkzaam was geweest. Op Karel's vader en moeder viel niets aan te merken. Het waren nette, eenvoudige menschen, maar ja. Karei was nu eenmaal geen partij voor Willy van Raeven. Over het begrip stand kan men vellen vol schrijven en toch kan men er geen vast omlijnde theorie over opstellen. Stand laat zich niet bepalen door fortuin, door de huurwaarde van iemands huis, door de meer of minder smaakvolle meubileering, door kleeding. Stand is iets, dat moet worden aangevoeld. Intusschen waren heel wat harde woorden over Willy's plan gevallen; de harmonie in den huize Van Raeven was er totaal door verstoord. Vader wilde Karei niet ontvangen, moeder zocht te be middelen. Willy zei koppig, dat ze Karei al van de H.B.S. af kende, dat ze zou doorzetten en desnoods zou trouwen op een acte van eerbied, wanneer vader geen toestemming wilde geven! Bijna een jaar lang had deze gespannen verhouding al geduurd en geen van beide partijen wilde van toe geven weten. Willy ging geregeld met Karei uit, kwam bij zijn ouders, maar bij de Van Raevens mocht hij niet in huis komen. Eindelijk bezweek mijnheer Van Raeven voor de argumenten van zijn vrouw; dat er toch niets aan te doen was, dat er op Karei en zijn ouders niets viel aan te merken en dat het maar beter was, dat het paar zich officieel verloofde dan voort te blijven gaan op deze manier, waarover in heel het stadje werd gesproken. Willy kreeg dus haar zin en toen het besluit een maal was gevallen, wist ook mijnheer Van Raeven zich in den toestand te schikken. Hij moest zelfs erkennen, dat hij met zijn aanstaanden schoonzoon uitstekend kon opschieten en beide partijen waren zoo verstandig om over de maatschappelijke klove tusschen de families niet te spreken. Ook de rest van de familie Van Raeven draaide langzamerhand bijaan vankelijk nog wat aarzelend, maar toen men Karei leerde kennen als een aardigen beschaafden jongen, bleek het ijs spoedig gebroken. Alleen oom Felix, de suikeroom van de familie, kon zich met den gang van zaken niet vereenigen. Hij moest niets hebben van dat huwelijk met den „vierden stand", zooals hij zich sarcastisch placht uit te laten. Zijn vader, die op „Raeven- horst" had gewoond, zei altijd, dat een mésalliance van een van de kinderen het ergste was, wat een familie kon over komen. Hij vond Willy een aardig meisje en mocht haar graag, maar dién stap kon oom Felix haar niet vergeven. Het verlovingsbericht beantwoordde hij daarom met een kaartje. Oom Felix was al jaren weduwnaar, had geen kinderen en zat er, naar alge meen verondersteld werd, warmpjes bij. Wel had hij, toen hij nog in zaken was, nooit veel uitgevoerd en zich hoofdzakelijk bepaald tot het nauwkeurig bijhouden van de chronique scanda- leuse van het stadje, maar door verschillende erfe nissen moest hij toch een vrij aardig vermogen bezitten. Ofschoon de reactie op het verlovingsbericht niet veel blijk gaf van groote hartelijkheid van oom Felix' kant, zou het van het jonge paar toch niet erg tactisch zijn geweest, wanneer het dit goud gerande familielid had verwaarloosd en toen een avondje werd gegeven bij gelegenheid van de ver loving, besloot men ook ooin Felix uit te noodigen. Hij zou wel bedanken, maar hij kon in elk geval nooit zeggen, dat hij gepasseerd was. Tegen de verwachting in werd de invitatie aan genomen, want oom Felix was op het punt van principes nogal plooibaar en hoe hatelijk hij zich tegenover anderen over deze verloving ook mocht uitlaten, inwendig was hij toch vereerd, dat hij nu werd uitgenoodigd. Eigenlijk vond men het vrij