Solvolifh Vasenol Een actief middel tegen tandsteen, de aartsvijand van het gebit. 15 Zij was nog onvolwassen, ongeveer achttien jaar oud, en haar slanke gestalte had een eigenaardige, onverzorgde schoonheid. Zij krennde toen Hyslop haar zacht jes verlegde. Haar huid voelde bran dend aan. De oorzaak van de koorts was hem een raadsel, totdat hij het kleine gezwel ontdekte achter haar linkeroor een acuut geval van zwerende mastoiditis. Hyslop verloor den moed. Nadat hij zijn diagnose gesteld had, wendde hij zich tot Uien. „De toestand is zeer ernstig. Je had me al dagen geleden moeten laten roepen." ,,'t Is alleen maar koorts," sputterde Glen. „We hebben al ganzevet. en warme omslagen met zemelen aange wend. Maar morgen haal ik bloedzuigers uit het meer. Dan zal ze wel beter worden." „Dan zal ze dood zijn." Verlamd van schrik staarde Robert Glen Hyslop aan. „Hier, kijk eens, Glen." Dokter Hyslop sprak heftig. „Onder dit beentje zit een abces. Tenzij het weggehaald wordt, breekt het door naar de hersenen. Als we niet onmiddellijk ingrijpen, heeft je dochter nog slechts een uur of zes te leven." De ander greep naar den muur als om steun te zoeken. „Is dat de waar heid!" „Waarom ter wereld zou ik liegen!" Glen klemde zijn kaken krampachtig op elkaar. „Doe het dan maar. Mis schien kan ze beter worden." Een huivering doorliep Hyslop bij deze woorden, want hij begreep wat dit besluit den ander gekost moest heb ben. Hij had Glen bewogen hem de operatie te laten verrichten. Wat zou er gebeuren als het verkeerd afliep! Hij opende zijn valies, legde instru menten en verbandwatten op volgorde gereed en vulde twee schalen met een carboloplossing. Vervolgens namen de beide mannen de patiënte tusschen hen in van de sofa en tilden haar op de kale, houten tafel. Hyslop plaatste het met ether doordrenkte masker over haar gelaat. Vier minuten lateT verzamelde hij al zijn moed en nam een lancet uit het etui. Het flikkerlicht van de olielamp, die door Glen werd bijgehouden, was afgrijselijk, en de omstandigheden kon men zich onmogelijk slechter denken; zelfs onder de gunstigste voorwaarden was deze operatie nog hachelijk en vergde zij beangstigende nauwlettend heid. Ofschoon dokter Hyslop in zijn ziekenhuisjaren veel routinewerk had verricht, besefte hij zeer goed, dat hij slechts een normaal geneesheer was, zonder buitengewone chirurgische be kwaamheid. En hij was zich op dit moment wel bewust, dat hij slechts één minieme afwijking met zijn lancet be hoefde te maken om met noodlottige gevolgen in den lateralen sinus van de hersenen door te dringen. Al hetgeen hij den grooten Macewen met bekwame zekerheid had zien ver richten, en alles wat hij in studieboeken gelezen had, ontschoot heig op dit oogenblik, nu hij het dringend noodig had. Hij werkte instinctmatig, voelde blindelings zijn weg, en was er vap doordrongen dat de verwilderde oogen van Robert Glen op hem gericht waren..,. Hij was nu tot op het been van de hersenpan; iedere onjuiste handeling zou noodlottig zijn en de uiterste voor zichtigheid was (lus vereischt. Met een kleinen holbeitel boorde hij in het antrum. Het been bood meer tegen stand dan hij verwacht had. Had hij geen fatale vergissing gemaakt bij het vaststellen van de diagnose! Het koude zweet brak hem uit Langzaam, maar met groeiende ver twijfeling, boorde hij dieper en nog dieper. En toen, op het oogenblik dat hij voelde onvermijdelijk het hersen weefsel te moeten raken, bereikte hij de plaats van alle zorg. Zorgvuldig krabde hij de holte schoon, bette de wond met een ont smettingsmiddel en verbond haar met jodoformverband. Vijf minuten later lag de patiënte weer op het geïmproviseerde bed, rustig en diep ademhalend, alsof zij sliep. Het geheele volgende uur week Hyslop niet van haar zijde. Tweemaal