onaangenaam, dat hij zou komen. Hij was een van die menschen, die altijd aan het woord moeten zijn, maar vooral was hij in de familie berucht om zijn plompe en dikwijls beleedigende opmerkingen, vooral wanneer hij een paar glazen whisky had gedronken. Hijzelf placht deze eigenschap goed te praten met de woorden: „Ik zeg altijd maar ronduit hoe ik het meen!" De jongere generatie noemde hem meestal zeer oneerbiedig het „Gouden Kalf". Natuurlijk alleen in zijn afwezigheid- Zoo zou dan oom Felix liet verlovingsavondje met zijn tegenwoordigheid op luisteren. De ouders van Karei hadden voor de uit- noodiging bedankt en hoe wel dr. van Raeven hun nog eens uitdrukkelijk had verzekerd: „wij zijn geheel onder ons", hadden ze te kennen gegeven, liever later eens een bezoek te komen brengen. Oom Felix had dien avond natuurlijk het hoog ste woord. Hij vertelde voor de zooveelste maal van alle bravourstukjes, welke hij -in werkelijk- T Mijn vadert" sprak Karei T langzaam, tenoijl hij oom Felix strak in de waterige oogjes keek.... heid of in zijn fantasie in zijn leven had uit gehaald, allemaal afgezaagde verhalen, die iedereen al kende, maar die in elk geval toch tot een geanimeerde stemming bijdroegen. Alles ging goed tot na zijn derde whisky, toen hij zich geroepen voelde „een woordje te zeggen". Hij herinnerde met licht bewogen stem aan zijn lieve, overleden vrouw en aan zijn eigen gelukkig huwelijk, hoopte, dat het jonge paar hetzelfde geluk mocht ten deel vallen, maar kon niet nalaten aan het slot te verklaren, dat hij toch in principe deze verloving bleef afkeuren Het was duidelijk merkbaar, dat deze tactlooze woorden op Karei een pijnlijken indruk hadden gemaakt. Hij was stil en ook Willy zei niet veel. De stemming was weg. Oom Felix scheen hiervan niets te bemerken en begon met nieuwen moed aan zijn repertoire. Zijn glas was leeg, maar niemand, behalve hijzelf, vond het noodig om het weer te vullen. „Kom Willy, kom kind, schenk me nog eens in. Je bent altijd mijn liefste nichtje geweest. Weet je nog wel, dat je vroeger op „Raevenhorst" kwam logeeren en dat je dan altijd zoo graag luisterde naar de verhalen over Otto van Raeven uit de jaren 1813? Ja, dat was een prachtkerel.zeg, Karei, wat heeft jóuw vader eigenlijk gedaan?" Karei werd bleek, doch herstelde zich terstond, mevrouw van Raeven trachtte het gesprek een an dere wending te geven en mijnheer had last van een plotseling opkomende hoestbui. De andere gasten keken verlegen naar den grond. „Mijn vader?" sprak Karei langzaam, terwijl hij oom Felix strak in de waterige oogjes keek, „mijn vader heeft altijd hard gewerkt en zijn plicht ge daan De aderen zwollen op oom Felix' voorhoofd, want zóó onder den invloed van de whisky kon hij niet zijn, of hij begreep maar al te goed, dat dit antwoord een zinspeling was op zijn eigen leven, dat hjj groo- tendeels met niets-doen had doorgebracht. Hij keek op zijn horloge en twee minuten later was hij vertrokken, omdat hij den volgenden dag reeds vroeg de stad uit moest. Nooit heeft hij deze nederlaag kunnen vergeten. Van het huwelijk nam hij geen nota en toen hij een paar jaar later overleed, bleek, dat hij dien tak van de familie Van Raeven totaal had onterfd. Ten slotte was dit laatste niet zoo heel erg, want oom Felix' nalatenschap moest onder beneficie van inventaris worden aanvaard. De schulden zouden vermoedelijk een halve ton meer bedragen dan de baten Willy zei koppig, dat ze Karei al van de H.B.S. af kende, dat ze zou doorzetten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 11