nam hij haar temperatuur op. In dien korten tusschen tijd daalde de thermometer ten volle anderhalven graad. Haar polsslag werd bovendien krachtiger. Hij was overtuigd dat zij zou herstellen. Eindelijk stond hij op en pakte zijn valies, vervuld met dat gevoel van voldoening, waarop een dokter in een jarenlange praktijk van lijdelijk toezien slechts zelden bogen kan. Al dien tijd had hij Robert Glen geen blik waardig gekeurd, noch een woord tot hem ge sproken, maar nu keek hij hem aan. De man bevond zich bij de tafel, waar hij ook tijdens het voorbije uur onbeweeglijk gestaan had, terwijl hij Hyslop gadesloeg. De dokter bemerkte dat de gemelijk heid uit Glen's somber gelaat verdwenen was en met barschen triomf in zijn stem zei hij„Ze zal er nu wel bovenop komen." De ander stotterde: „J-ja, inderdaad, ze ze ziet er veel beter uit." Finlay Hyslop las op zijn gelaat dat Glen aan een vreeselijke emotie ten prooi was innige dankbaarheid en die diepgewortelde haat en wantrouwen in zijn medemenschen streden een zwaren strijd in zijn gemoed. De gram storigheid in den dokter verstierf om plaats te maken voor een diep mede lijden. Zóó zichtbaar ontroerd was deze man, ondanks zichzelf, door het voor uitzicht op herstel van zijn dochter. Om de situatie te vergemakkelijken knikte Hyslop in de richting van de vrouw des huizes, die ongemerkt naar het bed was gekomen om de plaats, welke hij zelf zoojuist verlaten had, weer in te nemen. „Eén ding moet je niet vergeten. We zijn héér dank ver schuldigd, want zij heeft me gevraagd hier te komen." Verschrikt volgde Glen's sombere blik de aangeduide richting. „Ik begrijp het niet," mompelde hij. „Dat is onze dienst meid, Jeanie. Ze kent geen woord Engelsch alleen maar Keltisch." „Alle menschen!" riep Hyslop uit. „Snap je dan niet, hóé ik geroepen werd! Telefonisch natuurlijk." Robert Glen staarde hem met ver bazing aan. „Mijlen in den omtrek is kier geen telefoon te vinden." Eén blik op Glen's gelaat overtuigde den dokter, dat hij de waarheid sprak. Hij keek Glen recht in de oogen en het begon hem te duizelen. Hijgend stootte hij uit: „Lieve hemel, man, dringt het dan niet tot je door dat het je vrouw was, die me verzocht dit bezoek te brengen! Telefoon of geen telefoon, maar dezen zelfden nacht heeft ze met mij gesproken. Ik vroeg haar wie zij was en zij vertelde me onverholen an duidelijk dat ze jouw echtgenoote was." Robert Glen stak als een toren boven den dokter uit en hartstochtelijk hief hij zijn gebalde vuist op. Hyslop dacht dat de man op het punt stond om hem neer te slaan. Maar met bovenmensche- lijke inspanning werd Glen zichzelf weer meester. Schor bracht hij uit „Mijn vrouw is vijf jaar geleden in deze zelfde kamer gestorven." Tusschen de tanden, up onbereikbare plaatsen en speciaal aan de achterzijde van de tanden zet zich het tandsteen af. Eerst is het een weeke sub stantie, die echter langzamerhand harder wordt en het tandvleesch tot ontsteking brengt. He ge vreesde ^zakken" ontstaan en het tandsteen gaat voort zich op den tandhals rast te zetten. De steeds verdergaande ont steking van het tandvleesek leidt tot het gaan loszitten en ten slotte tot het uitvallen van de tanden, tenzij bijtijds voor de verwijdering van dien gevaarlijken vijand van het gebit wordt gezorgd. Verzorg Uw tanden met Solvolith, de eenige tandpasta, die het natuurlijke Harlsbader bron zout bevat, het bekende afweermiddel tegen tandsteen. Solvolith, extra zacht en een ware weldaad voor gevoelig tandvleesch, is het ide ale middel voor de dagelijksehe mondverzorging en wordt door rookers gebruikt ter verwijde ring en voorkoming van nieo- tine-aanslag. N. V. SOLVOLITH COMPANY AMSTERDAM door regelmatig gebruik van Voet-Poeder

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 15